Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kinderbijslag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderbijslag

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een verblijdende beslissing.

Reeds bij de behandeling van de kinüerbijslagwet in de Tweede Kamer in 1939 is er door de afgevaardigden der S.G.P. op gewezen, dat onzerzijds tegen bet in ontvangst nemen van kinderbijslag geen principiële bezwaren bestaan, omdat hierbij het element van het kwade risico, waarm het stelsel der verzekering berust, cleröreekt. We zullen hierop niet breder ingaan, omdat dit nog niet zo heel lang geleden gedaan is, waartoe verwezen zij naar „De Banier" van 18 December 1947.

Dat wij nochtans op de kwestie der kinderbijslag terugkomen vindt zijn oorzaak in het feit, dat degenen, die op grond van gemoedsbezwaren vrijstelling bekomen hadden van de verplichtingen welke de sociale verzekeringswetten opleggen, moeilijkheden ondervonden met de kinderbijslag. Reeds in de bezettingstijd werd dit ondervonden al namen enkele Raden van Arbeid toen reeds een mildere houding aan. Na de bevrijding echter kwam daarin verandering en kregen wij van verscheidene personen, die krachtens gemoedsbezwaren vrügesteld waren van de verzekeif® ^; swetten, de mededeling, dat hun dè"kinderbijslag onthouden werd indien zij hun gemoedsbezwaren tegen de verzekeringswetten bleven handhaven.

Direct werd door de Kamerleden der S.G.P. tegen zulk een optreden van de Raden van Arbeid opgekomen en v/endden zij zich tot de Minister van Sociale Zaken met het verzoek om degenen, die wegens gemoedsbezwaren van de sociale dwangverzekeringswetten waren vrijgesteld, de uitkering van de kinderbijslag te laten behouden.

Werd hierop aanvankelijk een allesbehalve bevredigend antwoord ontvangen, bij herhaling van het verzoek ontvingen-de afgevaardigden der S.G.P. een veel gunstiger bescheid. De Minister van Sociale Zaken gaf toch in zijn Memorie van Antwoord te kennen, dat hij van oordeel was, dat, indien iemand in het algemeen gemoedsbezwaren tegen verzekering heeft, doch de kinderbijslagregeling niet als verzekering beschouwt, te zijnen aanzien de kinderbijslagwet kan worden toegepast.

De Minister voegde voorts nog aan zijn antwoord toe, dat in de praktijk in dergelijke gevallen het recht op k.nderbijslag door de uitvoeringsorganen niet wordt betwist.

Was dit antwoord al zeer bevredigend te noemen, daar hieruit toch bJeek, dat de Minister bereid was om de van de verzekeringswetten vrijgestelden tegemoet te komen, in de practijk liep het anders dan men uit het laatste gedeelte van 's ministers antwoord zou opmaken.

Niet lang toch nadat de minister het zoeven vermelde antwoord had gegeven (zie ook „De Banier" van 18 Dec. 1947) werden de Kamerleden der S.G.P. verscheidene gevallen ter kennis gebracht, waaruit bleek, dat de Raden van Arbeid heel anders optraden dan in het antwoord van de Minister was aangegeven. Zij stelden namelijk de mensen eenvoudig voor de keus: of uitkering van kinderbyslag, maar dan intrekking van de vrijstelling van de dwangverzekeringswetten, of behoud van deze vrijstelling, maar dan geen kinderbij slaguitkering.

Andermaal hebben de afgevaardigden der S.G.P. zich toen tot de Minister gewend. Bij schrijven van 25 Maart 1948 gaf de Minister op het door hen ingediende beklag ten antwoord, dat hij daarin aanleiding had gevonden om zijn standpunt ten aanzien van het verlenen van kinderbijslag aan — voor het overige — gerncedsbezwaarde werknemers in een schrijven aan het bestuur van de Vereniging van Raden van Arbeid nader uiteen te zetten. Voorts gaf de Minister hierbij te kennen, dat hij zich voorstelde om te zijner tijd op deze aangelegenheid terug te komen. Dit laatste is thans geschied. De Minister heeft onze afgevaardigden bij schrijven van 22 Juni 1948 laten weten, dat de

Vereniging van Raden van Arbeid overeenkomstig zijn verzoek, de - Raden van Arbeid heeft geadviseerd in voorkomende gevallen in aanmerking te nemen, dat met gemoedsbezwaren tegen verplichte verzekering ingevolge de Ziektewet e.d. niet steeds gemoedsbezwaren met betrekking tot de Kinderbijslagwet gepaard behoeven te gaan.

Uit het voorgaande blijkt, dat de stappen, welke de Kamerleden der S.G.P. met betrekking tot deze zaak ondernomen hebben, met gunstig resultaat zijn bekroond. En dat niet alleen op papier doch ook in werkelijkheid, want van verschillende zijden mochten we vernemen, dat in gevallen waar de kinderbijslaguitkering reeds was ingetrokken, deze later, na de bovenvermelde beslissing, weer plaats vond.

Voor de hierbij betrokkenen is de genoemde beslissing dus ongetwijfeld een alleszins verblijdende beslissing.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1948

De Banier | 8 Pagina's

De kinderbijslag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1948

De Banier | 8 Pagina's