Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KERK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KERK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE TWEEDE KAMER

Rede Ds. Zandi

Dezer dagen voerde Ds. Zandt weder het pleidooi voor rechtsherstel der Ned. Herv. Kerk. Dewijl de rede helder en klaar is, wensen wij daar niet nader op in te gaan. Alleen willen wij nog melding maken van het woord, dat Ds. Ledeboer eens sprak, toen hij zeide: „De Nederlands Hervormde Kerk is de onze en God zal ze op Zijn tijd ons wedergeven". Woorden, waarmede Ds. Zandt ten vorigen jare zijn pleidooi besloot.

De Minister, die Ds. Zandt beantwoordde, liet zich over de zaak zelf niet uit, maar verklaarde, dat hij hetgeen Ds. Zandt in zijn rede gezegd had, bepaaldelijk diens verzoek aan zijn ambtgenoot, de Minister van Justitie, ter kennis zou brengen. Daarentegen trad de Christelijk-Historische afgevaardigde, de heer Schmal, gelijk ook de vorige maal, weder tegen Ds. Zandt op. Met een grote omhaal van woorden, die met de zaak zelf, waar het om ging, niets uitstaande had, kwam hij op het eind met een oud liberaal argument voor de dag, dat mr. Groen van Prinsterer ook al voor de voeten geworpen was, n.l. dat de Overheid geen recht zou hebben om het gepleegde onrecht te herstellen. Dat was dan bij de vele vonden, die van Christelijk-Historische zijde bij de kwestie bedacht en ter sprake gebracht zijn, er één uit de oude, liberale doos. Waarlijk, de liberalen hadden het mr. Schmal niet kunnen verbeteren. Het was een paardje, dat ook zij zo gedurig van stal gehaald hebben, als ze mr. Groen in zijn welgegronde opvatting in zake rechtsherstel der Ned. Herv. Kerk bestreden. Niet ten onrechte sprak Ds. Zandt van een diep verval der Christelij k-Historischen. Daar er geen gelegenheid voor repliek bestond, was het Ds. Zandt niet mogelijk de heer Schmal in de Kamer zelf te bestrijden en hem voor te houden, dat hij bij de liberalen ter schole was gegaan, daar zij lang voor hem hetzelfde op hun katheders geleraard hebben. Wij zullen het hierbij laten en laten hier nu de rede van Ds. Zandt volgen.

Ds. Zandt sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! De korte spreektijd, die mij bij deze afdeling is toegemeten, mag mij niet beletten, om hier ook dit jaar weder een onderwerp ter sprake te brengen, dat door Ds. Kersten en mij in deze Kamer jaren achtereen te berde gebracht is. Om daarover in het geheel niets te zeggen, daarvoor is de zaak veel en veel te belangrük. Al is ons, als zo vele malen te voren, reeds ook thans een weigerend of ontwijkend antwoord gewaarborgd, toch kunnen wij niet nalaten, daarover te spreken en deze hoogst belangrijke kwestie nogmaals onder de aandacht der Regering, van het Parlement en ons volk te brengen.

Het onderwerp betreft de Nederlands Hervormde Kerk en het onrecht, dat die Kerk door de Overheid in 1816 werd aangedaan.

Die Kerk werd in de dagen der Hervorming door God Zelf als een voortzetting en uitbreiding van de algemene Kerk van Christus op onze vaderlandse bodem geplant. Zij is derhalve geen menselijke instelling, maar een goddelijke, gebouwd als zij door de hand des Allerhoogsten was op het vaste fundament der apostelen en profeten. Gesticht in 't bloed der martelaren is zij hier te lande tot grote bloei gekomen. Zo zelfs, dat zij er buitengemeen veel toe heeft bijgedragen, dat ons Vaderland op 'n groots en roemrijk verleden kan bogen. Niet alleen heeft zij als 'n hechte ringmuur om de oude Republiek der zeven Verenigde Provinciën gestaan, maar die Republiek heeft zelfs aan haar, haar aanzijn en bloei te danken gehad. Zo lang deze Kerk bloeide, bloeide ook de Republiek. Naarmate zij verviel, verviel ook de Republiek.

Deze Kerk — niemand heeft het ooit betwist — was een Gereformeerde Kerk. Dit kwam zowel in haar belijdenis, namelijk die der drie Formulieren van Enigheid, alsook in haar organisatie uit.

