Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXII.

In het vervolg van hun voorrede op de uitgave der boeken Genesis en Deuteronomium zetten Tyndall en Fryth voorts duidelyk uiteen, dat zichtbare tekenen of bondzegelen als zodanig geen genade meedelen aan v/ie ze ontvangen; dat daarentegen de Sacramenten alleen dan kracht deden, als Gods Geest ze verzegelde aan het hart. Tyndall schreef: „De ceremoniën der wet waren voor de Israëlieten hetzelfde wat de sacramenten zijn voor ons. Wij worden niet behouden door de kracht der offerande of der ceremoniële verrichting op zichzelf, 'maar uit kracht des geloofs in de belofte, waarvan de offerande of de ceremonie het waarteken of zegel is. De Heilige Geest is geen sprakeloze Godj geen God die zich verborgen houdt. Neen, overal v/aar het Verbond waarlijk toepassing vindt, is deze inwendige Getuige werkzaam, en waar de doop de afwassing der zonden predikt in het bloed van Christus, bezegelt de Hei­ lige Geest dit sacrament en schenkt hope op of 'zekerheid van Gods weldaden."

Inmiddels was John West te Antwerpen aangekomen om Tyndall te zoeken. Daar was reeds een handlanger van kardinaal Wolsey, Hackett geheten. Deze bezorgde aan West een tolk, die de Engelse taal machtig was, gaf hem drie ponden sterling reisgeld en zorgde voor een wereldlijk gewaad, want hoe minder de monnik als zodanig kon gekend worden, , hoe eerder hij zijn doel zou bereiken, meende men.

West reisde naar Keulen. Hij had aanbevelingsbrieven van Wolsey aan de raadsheer Rincke, die vroeger reeds zijn diensten bewezen had bij de opsporing der drukkerij, waar Tyndall's Bijbels gedrukt waren. Maar West vond Rincke niet thuis. Rij was naar Frankfort gereisd. Eerst ontmoedigde dit West, doch bij nadenken vond hij er een voordeel in, immers nu kon Rincke te Frankfort speuren, terwijl hij het te Keulen deed. Daarom zond hij de brief van Wolsey naar Frankfort. Zodra de raadsheer van Keulen de brief gelezen had, begaf hij zich naar Frankforts burgemeester en verzocht deze om de Engelse overzetting van de Bijbel in beslag te nemen en vooral ook om de ketter, die deze overzetting bewerkte, gevangen te nemen en voor een rechtbank te stellen!

„Tyndall en zijne vrienden hebben zich op onze markten laten zien, sinds de maand Maart van het jaar 1528 én wij weten niet, waar zij zich bevinden, noch of ze leven of reeds gestorven zijn, " antwoordden de magistraten.

Eincke hoorde, dat Johan Schoot \'an Straatsburg, die boeken voor Tyndall gedrukt had, zich te Frankfort bevond. Deze zocht hij op en vroeg hem' naar de verblijfplaats van de ketter, maar ook nu kreeg hij ten antwoord: „Ik weet het niet."

„Hebt ge boeken voor hem gedrukt? " vroeg Rincke.

„Ja, " antwoordde Schoot, „ongeveer duizend exemplaren." t

„Geef ze mij !" zei Rincke.

„Als gij ze mij goed betaalt, zal ik ze u geven, 't is mij hetzelfde van wien ik het geld ontvarfg." z n

Zo kwamen de boeken door Schoot gedrukt, in handen van Rincke.

Het waren echter niet de vertalingen van Tyndall, hetgeen Rincke alras bemerkte toen hij na ontvangst der opgekochte geschriften, deze opensloeg. Ze bleken noch het Nieuw v we, noch een deel van het Oude Testament, noch enig ander werk van Tyndall te bevatten, doch slechts een geschrift van Roy, de opvliegende, verraderlijke man van wien Tyndall zich losgemaakt had.

Rmcke gaf echter de moed nog niet op. Heel Frankfort werd door hem doorzocht, velerlei boeken werden door hem verzameld en met deze buit trok hij naar Keulen. Daar had hij terstond een samenkomst met •V^'est. Beider pogingen waren vruchteloos geweest, zodat andere maatregelen gejtroffen moesten worden. Daarom zond de raadsheer de monnik naar Engeland terug en deed hem vergezellen van zijn zoon Herman. In een brief gaf hij te kennen: „Om Tyndall te kunnen vangen, is een uitgestrekte volmacht nodig, die door de keizer bekrachigd is. De verraders, die tegen het leven van de koning van Engeland samenspannen, worden in heit keierrijk niet geduld, zoveel te minder og mannen als Tyndall, die tegen het Christendom samenspannen. Zulken moeten ter dood gebracht orden. Niets dan een afdoend oorbeeld kan de Lutherse ketterij tot staan brengen!"

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 1948

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 1948

De Banier | 8 Pagina's