Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor Studie en Leidraad

De naam der S.G.P. III.

In onze vorige artikelen, handelende over de naam der S.G.P. hebben wij uiteengezet, dat deze volstrekt niet zonder zin of betekenis is. Wij hebben juist het tegendeel daarvan bewezen. In die artikelen toch hebben wij met redenen omkleed uitecnge-b zet, dat die naam van Veel positiever en belijmder aard is, dan de namen p Anti-revolutionnair en Christelijk-Historisch, daar hij het wezen en streven der S.G.P, alreeds nauwkeurig bepaalt en de doeleinden, welke die partij nastreeft, met juistheid aanwijst, terwijl men onder de benamingen van Christelijk-Historisch en Anti-revoluüonnair nog geheel verschillende kanten op kan. Voorts hebben wij in die artikelen aangegeven, dat de naam der S.G, P. helder en klaar uitwijst, dat deze partij zich op staatkundig terrein eweegt en derhalve geen kerkelijke partij, niet een partij van een beaalde kerkformatie, maar interkerkeiijk is, gelijk ook in haar bestaan blijkt, daar leden van onderscheidene kerken er lid van zijn en zij altijd haar deuren wijd open gezet heeft en nog wijd open zet voor een ieder, die instemming betoont met haar beginselen, onverschillig van welke kerkelijke formatie hij ook lid moge zijn. Wij zijn die artikelen beëindigd met uiteen te zetten, dat de S.G.P. — zoals reeds overvloedig uit haar naam blijkt — de staatkunde en haar beoefening niet door God verboden, maar integendeel door God geboden acht en aangetoond, dat zulks het eenparige gevoelen van de oude Gereformeerden en dat der oude Christelijke kerk was, daarbij er melding van makende, dat de dopersen eertijds van ander oordeel zijn geweest, verklarende, dat de politiek en elke deelneming daaraan als een gans werelds bedrijf van God verboden was en dat deswege geen enkele Christen zich daarmede mocht inlaten.

Thans willen wij^net beroep op Gods Woord aantonen, hoe zeer de opvatting der dopersen op een misvatting berustte en hoe wel gegrond de overtuiging onzer Gereformeerde voorvaderen en het oordeel der oude Christelijke kerk waren en tevens, hoe juist het standpunt is, dat de S.G.P. in deze inneemt.

Ware de opinie der dopersen juist geweest, dan zou God nooit Zijn profeten geboden hebben om zich met de staatkunde van Israels koningen te bemoeien, hetgeen Hij integendeel wel gedaan heeft en bij herhaling zelfs gedaan heeft. Men overwege toch het onwedersprekelijke feit, dat de Heere profeet na profeef verwekt heeft, ook al, opdat deze op Zijn uitdrukkelijke last Israels koningen en volk zouden aanzeggen om in Zijn inzettingen te wandelen, ten einde het bestuur en de wetgeving van hun land overeenkomstig Zijn geboden ingesteld zouden worden. Men bedenke hierbij slechts, dat de Heere de profeet Elia expresselijk geboden heeft om zich naar koning Achab te begeven, opdat hij tegen diens goddeloze staatkunde zou getuigen. En van zulk een groot gewicht oordeelde de Heere deze zaak te zijn, dat Hij de profeet éénen andermaal naar Achab zond, ook al was het Hem van te voren bekend, dat de koning niet te overreden was, Elia had de goddelijke last maar te volvoeren, ook al was zijn stem daarbij als eens roependen in de woestijn en haalde hij zich daarbij de grimmige toorn van Achab en Izebel op zijn hals.

Zo zouden er veel meer voorbeelden zijn aan te halen, dat de Heere Zijn profeten tot Israels koningen zond en tot het volk deed spreken, opdat zij zich zouden bekeren van hun boz? wegen en ook opdat zij zich ini het staatkundig leven naar Zijn Woord en Wet zouden ge'dragen. Doch wij achten zulks allerminst nodig, daar dit van zo algemene bekendheid is bij degenen, die met de geschiedenis van het oude Israël ook maar enigermate op de hoogte zijn, dat wij daaraan geen woord meer behoeven te wijden.

