Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

Haar program. XV.

Door bijzondere omstandigheden zijn wij tot ons leedwezen een tijdlang gedwongen geweest onze verhandelingen over de beginselen der S.G.P. te staken. Thans willen wij ze voortzetten en hopen wij U in de achtereenvolgende nummers van De Banier weder zo veel mogelijk geregeld te kunnen geven.

Wij willen hiermede dan aanvangen, waarmee wij geëindigd zijn. En wel met de bespreking van artikel 4 van het program der S.G.P.

Over de aanhef van genoemd artikei: „De Overheid zal ook in haar ambt naar Gods Wet geoordeeld worden en heeft dus voor de naleving van deze wet zorg te dragen"

hebben wij reeds gehandeld en ook uiteengezet, wat ons in deze van de andere partijen in Nederland scheidt. Wij zullen daar dus niet op behoeven terug te komen.

Thans hebben wij te handelen over de dure roeping, welke de Overheid te dezen opzichte heeft te vervullen Artikel 4 zegt daarvan: Daarom is zij geroepen

e. strafbaar te stellen de ontheiliging van Gods Naam en dag; de eed te eischen; tegen te gaan het misbruik van sterken drank; te waken voor de openbare zedelijkheid op wegen en in publieke gebouwen; de Staatsloterij zonder eenigen overgang af te schaffen; g-in alle samenkomsten te verbieden het verbreiden van beginselen, die de eere Gods en het gezag der Overheid aanranden; de lijkverbranding te beletten.

Men heeft het vaak voorgesteld, ook al van Anti-revolutionaire zijde, alsof de S.G.P. een scheurpartij is, een partij, die feitelijk alle grond en reden van bestaan mist, doch men legge de programma's van de partijen eens naast elkander en een ieder moet het kenmerkende principiële verschil tussen de A.R..P en de S.G.P. wel in het oog springen en toegeven, dat de S.G.P. een apart, van andere partijen onderscheidend program heeft. Wij drukken dan artikel 4 en 5 van het Anti-revolutionaire program eens af, opdat een ieder zich zal kunnen overtuigen, dat wij ons in deze aan generlei overdrijving hebben schuldig gemaakt maar niets dan de naakte, volledige waarheid hebben gezegd, als wij stelden, dat de S.G.P. geen scheurpartij is.

Art. 4 van het A.R.-program luidt: „De overheid, zoo leert ze, is als dienaresse Gods, in een Christelijke en dus niet-godsdienstloze natie, gehouden tot verheerlijking van Gods Naam en behoort diensvolgens: a. uit bestuur en wetgeving alles te verwijderen, wat den vrijen invloed van het Evangelie op ons volksleven belemmert; b. zich zelven, als daartoe in volstrekten zin onbevoegd, te onthouden van elke rechtstreekse bemoeiing met de geestelijke ontwikkeling der natie; c. alle kerkgenootschappen of godsdienstige verenigingen en voorts alle burgers onverschilig welke hunne denkwijze aangaande de eeuwige dingen zijn, - te behandelen op voet van gelijkheid; en d. in de consciëntie, voor zoover die het vermoeden van achtbaarheid niet mist, een grens te erkennen voor haar macht."

Artikel 5 van het Anti-revolutionaire Program luidt: „Zij belijdt, dat de overheid regeert bij de gratie Gods, en, hieraan hare regeringsmacht ontleenende, het recht heeft, den eed te vragen; en, ter vrijlating van den dag des Heeren, en alzoo mede in 's volks belang, na wijziging der bestaande Zondagswet, zoowel zelve zooveel doenlijk in al haar vertakkingen op dien dag behoort te rusten, als in haar concessiën aan maatschappijen van vervoer geheelen of gedeeltelijken stilstand van zaken voor dien dag te bedingen."

Wij zullen ons niet andermaal bezig houden met onderwerpen, waarover wij reeds aangaande artikel 3, 4 en 5 van het A.R.-program en artikel 3 en 4 van dat van de S.G.P. geschreven hebben. Wij hebben toch toen ter tijde het onderscheidend kenmerkend principieel verschil van de programma's der partijen aangetoond en tegelijk aangetoond hoe zeer het A.R.program daarin van Gods Woord en de leer der oude Christelijke kerken alsook van die der Reformatie afwijkt en tevens dat het program der S.G.P. daarop geheel en al gegrondvest en daarmee in volkomeue overeenstemming is.

Ook zullen wij in onze verhandeling niet vooruitlopen met de bespreking van onderwerpen, waarvan even te voren genoemde artikelen gewagen en welke door ons tot dusverre nog niet besproken zijn, maar hopen deze alsnog één voor één, stuk voor stuk, te bespreken, daarbij artikel 4 van het S.G.P.-program op de voet volgend.

