Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zuchten der kerke Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zuchten der kerke Gods

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want ook in deze zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden. 2 Cor. 5 : 2

Heeft de apostel in het voorgaande hoofdstuk van de verdrukking, die Gods volk op aarde onderworpen is, gesproken; nu heft hij in dit en het volgende hoofdstuk een triumflied aan. Waarna hij dan met een blik op hun tegenwoordig leven op aarde laat volgen: „Want ook in deze zuchten wij" en merkt hen dus aan als zuchters.

In een natuurlijke zin ontstaat dit zuchten met een diep ophalende ademtocht naar boven, die uit verschillende oorzaken ontstaan kunnen. Maar hier doelt de apostel met dit zuchten op een geestelijke ademtocht, die voortvloeit uit hun zieleleven, dat zij door wederbarende genade ontvangen hebben. Dat volk kent bij aanvang een zuchten naar God en Zijn zalige gemeenschap om genade te mogen ontvangen tegenover hun zonden, die zij hebben bedreven. Zij kennen een zuchten onder hun druk en kruis, dat zij moeten doorleven, alsmede onder het geweld van een boos en verdorven geslacht, dat op aarde heerst, gelijk Loth, die in Sodom zijn rechtvaardige ziel daarmede kwelde. Gelijk zij ook thans mede in onze dagen doorleven, waarin van Overheid tot onderdaan de goddeloosheid en bandeloosheid zegevieren.

Maar ook een zuchten, waarop de apostel doelt, wanneer hij zegt: „Want ook in deze zuchten wij". Namelijk in het lichaam der zonde en des doods, waarin zij thans nog met hun ziel moeten verkeren en aan de aanvallen des satans zijn onderworpen.

O, hoe moeten zij dan ook nog veelal met de apostel getuigen, dat, wanneer zij het goede willen doen, het kwade hun bij ligt. Hun geestelijk leven kan zich daarmede niet verenigen en dit veroorzaakt een gedurige strijd in hun ziel. Zij zijn 'n twee-mens. Die nieuwe mens, die zij door wederbarende genade ontvangen hebben, zou hier volmaakt voor de Heel-e willen leven, uit innige liefde en betrekking, die zij op God gevoelen; maar zij worden daarin door die oude mens der zonde gedwarsboomd en die twee staan tegenover elkander, wat dan ook de apostel deed zuchten: „Ik ellendig mens! wie zal mij verlossen van het üchaam dezes doods"? Maar hij mocht laten volgen: „Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere". Die was de Overwinnaar over dood en graf.

Zo laat dan ook de apostel volgen: ..Verlangende met onze woonstede, die uit de hemel is, overkleed te worden".

De apostel had een begeerte en verlangen om met de woonstede, die uit de hemel is, overkleed te worden. Een verlangen naar God en om de zalige gemeenschap met Hem volmaakt te mogen smaken, in gezelschap met al de heilige troongeesten en al degenen, die dan met hem de kroon mogen werpen aan de voeten van 't gezegend Lam en mogen getuigen: „Gij hebt ons Gode gekocht met Uw dierbaar bloed en zijt waardig te ontvangen alle lof en aanbidding", O, mijn waarde lezer, er wordt thans veel gezucht om een aards huis als woning voor ons lichaam te mogen verkrijgen. Maar op zijn best is dit dan slechts maar voor 'n korte tijd. Ons lichaam is slechts 'n tabernakel, waarin onze edele ziel een tijd lang verblijf houdt. Maar zij alleen zijn gelukkig, voor wie, als deze aardse tabernakel verbroken wordt, in die plaats een hemelse tempel is bereid. Een gebouw, niet met mensenhanden gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. De hoogbegenadigde apostel, die daarvan de bewustheid mocht deelachtig zijn, is thans reeds voor eeuwig in de hemel.

Maar nu zijn er velen, die voor zichzelf "iet met volle verzekerdheid des geloofs tot die wetenschap komen. Zij blijven als zuchters daarover en zeggen: Zou ik ook wel bij die bevoorrechten behoren?

Doch het kleinste kind is zowel een erfgenaam van die hemelse weldaad als het grootste. Ook voor hen is door de Heere Jezus dezelfde bloedprijs gestort, al moeten zij voor zichzelf daarvan de verzekering missen, Dat de Heere u maar geve te staan naar op te wassen in de genade en veel te vragen met een behoeftig hart: Is er voor een nare kermer, is er voor mij ook een open oor en een plaatsje in dat hemelhuis daarboven? Het is onze wens en bede dat al Gods kinderen veel de kleinste in zichzelf mogen worden.

K. a. d. R. Ds. B. v. N.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1947

De Banier | 8 Pagina's

Het zuchten der kerke Gods

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1947

De Banier | 8 Pagina's