Wel achten wij het van belang in deze er de aandacht op te vestigen, dat Israels godvruchtige koningen het er op aanlegden, dat hun staat kunde naar Gods geboden zou gevoerd worden. Daartoe wekten zij ook hün volk gedurig op. Daarop had ook koning David het oog, toen hij zijn zoon Salomo bij de aanvaarding van diens koningschap op het hart drukte; Neem. waar ds wacht des Heeren, Uws Gods, om te wandelen in Zijn wegen, om te onderhouden Zijn inzettingen en Zijn geboden en Zijn rechten en Zijn getuigenis, gelijk geschreven is in de wet van Mozes; opdat gij verstandelijk handelt in al wat gij doen zult en al waarheen gij u wenden zult. In dezelfde geest handelende, deed koning Asa het volk aanzeggen, dat zij de Heere, de God hunner vaderen moesten zoeken en zich volgens Zijn wetten en geboden hadden te gedragen. Zo deden alle godvrezende richters en koningen vóór en na David. Om er maar een enkele met name te noemen; Jozua en Samuel, Hiskia en Josaphat,

Terwijl wij hierbij bovendien nog onder het oog onzer lezers willen brengen, dat God de Heere het staatkundig beleid der godvruchtige koningen overvloedig met Zijn zegen heeft bekroond, gelijk dat zo duide ' lijk aan de dag treedt bij koning Da vid, wie de Heere de overwinning over al zijn vijanden gaf en wiens regering Hij zo voorspoedig gemaakt heeft. En ook al, dm nog een enkel voorbeeld bij te brengen, in de regering van koning Asa, wie de Heere de overwinning over de Moren schonk. Ook moge hierbij onder da aandacht gebracht worden, dat de Heere daarentegen Zijn geduchte toorn openbaarde en Zijn vreselijke straffen voltrok tegen over die vorsten en volken, die in hun staatkundig leven Zijn inzettingen versmaadden.

Men zou tegen hetgeen wij hier aangevoerd hebben, kunnen willen inbrengen, dat onze bewijsvoering bepaaldelijk op het Oude Testament berust, doch dit gaat in genen dele op, daar toch ook het Nieuwe Testament ons hetzelfde leert,

Christus Zelf heeft toch de gedragswijze der profeten onvoorwaardelijk goedgekeurd, ja, er zelfs het zegel van. Zijn bijzondere goedkeuring aan gehecht, waar Hij sprak, dat Hij niet gekomen was om de wet en de profeten te ontbinden, maar om die te vervullen. Nergens heeft Hij er dan ook zelfs met een enkel woord van .gerept, dat met Zijn komst één koning, magistraatspersoon of volk ontslagen zou zijn van de van Gods wege door de profeten op hen gelegde verplichtirig ter zake van staatsbestuur en staatkunde. Het is daar verre vandaan. Zowel de overheid als de onderdaan hebben ook nu na Christus' komst op aarde er naar te staan, om in alles, ook ten opzichte van het staatsbestuur en het politieke leven, Gods ere te zoeken, door Gods wet te betrachten. Ook daarin dient nu nog naar de wille Gods gehandeld te worden. Daarin heeft het Nieuwe Testament generlei wijziging gebracht. Evenzeer als het Oude eist ook het Nieuwe Testament, dat de mens, van welke kwaliteit of rang hij ook moge zijn, in al zijn handelingen, zelfs in al zijn woorden en gedachten Gods eer zal zoeken en bedoelen. Het is toch aan geen menselijke autoriteit noch aan enige tijd of plaats gebonden eis Gods, dat Hij van een iegelijk mens vordert, dat deze, het zij hij eet, het zij hij drinkt, het zij hij iets anders doet, dat alles ter ere Gods zal doen. Heel het leven van een iegelijk mens behoort daarop ingesteld te zijn, dat hij ter ere Gods leeft. Dat eist de Heere van een ieder, om het even wië~Eïfls, Van de hoog geplaatste in de maatschappij niet minder dan van de laag geplaatste. Op die eis maakt Hij voor niemand uitzondering. Hij heeft er recht op en is het o zo waardig, dat Hij van elk mens geloofd, gevreesd, gediend eü geprezen wordt. Het komt Hem toe, dat heel het leven aan Hem en Zijn aienst gewi'Jd is. En dit te alleii iijde fcjK. aan alle plaats., onder ane omstandigheden en ook in elk beroep. Zowel in dat van een magistraatsals van een particulier persoon.