En dan komt hierbij voor bespreking het eerst in aanmerking de zinsnede: Daarom is zij (de Overheid) geroepen a. strafbaar te stellen de ontheiliging van Gods Naam en dag, terwijl wij in dit artikel bepaaldelijk met betrekking tot de ontheiliging van Gods Naam en in volgende over die van Gods dag wensen te handelen.

Hierbij imoet ons dan allereerst de opmerking van het hart, dat het wel zeer typerend voor het standpunt van de A.R.P. en de S.G.P. is, dat het program der S.G.P. nadrukkelijk stelt, dat de Overheid tot roeping heeft om de ontheiliging van Gods Naam strafbaar te stellen en dat het program der A.R.P. daar zelfs met geen woord van rept.

Hierin ligt weder een kenmerkend onderscheid. Te meer van betekenis, dewijl het hier geen onbetekenende beuzelarij, maar veel meer één der gewichtigste dingen betreft, waarbij Gods ere zeer nauw betrokken is Het betreft hier toch niets meer of antiinder dan de heiliging van Gods Naam. Ten aanzien daarvan leert de Heidelbergse Catechismus: „Want daar is geen groter zonde noch die God meer vertoornt dan de lastering Zijns Naams. Daarom Hij ook dezelve met de dood te straffen bevolen heeft".

En ten aanzien daarvan wil nu juist het program der A.R.P. — in tegenstelling met dat van de S.G.P., dat strafbepalingen van de Overheid ter dezer zake eist — geen enkele strafbepaling door de Overheid in het leven geroepen zien.

Dat wij hierbij geen woord te veel zeggen en de A.R.P. allerminst een valse beschuldiging in de schoenen schuiven, dat wijst de wet-Donner wel onwedersprekelijk helder en klaar uit. In die wet toch, welke geheel overeenkomstig de anti-revolutionaire, neo-gereformeerde, Kuijperiaanse beginselen is samengesteld, wordt immers het misbruik van Gods Naam als zodanig niet strafbaar gesteld, maar wel degene, die de gevoelens van mensen door smalende godslastering krenkt.

En dat de A.R.P, krachtens haar program de ontheiliging van Gods Naam als zodanig niet strafbaar gesteld wil hebben, komt nog al zoveel te helderder aan het licht, indien men weet, dat met de C.H.U-mannen ook de Anti-revolutionairen niet getornd willen hebben aan wat zij noemen het hoge en heerlijke privilege, dat pantheïsten, deïsten en atheïsten vrijelijk hun propaganda voor hun stelsels in ons land zullen kunnen z voeren. Dit heeft niet minder in dan b dat zelfs atheïsten met hun loochening van Gods bestaan de levende God niet alleen ongestraft kunnen lasteren, maar ook, dat zij door de Overheid daartoe volledig in staat gesteld moeten worden. Naar die beginselen kan, neen, moet het zelfs gedoogd en onverhinderd door de Overheid toegelaten worden, als er een man in Den Haag rondloopt — gelijk aldaar eenmaal een man heeft h ƒ k rondgelopen — met een groot bord waarop de infame woorden: „God is het grootste kwaad" te lezen stonden.

Onze gereformeerde voorvaderen verboden eenmaal bij plakkaten de verspreiding van de werken van de pantheïst Spinoza. Zij deden dit terecht. Zij deden dit geheel op grond van Gods Woord, volkomen in overeenstemming met de Drie Formulieren van Eenigheid.

In dezelfde geest eist het program der S.G.P., dat er door de Overheid opgetreden zal worden, waar zij stelt, dat de Overheid geroepen is om de ontheiliging van Gods Naam strafbaar te stellen.

Het misbruik van Gods heilige Naam komt toch nog schrikbarend veel in den lande voor. Door een Amerikaan, die eenmaal alle landen van Europa bezocht, is nog maar enkele jaren terug geschreven, dat hij in geen enkel land van heel Europa zo vreselijk had horen vloeken dan in het onze en schreef deswege over het onze als het vloekende Nederland.

En dit alles gaat tot op de dag van heden maar ongehinderd en ongestraft voort. Wie de Koningin beledigt, — wat op zichzelf genomen zeer goed is —, die gaat onvoorwaardelijk achter slot en grendel, wordt althans behoorlijk gestraft, wie de Majesteit aller Majesteiten beledigt, die kan daarmede in Nederland ongestraft zijn gang gaan. Dit is allerverschrikkelijkst. En om het feit zelf èn om de gevolgen. Want terecht zegt de Heidelberger dat er geen groter zonde is en die God meer vertoornt dan de lastering Zijns Naams.

Moge dan ook de S.G.P., ook al staat zij daarbij geheel alleen in den lande, bij voortduring blijven ijveren en aandringen, dat de Overheid de lastering van Gods heilige Naam strafbaar zal stellen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1949

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1949

De Banier | 8 Pagina's