Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor Studie m Leidraatl

Haar Program. VII.

„De overheid regeert bij de gratie Gods. Zij ontleent haar gezag niet en kan^dat ook nimmer ontlenen aan het volk" — zo luidt het derde artikei van het Program der S.G.P. Met dit artikel belydt de S.G.P. nadrukkeHjk en onvoorwaardeHjk, dat zy de Overheid als een instelling Gods erkent, welke haar gezag niet aan enig mens of volk ontleent maar aan de Heere aller heren, aan de Ievende God Zelf.

Daarmede is zy geheel in het voetspoor onzer Gereformeerde voorvaderen getreden.

Artikel 36 van de aloude Nederlandse Geloofsbeiydenis luidt immers in de aanhef:

„Wy geloven, dat onze goede God uit oorzaak des verdorven menseUjk geslacht Koningen, Prinsen en Overheden verordend heeft, willende, dat de wereld geregeerd zou worden door wetten en politieën; opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen zou worden en het alles met goede ordinantie onder de mensen zou toegaan. Tot dien einde heeft Hy de overheid het zwaard in handen gegeven tot straf der bozen en bescherming der vromen."

Dit nu, dat de overheid een verordening Gods is, welke by Zyn gratie regeert en dat zy haar gezag deswege alleen aan God ontleent, bely'dt de S.G.P., gelyk uit het aangehaalde uit artikel 36 genoegzaam bHjkt, geheel in overeenstemming met onze vaderen.

Daarmede stelt zy zich vierkant, evenals dezen, tegen de Doperse dwalingen en tegen die van andere oproerige mensen en van al degenen, die in het gemeen alle overheden en magistraten verwerpen. Evenzeer plaatst zy' zich daarmede met alle beslistheid tegen de theorieën der Franse Revolutie, waarbij men wel een overheid wilde erkennen, maar niet een zodanige, welke by de gratie Gods regeert en welke haar gerag aan God ontleent, maar slechts een zodanige, die door het volk verkoren werd, aan datzelve haar gezag ontleent, aan datzelve haar aanzyn en gezag te danken heeft en aan wie zy alleen verantwoording verschuldigd is. zy erkent dan ook niet geiyk de Franse Revolutie _ een souverein volk, dat eigenmachtig en van niemand afhankeUjk kan optreden, maar een souvereine God, Die ieder verplicht is te gehoorzamen, dewyl een iegeiyk aan Hem zyn ontstaan en zyn te danken heeft en Die, dewy 1 niemand boven Hem staat, ook aan niemand rekenschap van Zyn daden verschuldigd is.

Deze nu heeft in Zyn souverein welbehagen de Overheid ingesteld. En dit.om der zonden wil.

Waren er geen zonden, er waren geen wonden — zo zegt het oude spreekwoord zeer naar waarheid. Waren er geen zonden, er was ook geen overheid van node. Een ieder deed dan als vanzelf zyn plicht, niemand zou zich aan enige wet - vergrypen. Niemand enig onrecht jegens zy'n naaste begaan. In de staat der rechtheid zou een ieder God boven alles en zijn naaste als zichzelf liefhebben. Maar met dat de zonde haar intrede in de wereld deed, is dat gans anders geworden. Daar is een overheid nodig geworden. En welk een onverdiende weldaad is het, dat de goede God een overheid verordend heeft. En wel zulk ene, die als dienaresse Gods zou optreden. Ja, welk een grote weldaad, dat Hij de instelling van het overheidsambt niet aan menseHjke willekeur en welgevallen heeft overgelaten. Maar het ambt van overheid op dusdanige wijze heeft ingesteld, dat een overheidspersoon niet naar eigen inzicht, niet met despotisch geweld, niet als een tyran over zijn onderdanen zou heersen, of ook niet als een laaghartige vleier des volks, die het slechts om des volks gunst en de eer der mensen te doen is, zou regeren, maar één die zyn ambt van Godswege zag ingesteld, tot Wiens ere en naar Wiens wet hij zyn bestuur heeft te leiden.

In die voege dus, wijl hij bij de gratie Gods regeert, heeft de overheidspersoon zich naar echt Gereformeerde beginselen en die der S.G.P. te gedragen, dat hij wie boven zijn onderdanen staat, over hen het bewind voert, maar met hen onderworpen is aan God en Diens geopenbaarde Woord en Wet. Aan God toch heeft hy de instelling van zyn ambt te danken. Aan die God, Die alleen maar het recht heeft wetten uit te vaardigen en ook alleen maar het recht van eisen heeft, dat een iegeiyk zich daaraan onvoorwaardeHjk zal onderwerpen en Hem daarin volko- men gehoorzaamheid zal betonen.