Dat dit in het Oude Testament van Gods wege geëist werd, hebben wij reeds in ons artikel aangetoond. En dat hetzelfde het geval is ten aanzien van het Nieuwe Testament, heb­

ben wij met beroep op Christus' uitspraak reeds bewezen, doch zullen bet nog nader aantonen, dat voor de staatkunde en wat daarmede samenhangt ook daarin dezelfde eisen gelden als in het Oude.

Ook in het Nieuwe Testament zijn ons met het oog op het grote gewicht dezer zaak duidelijke richtlijnen aangegeven.

De Heilige Geest biedt ons dez© bij monde van de apostel Paulus onder meer in het dertiende hoofdstuk van de Brief aan de Romeinen, Hij a noemt daarin niet zonder grote oorzaak en reden tot twee malen toe de Overheid , , Gods dienares". Daar mede wordt op gans overtuigende wijze geleerd, dat de Overheid als dienaresse Gods, aan God, Zijn Woord en Wet, gebonden is. Hetgeen inhoudt, dat het overheidsambt niet uitgeoefend mag worden naar het particulier inzicht, noch naar de consciëntie van een overheidspersoon, naar naar Gods Woord en Wet Gode ter eer. En niet minder heeft het onbetwistbaar in, dat geen enkele ma.gistraatspersoon zijn ambt ten eigen bate of profijt mag uitoefenen, doch daarin slechts Gode heeft te dienen, opdat hij, de Heere dienende, de welvaart en de zaligheid zijner onderdanen zal dienen. Ook m blijkt daaruit zonneklaar, dat de staatkunde bij God de Heere niet wordt aangemerkt als een onverschillige of louter Tvereldse aange­ w legenheid, waarmede een Christen n zich niet mag of behoeft in te laten, i maar integendeel, als een zaak van n hoog gewicht, waaromtrent Hij zo­ l wel aan Overheid als onderdaan zijn bevelen en eisen gesteld heeft, om E haar naar Zijn Woord en Wet te voeren. lr

En dat dit metterdaad zo is, wordt ons in de beide Testamenten der Heilige Schrift op tal van plaatsen nog nader beschreven en bevestigd. Daarvoor willen wij uit de tweede Psalm nog aanvoeren; Nu dan, gij koningen handelt verstandiglijk, laat u tuchtigen, gij rechters der aarde. Dient de Heere met vreze en verheugt u met beving. Kust den, Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden, Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen. E z d b D t r r D

Daarvoor zullen wij uit het Nieuwe v Testament nog bij brengen, wat in o I Timothëus 2 beschreven staat, p waarin de apostel Paulus aangeeft, g dat het enige oogmerk van het ambt l der Overheid moet zijn, dat haar onderdanen een stil en gerust leven in alle godzaligheid en eerTjaarheid zullen leven.

Wij zouden over deze aangelegenheid nog veel kunnen schrijven, ja, zelfs een hele reeks artikelen, hetgeen wij echter thans niet zullen doen, omdat wij daarmede te zeer buiten het kader zouden treden van het eigenlijke doel, waarmede wij de­ ze artikelen schrijven, namelijk om een uiteenzetting van de beginselen der S.G.P. te geven. Wij achten zulks ook allerminst nodig, dewijl uit hetgeen wij met beroep op Gods Woord in dit artikel geschreven hebben, duidelijk genoeg blijkt, dat, zoals Jan Taffin het eenmaal in zijn boekwerk , , Boetveerdigheidt des Leevens" uitdrukte, er van Gods we­ ­ge ten opzichte van de staatkunde en hare beoefening èn op de Overh.id èn op de onderdanen schuldige plichten rusten en dat de opvatting der dopersen, in het licht van Gods Woord bezien, dat de staatkunde en al wat daarmede in verband staat, namelijk, dat dit een wereldsÏ zaak is, waarmede een christen zich niet mag inlaten, geen steek houdt, ja, naar den Woorde Gods beslist verworpen moet worden.

Helaas zijn er in ons land nog kringen, waarin men geheel ten onrechte de doperse opvatting als zuiver Gereformeerd aanziet en haar in overeenstemming met Gods Woord acht te zijn. En ook zijn er kringen, waarin dit niet zo zeer het geval is, maar waarin men zich in flagrante strijd met Gods getuigenis toch niet anet enige politiek wil inlaten, omdat men haar minwaardig acht, zeggende, dat folitiek niet anders dan knoeierij is.

