Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Indische Aangelegenheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Indische Aangelegenheid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

a de terugkomst van de'ministers assen en Stikker zijn er in de dagladen tal van berichten en beschouingen over Indië verschenen.

o is er daarin een mededeling ge­ g daan, dat onze Regeri de Commissie voor Goede Diensten heeft doen weten, dat zij besloten heeft met de regering van de republiek niet meer te zullen onderhandelen — een beslissing, welke zij al veel eerder had moeten nemen — en dat zij een Interim-regering in Indië buiten de republiek om voor 1 Januari aanstaande zal instellen.

Dit besluit heeft zeer veel stof doen opwa-aien, niet alleen in ons land, maar ook daarbuiten. Vooral in Amerika heeft het aanleiding gegeven tot uitvoerige commentaren. Daarin werd de Indische toestand hoogst ernstig genoemd ten gevolge van het besluit der Nederlandse regering, waarvan de gevolgen niet te overzien waren. Men vreest in Amerika, dat het genomen besluit tot een verdeling van Indië zal leiden en wapengeweld ten gevolge zal, hebben. Men ziet aldaar klaarblijkelijk voorbij, dat er al zo lang in Indië wapengeweld gebruikt wordt, hetgeen reeds aan zo menig Nederlandse militair het leven gekost heeft en dat daar al sinds jaren door de republiek een terreur bedreven wordt, waaraan duizenden bij duizenden ten offer zijn gevallen.

Ook in Indië zelf heeft het besluit onzer Regering sterk de aandacht getrokken. De te Batavia verschijnende bladen wijzen op de grote onzekerheid omtrent de gevolgen van deze beslissing. De „Nieuwsgier" schrijft: De Nederlandse regering staat voor het dilemma de republiek geheel links te laten liggen of in te grijpen in haar interne aangelegenheden. Tussen deze twee, zegt het voornoemde blad, zal een keuze gedaan moeten worden.

De republikeinse bladen spreken over het uitbreken van een oorlog met de Nederlanders, 'die volgens hen zeer nabij is, doch zien in de huidige ontwikkeling een goede gelegenheid om de onderlinge meningsverschillen in de republiek te doen verdwijnen en verenigd tegenover het oorlogsgevaar te staan. n

Blijkbaar op aandrang van Amerika heeft de minister-president der republiek, Hatta, een mededeling de wereld ingezonden, dat zijn regering bereid was de onderhandelingen met de Nederlandse regering te hervatten op grondslag van de erkenning van de Nederlandse souvereiniteit tijdenis de Interim-periode. Ook is van republikeinse zijde te Washington door de heer Soemitro verklaard, dat de republiek ophelderingen had verstrekt over zekere factoren, welke bij enige Nederlandse autoriteiten wellicht misverstand zouden hebben veroorzaakt. a d a r w vsDrr

Naar aanleiding van deze mededelingen is in Den Haag van bevoegde zijde medegedeeld, dat van een dergelijke mededeling der republiek de Nederlandse regering niets bekend is. Wel is aan de Nederlandse delegatie te Batavia door bemiddeling van het Amerikaanse lid van de Commissie voor Goede Diensten, de heer Cohran, een brief overhandigd, welke e heer Hatta, de minister-president van de republiek, tot de heer Cochran ericht heeft. In deze brief heeft de eer Hatta enige gedachten over de ogelijkheid om tot een oplossing an het hangende geschil te geraken, ntvouwd. Zulks heeft echter plaats ehad onder het nodige voorbehoud n met grote reserve. En wel onder en drievoudige. 1. In zeer ruwe orin, 2. informeel en 3 zoals hij ze iet. Deze drievoudige reserve stemelt heel de brief van Hatta tot een ersoonlijke daad, waaraan de repulikeinse regering in het geheel niet ebonden is en waaraan zij zich ook t b b d n q d e l v R d g r r — r m o d B n gbGv stenig niet geöonden zal beschouwen zoals dat in het verleden ten aanzien van persoonlijke verklaringen van Hatta meermalen het geval geweest is. Zelfs de heer Hatta behoeft zich als men op de, door hem gemaakte, reserves acht slaat, in de toekomst niet aan de inhoud van de brief gebonden te achten.

