Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods tedere zorg voor kleinen in de genade

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods tedere zorg voor kleinen in de genade

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen.

Jes. 42:3b.

1 n de kerk des Heeren zijn eikenboiien der gerechtigheid, maar ook uigelingen in de genade. Er is trap m mate in het geestelijk leven. Al Sods kinderen zijn niet zo hoog vericht als de apostel Paulus. Neen, er ijn in de kerk veel meer van verre Ij^nde zielen dan verzekerden van iSi aandeel in Christus. God is zo euwig vrij in de bediening van Zijn enade aan de harten van Zijn kineren.

)e zuigelingen en de kinderen in de enade behoren evengoed bij Gods ; ion als de moeders in Israël. Allen, ie God in waarheid vrezen, zullen enmaal de eeuwige zaligheid beëren, welke de Heere bereid heeft oor allen die Hem liefhebben. De isalmist zegt het zo wonderschoon: Elk die Hem vreest hoe klein hij ij of groot; Wordt van dat heil, die veldaan deelgenoot".

Jods oog is ook op de kleinen in de ; enade geslagen. De Heere zegt het „En Ik zal Mijn hand tot de deinen wenden". God vergeet de onetrooste en de door onweder voortreven zielen niet. Op Zijn tijd t Hij hun sieraad voor as en Teugde-olie voor treurigheid.

Christus zegt zo waarschuwend tot ms: „Indien iemand één van deze leinen, die in Mij gelooft, ergert, iet ware hem beter, dat een molensteen om zijn hals gehangen werd in hij verzonken ware in de diepte Ier zee."

Jaten wij in ons leven nooit met een veegschaal of maatstok lopen om mderen te oordelen en te wegen. i^'ij mogen ook niet haastiglij k een nder de handen opleggen.

ïet werk des Heeren komt in de - Tucht openbaar. Wanneer de Heere en zondaar levend maakt, is hij daielijk geen vader in Christus. In de latuur is iemand niet in een paar lagen volwassen. Het eerste levenscenmerk is schreien. Is het niet zo n het geestelijk leven?

'Vat zijn de eerste tekenen in het geiadeleven? Droefheid naar God. Een iel, die door Gods Geest zaligmafend overtuigd wordt, leert wenen 'Ver zijn zonde en Godsgemis. Hij s gelijk aan een gebroken riet en •en rokende vlaswiek. Het leven der genade, dat God aan de harten van ^ijn kinderen verheerlijkt, is niet alijd dadelijk even helder en duideijk. Velen zijn in de eerste tijd bedeesd om iets te vertellen. Het le-^en, dat de Heere geeft is meestal 1 het begin zeer klein en het gelijkt •oms op een rokende vlaswiek. Er is soms meer rook dan licht en we denken, zou er iets van de Heere bij zijn? Het leven kan zo bedekt liggen en toch is er leven.

\an nature zijn we enkel duisternis. De natuurlijke mens verspreidt geen licht, maar donkerheid. Dat is geen wonder, want hij leeft in de duisternis, ja is zelf duisternis. Hij kent het licht niet, omdat hij in Adam de vorst der duisternis is toegevallen. Daarom is het voor ieder nodig, dat God ons roept uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.

Wanneer dat in ons leven mag gebeuren, zien wij eerst de grote ellende, de nachtelijke donkerheid, waarin we leven. Door de onwederstandelijke werking van Gods Geest komt er een opstaan uit ons zondegraf. Het licht der genade breekt door in ons duister hart. Het leven, dat God werkt, kan onmogelijk verborgen blijven. Maar het breekt altijd niet met kracht door. Het kan wezen, dat we geweldig geslingerd worden tussen hoop en vrees. Een flikkering van licht komt in ons hart en het verdwijnt weer. Een weinig hoop vervult de ziel en enkele tijd daarna is het weer weg. Ja, het kan wezen, dat we het een ogenblik mogen geloven, dat de Heere de hand van genade aan onze ziel gelegd heeft en daarna wordt onze ziel bestreden, dat het niet waar is. De bestrij dingen van de vorst der duisternis kunnen zo groot zijn. En wi denken in ons hart, het is gewis een consciëntie-overtuiging geweest. Het zal bij mij wel niets anders zijn dan opvoeding en angst voor hel en dood. En toch is er een flikkering van licht, er is roering des Geestes. Nu eens een weinig licht en dan weer rook, maar meer rook dan licht.

Is dit niet het beeld der kleinen in de genade? Wat zijn ze dikwijls gelijk aan een gekrookt riet en een rokende vlaswiek. Ze kunnen zichzelf niet verklaren en toch is het de begeerte van hun ganse ziel om God te vrezen. Ze horen zo gaarne Gods volk spreken over het leven der genade. Mochten ze het eens weten, dat de Heere Zijn genade aan hen gegeven had. Ze zijn dag en nacht zuchtende tot God of Hij Zich ook aan hun ziel mocht openbaren in die rijke mate. De dienst des Heeren is hen lief boven alles. Neen, ze zoeken het niet bij de wereld en de zonde, maar bij de Heere en Zijn volk. Wat zegt de Heere van die rokende vlaswieken? Blaast Hij hen uit omdat ze haast niet anders dan rook verspreiden? Neen, dat doet de Heere niet. Hij ziet op hen neder in gunst van beven en troost hen door Zijn genade en geeft hun op Zijn tijd doorbrekend licht.

Het gekrookte riet verbreekt • God niet, ganselij k niet, en een arme zuchter, een rokende vlaswiek, blust Hij niet uit. Weet u wat de Heere doet met een arme, verslagen, hulpeloze smekeling? Hij geeft op Zijn tijd deze rokende vlaswiek licht. En dan wordt de rokende vlaswiek een helder schijnende lamp. Het licht van Gods aangezicht wordt hem in rijke, heerlijke mate geschonken. Het behaagt de Heere om zulk een ziel plotseling doorbrekend licht te geven en dan mag die rokende vlaswiek verteDen van Gods grote daden.

O, wat is het groot en heerlijk als de Heere de kleinen in de genade meer licht schenkt. De Heere zegt tot ons: „Was dan op in de kennis en in de genade van de Heere Jezus Christus". Wij moeten allen tot God bekeerd worden. En als de Heere ons genade heeft geschonken, moeten we er naar staan om onze roeping en verkiezing vast te maken.

Daarom is de kennis van Christus zo nodig voor onze ziel, opdat we persoonlijk Hem mogen leren kennen en de kracht Zijner opstanding. Zijn wij een lichtend licht in deze donkere wereld?

Mogen wij veel spreken van de wonderen van Gods genade?

De Heere eist van ons, dat wij in Zijn wegen zullen wandelen. God vergeet niet een van Zijn kinderen, ook de gekrookte rieten niet. Hij weet waar ze wonen en geeft hun op Zijn tijd iets van Zijn zalige nabijheid.

Gods oog is altijd op Zijn volk geslagen. Dan moge het donker worden in ons leven, dan moge het donker worden in de wereld, het volk des Heeren heeft een toevlucht.

De wereld heeft geen toekomst, maar Gods kerk gaat de eeuwige heerlijkheid tegemoet.

Hebben wij een goede hoop voor de grote eeuwigheid?

G. R.

G. A. Z.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1949

De Banier | 8 Pagina's

Gods tedere zorg voor kleinen in de genade

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1949

De Banier | 8 Pagina's