Ongetwijfeld komt er in de politiek veel knoaierij voor. Maar men noeme ons eens enige menselijke, openbare verrichting op, waarbij zich geen geknoei voordoet. Kwalijk zal men in de samenleving enige tak van arbeid of nijverheid kunnen noemen, v/aarbij geen knoeierij voorvalt. Dit is stellig met de handel het geval. Hoevele gemene en lage praktijken komen daarbij niet gedurig voor. Doch daarmede is de handel op zich zelf nog niet veroordeeld en ons ook niet van God verbeden. Hetzelfde geldt van de arbeid. ' Ook daarbij wordt geknoeid. Nochtans mag men zich daarom aan de arbeid niet onttrekken.

Zowel de arbeid als de handel zijn onmisbaar voor het bestaan van een welgeordende maatschappij. Zij kunnen onmogelijk gemist worden, niet in het leven van een volk zelf en ook niet in het leven der volken onderling.

Evenmin de politiek, de staatkunde, de Overheid en het bestuur des lands, al treft men daarbij gedurig rfans ongerechtige dingen aan. Er kan nu eenmaal geen enkel volk zonder overheid bestaan.. Aan welk een verwarde staat van zaken zou een land prijs gegeven worden, indien er geen wettig bestuur was om besturend en wetgevend op te treden en elke onderdaan maar kon doen wat goed was in zijn ogen. Daarbij zou een ongebondenheid optreden, die geen grenzen kende, zouden moord en doodslag, dieverij en roverij aan de orde van de dag zijn en zou de ene burgeroorlog de andere gestadig opvolgen, •

Dit hebben onze Gereformeerde voorouders zeer wel begrepen. Daarom hebben zij vierkant tegen de doperse opvatting in op geheel Bijbelse grondslag in artikel 36 hunner geloofsbelijdenis beleden:

IIWij geloven, dat onze goede God, uit oorzaak der verdorvenheid des menselijken geslachts, koningen, prinsen en overheden verordend heeft, willende, dat de wereld geregeerd worde door wetten en politiën, opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen worde en het alles met goede ordinantie onder de mensen toega". m dit artikel werd nadrukkelijl vastgesteld, dat de politiek, dat is de staatkunde, niet als een onverschjl, lige, geringe, . minderwaardige zaal of als een wereldse aangelegenhei( waarmee een christen zich niet maj inlaten, mag worden beschouwd * maar dat zij als een instelling Godi van de Heere Zelf verordend is, Mede werd in dat artikel haar hooi ' en heilig karakter aangewezen, na meiijk, dat de staatkunde diensti moet zijn om alle ongebondenheid ' alle knoeierij en verdere van Goi l verboden praktijken onder de men ' sen te weren en dat zij, gelijk on in het verdere deel van dit artiki k geleerd wordt, bovenal moet dienei " om alles wat ter ere Gods bevorder ^^ liik is, te behartigen, n

Volgens dat artikel heeft God lei " aanzien van de politiek overheid e; M onderdaan een verplichting opge ' legd. Ongetwijfeld een ^er dure vet ïn plichrting, welke geen enkel mens '^ wie dan ook, omdat zij een goddelij ^ ke ordinantie is, mag minachten c •' zelfs klein achten. Het is dan oo n — ' - ^ U zonder enige twijfel een miskennin van Gods duidelijk uitgesproken wi een schromelijke zonde, als ieman de beoefening van staatkunde wijst met de smadelijke opmerkbj alle politiek is knoeierij, een zwei delzaak, waarmede men niets va doen moet hebben. ii li a c e ak e

Zo iets hebben de dopersen vroegi le wel beweerd en beweren de anai le chisten thans nog, maar zo iets hel c ben de oude Christelijke kerk en i a Gereformeerden van de oude stemp( i" nooit beweerd, ia Trouwens, hoe zouden zij dit oo rt hebben kunnen doen, waar God bi e veelt, dat er voor de Overheden g< beden, smekingen en dankzegginge gedaan moeten worden. De apost Paulus, door Gods Geest daartoe g dreven, heeft dit bevolen en dat wel in een tijd, waarin zulk een goi deloos monster als keizer Nero !i rijksbewind voerde. ie ic ei oe

Uit dit bevel van de apostel nog te meer, welk een hoge waan de Heere aan de overheid en staatsbestuur toekent. Daaruit vloe nog tevens voort, dat.het niet ailei de dure roeping van de onderdaan om zijn overheid in den gebede gedenken, haar te gehoorzamen i o w zo verre haar geboden niet tegi o Gods Wet indruisen, maar ook, o i zo veel in zijn vermogen is. er M te staan, dat zulk een overheid v€ r kozen wordt, die j^oornemens is o e overeenkomstig Gods geboden h i land te besturen.