Geheel iets anders zou het geweest zijn — zo wordt van officiële zijde betoogd — indien de heer Hatta uit naam zijner regering de bereidwilligheid had uitgesproken om de republiek als deelgebied in het federale bestel in te passen. Een basis voor een deugdelijke onderhandeling zou alleen gevonden kunnen worden, als de republikeinse regering van haar ernstige wil had blijk gegeven de bestandsschendingen te doen eindigen alsmede de geïnfiltreerde troepen te doen terugvoeren.

De Nederlandse regering heeft voorts ontkend, dat er van de zijde der republiek opheldering — zoals de heer Soemitro te Washington beweerd heeft — omtrent zekere factoren, die bij enige Nederlandse autoriteiten misschien misverstand zouden gewekt hebben, zou gegeven zijn. Bij de onderhandelingen, welke kort geleden te Kalioerang zijn gevoerd, zijn van Nederlandse zijde enige concrete, niet voor tweeërlei uitleg vatbare essentiële voorwaarden gesteld. In deze geest nu heeft de Nederlandse Regering volgens een officieel communiqué aan de heer Cochran een missive gezonden. In dit communiqué wordt van de regering der republiek een „onverwijlde" bindende verklaring gevraagd, dat zij met de gestelde voorwaarden instemt.

Onze Regering is, hoewel zij verklaard heeft, dat er niet meer met de republiek onderhandeld zou worden, dus alweer, zij het dan via de heer Cochran, met de republiek aan het onderhandelen.De concessies, welke de heer Hatta toch bereid was te doen zijn niet dan blote schijn. Het vermelden feitelijk niet waard. Desniettemin zijn ze voor onze Regering aanleiding geworden om, zoals dat uitgedrukt wordt, de republiek nog een laatste kans te geven. Hoe veel io genaamde laatste kansen heeft zij tot in het bespottelijke toe de republiek nu al niet gegeven? Maar in weerwil van dit feit heeft zij de onderhandelingen nog maar eens weer aangeknoopt en heeft zij nu van de egering der republiek een „onverijlde" bindende verklaring geraagd, namelijk, dat zij met de getelde voorwaarden instemt.

e republieli^ heeft daarop reeds diect een antwoord gegeven. Wel niet echtstreeks aan onze Regering, maar och een antwoord dat duidelijk lijk geeft, dat de regering der repu liek niets van de onverwijlde bin ende verklaring wil weten. Zij heeft amelijk in een officieel communi' ué kenbaar gemaakt, dat, nu de onerhandelingen zijn afgebroken, de nige weg om tot een vreedzame opossing van het geschil te geraken, oor haar arbitrage is. Dit kan onze egering zich dan voor gezegd houen. Eveneens kan zij het zich voor ezegd houden, dat de republikeinse egering de instelling van een Inteim-regering buiten de republiek om een instelling welke onze Regeing al lang heeft aangekondigd, aar waartoe zij nog steeds niet is vergegaan — als een schending van e Renville-overeenkomst beschouwt. ovendien heeft zij in haar commuiqué als haar mening te kennen geeven, dat zij van een regeling met emiddeling van de Commissie voor oede Diensten geen heil meer ver-/acht. Derhalve dringt zij, wat zU altijd gewild heeft, op arbitrage aan. Mede met het oog daarop heeft zij zich tot de Veiligheidsraad gewend. Zij wenst het geschil daarin opnieuw behandeld te zien. Zoals de zaken echter op het ogenblik staan, zal zij in deze haar zin niet verkrijgen. Groot-Brittannië is daar beslist tegen. En ook Amerika en Australië moeten daar althans op het ogenblik dat wij dit schrijven, niets van willen weten.

Zo staat alles dan op dit ogenblik weder op losse schroeven. Het wachten is thans op de beantwoording van de aan de heer Cochran gezonden missive. Dagenlang heeft de raad van ministers over de Indische kwestie beraadslaagd. Men moet het daarin ten slotte eens geworden zijn over het zenden van een missive aan de heer Cochran. Of die missive echter enig resultaat zal opleveren, valt zeer sterk te betwijfelen. De republiek heeft toch bij voortduring er blijk van gegeven, dat zij de daarin gestelde eisen, namelijk, dat er een Interim-regering zal worden ingesteld, de bestandsschendingen een einde moeten nemen en de infiltranten uit de Federale gebieden behoren teruggetrokken te worden, van de hand wijst.

