Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

Haar program. XXVII,

De zeden.

In ons vorig artikel hebben wij ter loops iets geschreven over het drukken, te koop aanbieden en uitstallen van boeken, platen, fotografieën en schilderijen, die van een zeden verdervende aard zijn, in dit artikel, v; aarin wij over de zedelijkheid met betrekking tot de publieke gebouwen hebben te handelen, wordt ons een geschikte gelegenheid geboden om daarop breder en uitvoeriger in te gaan.

Het onderwerp zelf is belangrijk genoeg.

Vooral in onze dagen, waarin men zo met de kunst dweept en onder het dekmantel van kunst allerlei waar aan de markt brengt, welke de zinnen verhit en de mens prikkelt tot het bedrijven van allerlei soort van ontucht.

Ook in dit opzicht hebben de theolieën der Franse revolutie een hoogst verderfelijke invloed op heel het volksleven van Europa uitgeoefend. Het was in de dagen van die revolutie, in het tijdperk der zogenaamde verlichting, dat Rousseau in Frankrijk met ongemeen talent bepleitte, dat de mens vrij geboren, van nature goed, ja zelfs edel is; Lessing en Kant in Duitsland de leer verbreidden, dat de mens het gebod der zedelil kheid niet van God ontvangt, maar in zichzelf omdraagt en dus zichzelf ten wet moet zijn.

Met schitterende gaven bedeeld zien wy in die dagen eveneens in Duitsland mannen als Schiller en Goethe als pleitbezorgers en apostelen van een in grond en wezen heiden, se zedenleer optreden. In proza en poëzie hebben zij de antieke heidense wereldbeschouwing ten aanzien van zeden , kunst en wetenschap verheerlijkt.

Dit blijkt wel uit Goethe's bekende dichtregels: „Wer Wissenschaft und Kunst besitzt,

Kat auch Religion \^''er diese beiden nicht besitzt, Der habe Religion".

Heel de Christelijke religie werd alzo niet alleen in minachting gebracht, maar werd finaal veroordeeld en ten deure uitgewezen.

Kunst en wetenschap moesten voortaan als de hoogste levensbeginselen gelden. Zij hadden het volk ten richtsnoer te zijn. Zij hadden ook de zeden te bepalen. De theorieën van al deze zogenaamde verlichte geesten hebben niet slechts in Frankrijk en Duitsland ongemeen veel onheil gesticht, maar ook ver buiten die landen hun onheilzame invloed uitgeoefend.

Ook ten opzichte van de zedelijkheid. Steeds driester brachten de lichtvrienden onzer eeuw onder benaming van kunst in geschrift en in beeld- en plaatwerk allerlei naar voren wat het merkteken van de oude onreine, zedeloze heidenen kunst draagt en onder betiteling van „realistische kunst" of van „naakte schoonheden" het publiek ter lezing of ter bezichtiging werd aangeboden. d w H d H s s

Hierbij betoonden velen dezer lichtvrienden niet alleen, dat zij niets moesten hebben van de kuisheid, zoals God in Zijn Woord en Wet van een iegelijk eist, maar staken daarmede zelfs openlijk de draak, ja, gingen daarin zelfs zo ver, dat zij het voor allerlei onzedelijkheid, tot de schandelijkste toe, opnamen, deze goed praatten en verdedigden.

I3e sporen daarvan vallen zelfs op tentoonstellingen en in musea waar te nemen, waar men kan aantreffen, wat de goede zeden verderft en terecht ergernis en aanstoot verwekt bij al degenen, die op het behoud van goede zeden gesteld zijn.

Zoals dat kort geleden op een tentoonstelling in Rotterdam het geval was, waarop en slotte van overheidswege verwijderd is geworden wat daar allerminst behoorde te zijn. En dit zeer te recht.

De Overheid heeft ten deze een dure roeping te vervullen.

Zij heeft nauwlettend acht te geven op hetgeen op openbare tentoonstellingen en in musea het publiek ter bezichtiging wordt aangeboden en al wat de goede zeden kwetst daaruit gestreng te verwijderen. En dit overeenkomstig artikel 4 van het S.G.P.program in de eerste plaats, omdat de ere en de wêt Gods zulks vergen en in de tweede plaats om de verderfelijke invloed, welke er van onreine afbeeldingen en schilderijen uitgaat. De ere Gods en het zedelijk welzijn van haar onderdanen dienen bij de Overheid boven alles te gaan.

Zij mag onder generlei voorwaarde toegeven aan de aandrang van de lichtvrienden onzer eeuw, die geen rekening houden met wat Gods Wet aangaande het zedelijk leven vordert. Zij heeft er voor te waken, dat in musea en op tentoonstellingen niets ter bezichiging aanwezig is wat de goede zeden omlaag haalt. En dit niet alleen ten aanzien van genoemde gelegenheden maar ook ten opzichte van winkels en andere gelegenheden waar plaat-of beeldwerk wordt uitgestald en ten verkoop wordt geboden. Zij heeft met alle beslistheid en gestrengheid uit het publieke leven te weren alwat de goede zeden schaadt, ook al protesteert men naar de geest van onze tijd in naam van de kunst daar nog zo luid en veelvuldig tegen.