I Zo blijven de over heidspersonen op ; zichzelf gewone mensen, die uit zich zelf niet het' minste zelfs over de minste hunner onderdanen te zeg-; gen hebben en in zichzelf gelijk alle andere mensen zich voor God te verootmoedigen hebben, als zondaren evenzeer als hun medemensen van God in Christus Jezus schuldvergevende genade van node hebben en als zodanigen met elke bedelaar geheel op één lijn staan.

Uit dien hoofde verwerpt en bestrijdt de S.G.P. dan ook elk denkbeeld en gedachte, alsof ook de allerhoogste geplaatste magistraatspersoon, als mens, en dus als een in Adam gevallen mens, een ander, beter, uitnemender, heerlijker en hoger soort schepsel dan een gewoon mens zou zijn. Komt zij er tegen op, zo dikwerf als men keizers, koningen, prinsen, dictatoren als Hitler er één was, of enig overheidspersoon, wie dan ook, met afgodische schepselverering wil verheerlijken en evenzeer, dat dezen Gods heilige Wet op zij zetten om geheel naar eigen inzichten te regeren. Ook huldigt de S.G.P. overeenkomstig haar program met onze Gereformeerde vaderen de opvatting, dat zelfs de machtigste regent, wat zijn persoon als mens aangaat, wil gehoorzamen, nimmer bevelen kan.

Wetten geven en volstrekte gehoorzaamheid daaraan te eisen en bevelen kan alleen God de Heere, en de mens ten aanzien van het volk, slechts in zoverre als hij door God en van Zijnentwege en onder verantwoordelijkheid aan Hem als overheidspersoon met gezag en heerschappij bekleed is, dewijl hij sleohts bij de gratie Gods regeert.

Hierin ligt het begin, het midden en het einde van dat optreden van een iegelijk overheidspersoon besloten, dat deze bij de gratie Gods regeert. Overeenkomstig haar program kan de S.G.P. onmogelijk de overheid als een dienaresse des volks beschouwen, zoals men naar revolutionnaire zienswijze zelfs de machtigste potentaat, de keizer en de koning als de eerste dienaar des volks beschouwd wil hebben, maar als „een over ons gestelde macht", welke wij te gehoorzamen hebben, in zoverre zij van ons geen dingen eist, welke in strijd met Gods Woord en Wet zijn, want alsdan behoort men Gode meer dan de mensen gehoorzaam te zijn. Ja, zover strekt deze erkentenis zich uit, dat ook in staten met republikeinse regeringsvorm, de gekozen president of de stadhouder, zoals er in ons oude Gemene Best stadhouders geweest zijn, zodra hij zijn regeringsambt aanvaard heeft, zelfs tegenover degenen, die hem kozen, met een niet aan hen, maar aan God ontleende macht heeft op te treden.

In het diepste wezen der zaak ontleent hij toch noch zijn optreden als overheidspersoon noch zijn zodanig gezag aan mensen, maar aan de gratie Gods, waardoor hij tot het overheidsambt bestemd was en hij met de macht en de autoriteit van een overheidspersoon bekleed werd. Hij heeft niet te handelen zoals de stadhouder Pontius Pilatus eenmaal handelde, toen hij om des keizers en des volks vriend te zijn, het recht verboog en de Heere Jezus onschuldig ter dood overgaf.

Neen, een regeringspersoon behoort niet een soort ambtenaar te zijn, die heeft te doen en laten, wat zijn superieuren, in dit geval het volk, hem dicteren; niet een soort palfrenier, die ter zijde van het staatsierijtuig van zijn meester, het zoge­ naamde souvereine volk, gaat en deze diens karos heeft te sluiten en te openen en naar zijn bevelen heeft te luisteren; niet een lakei, die als zijn meester hem maar wenkt, deze op zijn wenken heeft te bedienen; niet een soort van slaaf des volks, die eerbiedig al de nukken en grillen van zijn meester maar heeft op te volgen, doch evenmin als tyran met tyranniek geweld over het volk te heersen.

Zijn ambt is van hoger dan menselijke afkomst, is van goddelijke oorsprong.

Zo heeft het de oude Christelijke kerk geleerd. Zo ook de Reformatie. Zo ook de S.G.P. Zo ook en niet anders leert het ons de Heilige Schrift, Gods geopenbaard en eeuwig blijvend Woord.

In Romeinen dertien lezen wij daarvan:

„Alle ziel zij de machten over haar gesteld onderworpen. Want daar is geen macht dan van God; en de machten, die daar zijn, die zijn van God geordineerd. Alzo dat, die zich tegen de Macht stelt, de ordinantie Gods wederstaat; en die ze weerstaan, zullen over zich zelf een oordeel halen. Want de oversten zijn niet tot een vreze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen? Doet het goede en gij zult lof van haar hebben. Want zij is Gods dienaresse u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vreest, want zij draagt het zwaard niet te vergeefs. Want zij is Gods dienaresse, een wreekster tot straf degene die kwaad doet. Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleenlijk om der straffe, maar ook om der consciëntie wille. Want daarom betaalt gij ook schattingen: want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk bezig zijnde. Zo geeft dan een iegelijk wat gij schuldig zijt: schatting die gij de schatting; tol, die gij de tol; vreze die gij de vreze; ere die gij de ere schuldig zijt."