Aan die Kerk nu heeft de Overheid zich in 1816 schrikkelijk vergrepen. Op vrij despotische wijze is haar, zelfs geheel tegen de grondwet in, een synodale organisatie van Overheidswege opgelegd, welke geheel in strijd was met haar belijdenis, welke het wezen der Kerk uitmaakt.

Er is thans niemand meer, die ontkent, dat die Kerk een schromelijk onrecht door de Overheid is aangedaan. Kort nadat het geschied was, heeft men dat wel met behulp van allerlei erbarmelijke sophismen zoeken te ontkennen, maar thans is in heel het Koninkrijk geen jurist of theoloog van enige naam meer aan te wijzen, die zulks ontkent. Een jurist van naam, als de voorzitter der Eerste Kamer is, prof. Kranenburg, heeft in één zijner werken nog eens nadrukkelijk vastgesteld, dat door de Overheid bij een onwettig besluit de Nederlands Hervormde Kerk onrecht is aangedaan.

Dat onrecht — zo heeft mr. Groen van Prinöterer meermalen in zijn geschriften met klem van redenen betoogd, verjaart niet. De liberale Utrechtse rechtskundige hoogleraar prof. Hamaker heeft hetzelfde oordeel uitgesproken. Deze bekwame jurist heeft zelfs als zijn welgefundeerd oordeel te kennen gegeven, dat in dit geval het onrecht niet kan verjaren.

Mijnheer de Voorzitter! Het is mede op de door mij aangevoerde gronden, dat wij nu al jaren achtereen bij de achtereenvolgende Kabinetten en Ministers bepleit hebben, dat zij als eerste stap tot herstel van het aan de Nederlands Hervormde Kerk gepleegde onrecht de door mij herhaaldelijk met name genoemde Koninklijke besluiten zou intrekken, opdat er recht zou geschieden aan de Gereformeerde gezindheid, welke een onvervreemdbaar recht op die Kerk heeft. Men heeft ons hierbij van Christelij k-Historische zijde (ik meen, dat het door de geachte afgevaardigde de heer Krol is gedaan, in elk geval is het door een afgevaardigde van Christelij k-Historische huize geschied) tegengevoerd, dat ons verzoek in deze Kamer niet thuis hoorde. Maar dit is ons geheel ten onrechte tegengevoerd. Het is toch de Overheid, die onrecht pleegde en het is geheel in overeenstemming met de parlementaire tradities, dat men in het Parlement zich tot de Overheid wendt met verzoek om herstel van het door haar begane onrecht. Zo deed mr. Groen van Prinsterer, die toch stellig wel wist wat al dan niet in het Parlement ter sprake gebracht behoorde te worden. Trouwens, het doet heel vreemd aan, dat het juist telkens en telkens weer als door ons het verzoek om rechtsherstel tot enige Minister gericht wordt, de Christelij k-Historischen zijn, die met allerlei ongegronde en kwalijk bedachte uitvluchten-ons tegenkomen. Alzo was het reeds in de dagen, dat mr. Schokking en ds. Langman als Christelij k-Historische afgevaardigden in deze Kamer zitting hadden en alzo was het ten vorigen jare nog, toen mr. Schmal zich tegen ons stelde. Nu eens komt men van Christelijk-Historische zijde aandragen met de geheel ongegronde bewering, dat deze zaak eigenlijk niet in het Parlement thuis hoort, dan weer met een dito bewering, zich beroepende op het Koninklijk Besluit van 1870, terwijl toch volgens mr. Groen van Prinsterer en prof. Hamaker, dat Koninklijk Besluit hoegenaamd geen wijziging of iets, dat naar rechtsherstel zweemt, gebracht heeft; of ook al — zoals de geachte afgevaardigde de heer Schmal ten vorigen jare — met de vondst, dat de Ministers het thans te druk hebben om zich met deze kwestie in te laten.

