Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXIII.

De oorzaak van het verbod tot het uitgeven der Engelse vertaling van "de Bijbel was, dat een van de grootste vijanden van het werk der Hervorming, Cochlaeus geheten, uit Frankfort had moeten vluchten en zich gesteld had onder de bescherming van de machtige keurvorst van Keulen. Door een wonderlijke loop der omstandigheden was deze vijand op de hoogte gekomen van het drukken van Tyndall's Bijbel. .

Wat was toch het geval?

Op de rechteroever van de Rijn, tegenover Keulen, lag het klooster van Deutz. In de 12e eeuw was daar een abt geweest, die in één zijner werken had geschreven: „Onwetend te zijn van de Heilige Schrift, is onwetend te zijn van Jezus Christus. De Bijbel is het boek der volken. Dit boek van God, dat niet hoogdravend in woorden en evenmin dom in zaken is, behoort aan alle volken bekend gemaakt te worden en luide aan de gehele wereld de weg der zaligheid te verkondigen". Toen Coch­ g laeus eens met George Lauer, kanunnik van de kerk der Apostelen over deze abt uit de 12de eeuw zat te spreken, vertelde Lauer, dat Osiander aan de abt van Deutz aanvrage gedaan had, om de handschriften van de oude abt te mogen uitgeven. Cochlaeus begreep, dat, als dit geschiedde, het de Hervorming zeer in de hand zou werken en nu begaf hij zich met haast naar het klooster om de abt voor Osiander te waarschuwen en hem aan te bieden de oude handschriften uit te geven, voorzien van aantekeningen welke het bewijs moesten leveren dat de schrijver uit de 12e eeuw goed Rooms was geweest. Cochlaeus ontving de handschriften en toog aan het werk. Met de drukker Peter Quentel en Arnold Byrckman, een broeder en compagnon van Tyndall's uitgever, maakte hij afspraak voor de uitgave der handschriften en zo kwam hij met die uitgevers in gedurige aanraking. Op een keer, dat Cochlaeus bij Byrckman op bezoek was, had deze verscheidene leden van het boekdrukkersgilde aan zijn tafel genodigd. Er was ook overvloed van wijn en nadat men veel gegeten en gedronken had, kwam het gesprek op de verschillende werken, die wel­ dra zouden worden uitgegeven. Een van de drukkers beging daarbij de onvoorzichtigheid te zeggen:

„Of de koning en de kardinaal van York het willen of niet, geheel Engeland zal spoedig Luthers zijn!" Cochlaeus vroeg daarop naar de bedoeling van dit gezegde. Al werd hem niet de volle waarheid gezegd, begreep hij uit het vérvolg van het gesprek toch wel, dat er iets aan de hand was. Dit bracht hem ertoe om zijn nasporingen voort te zetten. Hij zocht de onvoorzichtige drukker telkens op en toen hij deze op een zekere dag overvloedig wijn had laten drinken, vertelde de drukker het geheim van Byrkman's werkplaats. Cochlaeus zette er nu alles op om de woonplaats van de Bijbelverftalers te weten te komen, tvat hem echter niet gelukte. Openlijk tegen de hervormden optreden, durfde hij ecHfter niet. Dat had hij te Frankfort gedaan, doch dit had tot gevolg gehad dat. hij • de vlucht moest nemen. Om nu toch zijn doel, n.l. de uitgave van de Engelse Bijbel te keren, te bereiken, begaf hij zich naar een tussenpersoon, n.l. Herman Rincke, een keizerlijk raadsheer, die vroeger met 'n zending van de keizer naar Engeland was belast geweest en nadien een voorliefde voor Engeland had getoond. Aan hem openbaarde Cochlaeus het gevaar, dat Engeland bedreigde door de nieuwe Bybelvertaling. Een geheim onderzo°ek werd daarop ingsteld en dit bracht al spoedig aan het licht, dat het werkelijk waar was, dat er zulk een uitgave te Keulen gedrukt werd. Rincke begaf zich daarop naar de Senaat van Keulen, legde de uitslag van zijn _onderzoek voor dit college uiteen en dreigde met het ongenoegen van Koning Hendrik VIII en van kardinaal Wolsey. De Senaat gaf toen het bevel, dat. de uitgave moest worden gestaakt en de bewerker of bewerkers van de vertaling moesten worden opgespoord.

Tyndall was eerst zeer uit het veld geslagen, toen hy deze aanzegging verkreeg. De vraag kwam bij hem op of dan al de jaren van arbeid en ontberig tevergeefs doorleefd waren. Hij riep uit: „Zij zijn grijpende wolven! Zij prediken anderen: Gy zult niet stelen en nochtans hebben zij 's mensen ziel beroofd van het brood des levens en haar gevoed met de schillen en ledige schalen der hoop op eigen verdienste en het vertrouwen op de goede werken".

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1948

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1948

De Banier | 8 Pagina's