Uit deze woorden van de apostel komt onbetwistbaar vast te staan, dat de overheid 'n instelling Gods is. En dit niet alleen. Maar evenzeer, dat zij Gods dienaresse is. En dat zij deswege het recht heeft schatting en tol te heffen, welke de onderdaan niet in de eerste plaats om der overheids wille, maar om Gods wille verplicht is op te brengen. Asook dat de overheid als een goddelijk instituut aanspraak kan maken en recht kan doen gelden, dat zij gevreesd en geëerd wordt.

Zelfs aanmerkt de apostel, daarin door Gods Heilige Geest onderwezen, de overheid zozeer als een van God verordende macht aan, dat hij vermaant daarvoor te bidden. Gelijk hij zulks in de eerste zendbrief naar Timotheüs in de aanvang van het tweede hoofdstuk doet, waar hij schreef:

„Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen voor alle mensen, voor koningen en allen die in hoogheid zijn, opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid."

En dit schreef hij nog wel ten tijde, dat er op de keizerlijke troon van Rome zulk een monster van openbare goddeloosheid, zulk een schrikkelijke vervolger van de gemeente Gods als keizer Nero was, gezeten was.

Ja, gewis de overheid heeft als een instituut van goddelijke oorsprong, door God nadrukkelijk gewild en ingesteld er recht op, niet alleen, dat zij gehoorzaamd wordt, de onderda­ nen zich als een van God verordende macht aan haar onderwerpen, dat zij schatting en tol heft, dat zij geëerbiedigd en gevreesd wordt, maar kan er ook als zodanig recht op doen gelden, dat er voor haar gebeden wordt.

Dit standpunt houdt allerminst een soort van despotisme in. Integendeel. Het waarborgt de onderdanen daartegen. Waar in deze zin geregeerd wordt daar is zowel de tyrannie, als de even verfoeilijke partijtyrannie uitgesloten, daar vervalt men ook niet in een zondige ogendienarij des volks, zoals Absalom die eenmaal bedreef en waaraan ook de rechter en stadhouder Pontius zich schuldig heeft gemaakt.

Tot dusverre hebben wij over de instelling van het overheidsambt, over de overheid als een van God verordende macht, en nog niet over de uitoefening van het overheidsambt geschreven. Hadden wij zulks gedaan, dan waren wij op het program der S.G.P. vooruit gelopen, want deze wordt eerst in artikel 4 van dat program behandeld. Terecht heeft men bij de samenstelling van het Program de door ons behandelde kwestie belangrijk genoeg'gehandeld om daar een bijzonder apart artikel aan te wijden. Deze kwestie is toch van buitengewone betekenis, waard dat zij in een afzonderlijk artikel of artikelen in De Banier behandeld wordt. Zo gewichtig is zij zelfs, dat daaraan het recht ontleend is, dat de "overheid het zwaard draagt. Een gêl weldige machtsbedeling, waarbij de overheid in zekere zin over dood en leven van haar onderdanen beslissen kan. Tot welke vreselijke misdrij. ven, tot welke afschuwelijke gerechtelijke moorden, zelfs moordpartijen, dit kan leiden, indien er uit het beginsel van de volkssouvereiniteit ge. regeerd wordt, heeft de Franse revolutie met het ellendige moordenaarsbedrijf van de guillotine maar al te duidelijk geleerd. En datzelfde geeft ons het gedrag van Soekarno's regering in Indië thans weer te aanschouwen, waar deze met een wrede terreur zovelen terneer slaat, ja, uit. moordt die met haar geen instemmigheid betuigen.

Daarom is het van het allergrootste belang, dat men ter dege in het oog houdt, dat de Regering slechts bij de gratie Gods regeert en zich dienovereenkomstig, niet naar eigen inzicht, maar strikt overeenkomstig Gods Woord en Wet heeft te gedragen. Gedraagt de overheid zich daarnaar, dan zal zij zich niet aan onrecht schuldig maken, zal zij het zwaard niet misbruiken, zodat er onschuldig vergoten bloed, dat tot God in de hemel om wraak roept, aan haar vingers kleeft, maar zal zij het zwaard dragen zoals God dat verordend heeft tot straf dengene, die kwaad doet of zoals onze Gereformeerde vaderen dat in artikel 36 van huh geloofsbelijdenis hebben neergeschreven: „Tot straf der bozen en tot bescherming der vromen."

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1948

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1948

De Banier | 8 Pagina's