Deze en dergelijke vondsten moet men dan beluisteren uit de monden van Christelijk-Historischen, die anders : ÏO gaarne paraderen met mr. Groen van Prinsterer als hun geestelijke vader. Dat zij hun geestelijke vader daarbij als het ware een klap in het aangezicht geven, valt gemakkelijk te bewijzen. Hij toch was het, die heel zijn leven deze aangelegenheid als een zuivere rechtskwestie, welke niet door erbarmelijke sophismen en bedriegelijke uitvluchten vertroebeld mocht worden, heeft voorgestaan en verdedigd; hij was het eveneens, die deze zaak van zulk een eminent gewicht achtte, dat hij haar in deze Kamer met alle klem en kracht aan de Regering heeft voorgedragen en zelfs bij herhaling geschreven heeft, dat boven alle kwesties de emancipatie, het rechtsherstel der Nederlands Hervormde Kerk de voorrang behoorde te hebben. De Christelijk-Historischen bestrijden ddn ook feitelijk niet mij, maar wel mr. Groen van Prinsterer. Dat typeert wel hun diep verval. Even vreemd doet het aan, dat, terwijl niemand minder dan dr. Kuyper tijdens zijn kort verblijf als lid in deze Kamer met grote aandrang hetzelfde als wij thans vragen gevraagd heeft, het Ministers van Anti-Revolutionnaire overtuiging, onder wie met name zelfs dr. Colijn, geweest zijn, die ons verzoek van de hand hebben gewezen.

Mijnheer de Voorzitter! AI die bittere teleurstellingen, welke wij in deze in de loop der jaren hebben opgedaan, beletten ons echter niet om ons verzoek nogmaals te doen. Het grote gewicht der zaak geeft ons daartoe niet alleen de vrijmoedigheid, maar verplicht ons er zelfs toe. Het raakt hier toch een instelling Gods. Het geldt hier een groot volksbelang. Het herstel der Kerk zou onder Gods gunst niet minder dan het herstel der natie kunnen betekenen. Bovendien gebiedt ook het recht mij mi, in verzoek tot deze Regering te richten. De Gereformeerde gezindheid heeft en houdt toch een onvervreemdbaar recht op de Nederlands Hervormde Kerk. Elk, die haar belijdenis, hetzij in of buiten deze Kerk tot zijn belijdenis heeft, heeft recht op haar. Het is nog alzo, gelijk mr. Groen van Prinsterer eenmaal schreef: niet de vrijzinnige predikant ds. Zaalberg, maar mannen als Ds. de Cock en Ds. van Velzen, Ds. Brummelkamp en Ds. Ledeboer hebben recht op die Kerk. En dit geldt thans niet minder dan toen mr. Groen van Prinsterer dit en soortgelijke woorden schreef. Nu niet minder dan vroeger, waar toc^ te vrezen staat, dat de Gereformeerde gezindheid in de Nederlands Hervormde Kerk door de zogenaamde reorganisatie een nieuw onrecht zal aangedaan worden, waarover men zich niet alleen in Gereformeerde, maar ook in Confessionele kringen der Kerk — getuige sommige brochures — ongerust maakt. Wat een voorrecht zou het zijn, als al degenen, die in den lande de belijdenis der vaderen aanhangen, weder in één en dezelfde Kerk verenigd waren. Wat een gulden tijd was het, toen in het bloeitijdperk onzer landshistorie alle zonen en dochters der Hervorming schouder aan schouder binnen haar wanden optrokken. Toen werd door de gebeden dier Kerk de Overheid in haar zware taak ondersteund en bekrachtigd en onze legers en vloten in zo menige gans ongelijke strijd onoverwinnelijk gemaakt.

Mijnheer de Voorzitter! Het is uit deze door mij genoemde overwegin. gen, dat ik met alle vrijmoedigheid en tevens ook met de meest mogelijke aandrang de Minister verzoek om zijn medewerking er aan te willen verlenen, dat als eerste stap tot herstel van het in 1816 door de Overheid aan de Nederlands Hervormde Kerk gepleegde onrecht, de Koninklijke Besluiten van 7 Januari 1816 en van 23 Maart 1852 ingetrokken worden. De Minister heeft ons ten vorigen jare in zijn antwoord op onze rede verwezen naar de Minister van Justitie. Dienovereenkomstig hebben wij ons verzoek bij de afdelingen bij Hoofdstuk IV, dat der Justitie ter sprake gebracht. De Commissie van Rapporteurs heeft ons verzoek echter in het Voorlopig Verslag niet opgenomen, denkelijk van oordeel zijnde, dat ons verzoek bij het Departement van Justitie niet thuis behoort, maar bij hoofdstuk VII B. Daarom zijn wij zo vrij geweest om deze zaak hier weder bij dit hoofdstuk ter sprake te brengen, te meer daar deze kwestie ook in de regel bij dit hoofdstuk behandeld is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1947

De Banier | 8 Pagina's

DE KERK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1947

De Banier | 8 Pagina's