In plaats van dat de bestandsschendingen ophouden, nemen deze weer in aantal en omvang toe en in stede dat de infiltranten worden teruggetrokken, trekt de republiek steeds meer troepen naar de gebieden, welke aan de demarcatie-lijn grenzen, samen. Juist het tegendeel doet de republiek van hetgeen onze Regering vraagt. Elk kan dat waarnemen. Onze Regering echter blijkbaar niet. Zij gedraagt zich als een, die ziende blind en horende doof is. Inmiddels gaat de terreur door en maakt zij steeds maar meer slachtoffers. Wanneer zal aan dat gruwelijke feit eindleijk eens een einde komen? Wanneer zal onze Regering beseffen, dat bet een haar van God opgelegde plicht is om de levens en goederen harer onderdanen te beschermen? Afwachten blijft dus weder de boodschap.

POST SCRIPTUM.

Bovenstaand artikel bevat een beschouwing over de Indische aangelegenheid, zoals die was, voordat de Regeringj)fficieel bekend maakte, dat zij tot een'züiveringsactie tegen de Djokjase republiek besloten was.

Met dat besluit is de toestand geheel gewijzigd.

Daartoe is het dan uiteindelijk toch moeten komen. Met al haar onderhandelingen heeft onze'Regering dit niet kunnen voorkomen.

Moge die actie van korte duur zijn en moge zij met even weinig verliezen gepaard gaan als dat eertijds met de politionele actie het geval was.

Zoals de huidige toestand was, kon hij toch niet bestendigd blijven. De terreur, welke al zo vel^ slachtoffers gevorderd had, kon niet langer geduld worden. Zij trad in steeds scherpere vorm op.

De Regeringsverklaring, welke Maandag jl., veel eerder dan oorspronkelijk verwacht werd, in de Tweede Kamer werd afgelegd, zegt daarvan:

„Van Juli j.l. af zijn duizenden republikeinse militairen, die na de Renvilleovereenkomst waren teruggetrokken uit de onder Nederlandse controle staande gebieden, gewapend teruggekeerd. Dit geschiedde, zoals uit tal van in onze handen gevallen orders is gebleken, in opdracht van republikeinse commandanten, en met het doel om rust en orde in deze gebieden te verstoren en inzonderheid de Indonesische ambtenaren te terroriseren."

Wat de zuiveringsactie zelf betreft, ongeveer acht uren nadat het sein voor deze actie was gegeven, was de hoofdstad van de republiek, Djokjakarta, door uit vliegtuigen neergelaten troepen bezet. Soekarno, Mohammed Hatta, Sjahrir en andere vooraanstaande republikeinen werden daarbij gevangen genomen en geïnterneerd. In andere gedeelten van Java en Sumatra rukken onze troepen voorspoedig op, zonder daarbij veel tegenstand te ontmoeten."

Ten aanzien van de Regeringsverklaring, welke onder zeer grote belangstelling in de Tweede Kamer werd afgelegd, willen wij nog opmerken, dat daarin nevens de mededeling, dat de zuiveringsactie noodzakelijk geacht en daarom ingezet was en dat de overeenkomst met de Federale Staten uitgevoerd zou worden, een historisch overzicht van de stand van zaken gegeven werd.

Ook werd daarin nog een kort overzicht van de zuiveringsactie gegeven. Daarin werd dan verklaard:

„Voor zover wij op het ogenblik kunnen beoordelen, hebben de resultaten van wat ondernomen werd, tot nog toe aan de hoogste verwachtingen voldaan. De wijze, waarop reeds de eerste dag met een uiteraard beperkt aantal parachutisten en landingstroepen Djocja werd genomen, waarbij de opperbevelhebber van het republikeinse leger gevangen is genomen, terwijl ook de President, de Vice-President en vele andere autoriteiten onder bewaking zijn gesteld, getuigt van het inzicht, het beleid en de stoutmoedigheid, waarmede leiding en troepen hun taak vervullen. Het zal daaruit duidelijk zijn geworden hoe zeer er naar gestreefd wordt met zo klein mogelijke offers beslissende resultaten te verkrijgen."

Ten slotte zij nog medegedeeld, dat op aandrang van Amerika de Veiligheidsraad reeds Maandag j.l. is samengeroepen. De vergadering kon echter geen doorgang hebben, daar niet alle leden aanwezig waren. Nu zal zij dan Woensdag aanstaande worden gehouden. Ten opzichte van die vergadering heeft de Nederlandse gedelegeerde, Dr. van Roy en, verklaard: Nederland zal niet wijken voor critiek van welke zijde ook.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1948

De Banier | 8 Pagina's

De Indische Aangelegenheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1948

De Banier | 8 Pagina's