Aan deze dure roeping mag geen e hele burger des lands zich entire ken. Hij mag zich in zondige weg vi l deze zo gewichtvolle zaak niet i ' maken met de bewering: alle po tiek is toch maar knoeierij, een i ï heel wereldse aangelegenheid, ' christen onwaardig en verboden, Evenmin mag hij dat doen met e p andere bewering, welke de dopers ^a ten dage van de Hervorming ook e naar voren brachten en wel de > dat de tijden zo donker waren, « ' het toch een verloren zaak was, zi ' met het bestuur des lands te ' ' moeien. Ook daarin zijn onze P * vruchtige. Gereformeerde voorval e ren niet met de dopersen accoo e gegaan. Integendeel! Zij hebben z' een bewering scherp veroordeeld gedurig bestreden. Zij stelden de < persen daarbij voor ogen, dat 'd o Heere Jezus geboden had; Ge Gode wat Godes en de keizer v e des keizers is en dat dit gebod Qi • nog zo donkere tijden niet krach o loos kon worden gemaakt. Zij 1" ben niet opgehouden met er op wijzen, dat zowel in dagen van jving als in dagen van, verval j Heeren gebod zijn volle kracht jehield en elk veffplicht, was zich 'aaraan onvoorwaardelijk te onderwerpen voor het even welke tij^ het /as. Zowel in tijden van voorspoed "; lis van tegenspoed, van opgang als •an neergang,

ifltfetwijfeld hadden onze vaderen iet daarin bij het rechte einde. Gods !eboden hebben toch een eeuwigjurende kracht. Zij zijn aan geen tijd if plaats 'gebonden. Zij gelden voor ille tijden en alle plaatsen. Zij gollen in Paulus' dagen, in die der Hervorming en zij 'gelden ook in onze gen. In onze dagen stellig niet ninder dan in vroegere dagen, onze dagen toch trekken allerlei " educhte machten tegen de Heere en !ijn geopenbaard Woord op, ïnerzijds spant Rome al zijn krachen in om ons land weder onder tauselijk bewind te brengen; anderlijds grijpt het communisme naar de lacht,

Ke dan ook met Gods Woord nog iiiige rekening houdt, late zijn oor liet lenen aan de oude doperse opatting en aan redeneringen en be-; chouwingen, welke daaraan nauw erwant zijn. Hij bedenke, dat ter : ake van de staatkunde en haar'belefening een goddelijke plicht op lem rust. Hij moge de overheid in len gebede gedenken en hij bechouwe politiek nimmer als een ; aak van luttele betekenis, n, og veel m inder als iets ongeoorloofds. Hij ta er naar. dat het bestuur en de wetgeving des lands naar Gods inettingen ingericht worden.

et dat doel werd de S, G, P, opge-: ht. Zij beoogt op staatkundig terein overheid en onderdaan terug te oepen tot de Wet en tot de Getuigenis. Daarvoor beweegt zij zich, getuige haar naam, op staatkundig terrein. Een ieder, die haar beginselen deelt, onverschillig van welke kerkformatie hij ook lid moge zijn, sluite zich bij haar aan. Ook al is haar stem, als die van Elia, maar al te vaak een stem als die van een roepende in de woestijn, nochtans is haar streven van grote en hoge betekenis en verdient zij deswege steun. Haar beginselen zijn dat waard, zelfs overwaard. Daarvoor hebben de vaderen goed en bloed gelaten, vele edele martelaren zelfs hun leven gegeven. Daarom wekken wij dan ook een ieder, die naar den Woorde Gods begeert te leven, met alle vrijmoedigheid op, om schouder aan schouder onder haar vaandel op te trekken in de zware strijd tegen on-en bijgeloof.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 november 1947

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 november 1947

De Banier | 8 Pagina's