Voor Oud en Jong
VII
De Heere laat niet varen het werk Zijner handen, zo besloten wij de vorige maal. Hij kan toelaten, dat Zijn volk in zonden valt, soms diep valt, gelijk wij dat zien bij een Slmson, een David en andere Bijbelheiligen, maar afvallen, daarvan kan geen sprake zijn. Dat volk ligt immers van eeuwigheid besloten in 't liefdehart des Vaders en wie of wat ter wereld zal het daaruit ooit vermogen weg te rukken? Noch zonde, noch wereld, noch satan zijn daartoe in staat. Hoe ver Gods volk soms van de Heere moge afwijken, uiteindelijk worden zij weer op hun plaats gebracht en moeten hun afwijkingen en afdwalingen, hoe op zichzelf ook te veroordelen, nog medewerken tot de verheerlijking Gods.
Zo verging het ook dr. Barnes, die, gelijk we zagen, onder de invloed van allerlei dreigementen tenslotte gezwicht was voor Rome's dienaren. Dat hem dit niet met rust liet, kan men zich indenken. Gedurig klaagde zijn geweten hem aan van ontrouw, hetwelk onder de verdere bearbeiding des Geestes daarop uitliep, dat die ontrouw hem tot schuld werd voor God.
Ernstig en smartelijk waren de zielsT^orstelingen, die in de eenzame cel van de gevangenis werden doorleefd. Doch ook in die donkere g kerker'drongen de vriendelijke stralen van 's Heeren vertroostingen door.
Dr Barnes leerde opnieuw de kracht kennen van het bloed der verzoening, dat altijd vers en nieuw is en mocht weer vrede der ziel smaken. Juist in die tijd van innerlijke strijd over zijn afval van de waarheid werd hem door een vriend op bedekte wijze kennis er van gegeven, dat de koning met zijn raadslieden hun ontrouw aan het gegeven woord zo ver dreven, dat een schriftelijk bevel was uitgevaardigd, om hem de dood door het vuur te doen ondergaan. Die vriend meldde hem tevens, dat pogingen zouden worden aangewend, hem uit de gevangenis te bevrijden. Dat ging-wel niet zo gemakkelijk, maar toch gelukte het. Dr. Barnes ontkwam aan zijn kerker, werd door zijn vrienden enige tijd verborgen en wist aan de vervolging zijner vijanden te ontsnappen op een schip, dat voor Antwerpen bestemd was. Veilig kwam hij daar aan. Van daar reisde hij naar Wittenberg, waar hij Luther ontmoette, met wie hij vele aangename dagen mocht doorbrengen.
Na enige tijd daar vertoefd te hebben meende dr Barneë, dat hij, gezien de breuk tussen de koning en Rome, wel weer veilig in Engeland kon gaan wonen en werken. Zodoende keerde hij naar zijn vaderland terug. Barnes bleek zich echter vergist te hebben. Wel had Hendrik VIII met Rome om politieke redenen gebroken, doch niet met Rome's leer. Wie daarvan afweek werd als een vijand van het beloof beschouwd, hetgeen dr Barnes kreeg te ervaren.
Hij werd namelijk opnieuw gevangen genomen en nu in de Tower opgeslotpn, waaruit geen ontsnapping mogelijk was. Spoedig was zijn vonnis opgemaakt en werd hij veroordeeld om met Thomas Garet, pastoor van Londen en William Jerome, vicaris van Stephnoy de vuurdood te ondergaan op het Smithfield.
De 30ste Juni 1540 werd dit vonnis voltrokken.
De drie martelaren toonden in hun laatste ogenblikken, dat ze de dood onbeschroomd tegengingen. Vooral voor dr. Barnes was dit een grote zegen. Zijn afval van de waarheid toch drukte hem nog steeds. Blijvende smart over deze zonde gaf hem voortdurend een zwaarmoedig uiterlijk. Maar nu, met de dood in het gezicht, scheen deze last van hem afgewenteld te worden en met volkomen vrijmoedigheid, steunende op de enig geldende gerechtigheid, .die een schuldig zondaar voor God kan doen bestaan, beklom hij de brandstapel.
Op zijn verzoek kreeg hij toestemming om het volk voor het laatst toe te spreken. Daarbij sprak hij het volgende: „Ik ben hierheen gekomen, om als ketter verbrand te worden. Luister nu even naar de belijdenis van mijn geloof. Ik geloof in de Heilige Drieeenheid, drie Personen in één goddelijk Wezen, door Wie de wereld geschapen is en dat deze gezegende Drieëenheid de tweede Persoon heeft neergezonden in de schoot van de maagd Maria. Ik geloof, dat Hij ontvangen werd van de Heilige Geest en het vlees van Maria heeft aangenomen; dat Hij honger, dorst, koude en ander lijden des lichaams verduurd heeft, de zonde alleen uitgesloten. Gelijk de apostel zegt: Hij is ons. Zijn broederen, in alles gelijk geworden, doch zonder zonde. Ik geloof, dat Zijn dood en lijden een voldoend rantsoen was voor de zonde. Verder, dat Hij door Zijn dood de zonde, de dood en de hel heeft overwonnen en dat er geen andere voldoening voor de zonde is bij de Vader, dan slechts deze Zijn dood en dit Zijn lijden. Tevens, dat geen werk van een mens ooit iets bij God verdiend heeft tot rechtvaardigmaking, omdat ik weet, dat de beste werken, ooit door mij gedaan, onrein zijn en onvolkomen".
Daarop strekte dr. Barnes zijn handen hemelwaarts en bad: „Weshalve ik u smeek, o God! om fliet in het gericht te treden met Uw knecht, evenals Uw knecht David tot U heeft gebeden; daar ik in geen goed werk, dat ik ooit gedaan heb, vertrouw, maar alleenlijk in de dood van Christus. Door Hem alleen zal ik het Koninkrijk der hemelen beerven" !
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 1947
De Banier | 9 Pagina's