Alvorens dat wij over boeken en geschriften met zedekwetsende inhoud gaan handelen, is er met betrekking tot de musea en tentoonstellingen r-og een zaak, welke wij niet stilzwijgend voorbij kunnen gaan.

Er is in onze dagen onder ons volk een sterke stroming waar te nemen, welke niets liever zou willen dan dat de viering van Gods dag in de kerken zou worden vervangen door een Zondagsviering in de musea en op de tentoonstellingen. Ook is er een andere stroming waar te nemen, die wel wil, dat men eerst op Gods dag de kerk bezoekt, maar die dan de middag van die dag welbesteed acht, indien deze voor bezoek aan musea of tentoonstellingen gereserveerd wordt.

Op het standpunt van de S.G.P. kan men met geen van die beide stromingen vrede hebben. Zich daarop plaatsende moet men er ten krachtigste tegen opkomen om het even of naar heidense trant door bezoek aan musea en tentoonstellingen des Heeren dag geheel of naar roomse trant ge­ deeltelijk ontheiligd en misbruikt wordt.

Het is toch waarlijk meer dan bedroevend, dat onz; e musea op des Heeren dag voor bezoek zijn opengesteld en duizenden zich daarhenen spoeden om met allerlei plaat-en beeldwerk, waaronder dat de kuisheid geweld aandoet, hun ogen te strelen.

Geheel naar de eis van Gods Wet heeft de S.G.P. zich hierbij gedragen, wanneer zij bij voortduring bij onderscheidene colleges bij de Overheid bepleit heeft, dat de musea en de tentoonstellingen op de dag des Heeren gesloten zullen zijn.

Niet minder heeft de Overheid een roeping te vervullen ten aanzien van de lectuur. En dit evenzeer uit oogpunt van Gods ere en Wet alsook uit oogpunt van het grote volksbelang, dat daarmee gemoeid is. De lectuur oefent op het volksleven toch een machtige invloed uit. Het is moeilijk te zeggen hoe vele mensen mede door het lezen van allerlei zedeloze lectuur in een zedeloos leven vervallen zijn, doch dit staat wel vast, dat de lectuur van onze dagen piede oorzaak van de schier talloze zededelicten is. De dusgenaamde prikkel-lectuur heeft ongetwijfeld talrijke slachtoffers onder ons volk gemaakt en heeft er mede schuld aan, dat velen het slechte pad zijn opgegaan.

Het is dan ook om beide even te voren genoemde redenen dure plicht van de overheid het drukken, te koop aanbieden, uitstallen en ter lezing leggen van pornografische lectuur te verbieden. Alle vuile lectuur behoort als een soort van volksvergif — want dat is het — door haar uit het publieke leven geweerd te worden.

Zo ook behoort een soort van advertentiën, waarin propaganda gemaakt v/ordt voor het neo-malthusianisme en voor middelen van kinderbeperking in geen enkele courant of blad door haar geduld te worden. En evenzeer dienen door haar alle bladen met zedekwetsende fotografieën, zoals die zelfs op de stations te koop worden aangeboden, van het publieke erf gehouden te worden.

In één woord , de Overheid dient naar het voorbeeld onzer vaderen, er zo veel mogelijk zorg voor te dragen, dat niet allerlei Gode-onterende, zielsverdervende en goede zeden verv/oestende lectuur aan de man gebracht kan worden.

Hoe in-droevig is het in dit opzicht heden ten dage niet gesteld! Niet alleen betoont de Overheid zich in deze gans nalatig, imaar zij maakt met het toekennen van belangrijke subsidies het zelfs mogelijk, dat er openbare leeszalen bestaan kunnen, waarin lectuur ter lezing ligt, waarvan van de Zijde der S.G.P. meermalen met on wederlegbare bewijzen is aangetoond, dat, om in de terminologie der vaderen te spreken, op haar ten volle van toepassing is, dat zij Godecnterend, zielsverdervend en zedenverwoestend is.

Kierbij is het opmerkelijk, dat de rooms-katholieke Tweede Kamerleden, toen de subsidies nog alleen maar aan de neutrale openbare leeszalen werden toegekend, hun stem daartegen hebben uitgebracht. Sedert de dag echter, waarop ook aan de r.k. leeszalen uit de Overheidskas subsidies werden toegekend, zijn dezen als een blad aan de boom omgeslagen. Nu brengen zij geregeld hun stem voor de subsidies aan de neutrale leeszalen uit. Zo wast dan, de ene hand bij hen blijkbaar de andere schoon. En zoals dat vaak bij Rome het geval is, verzoet en vergoedt het geld hier ook alles.

Zo staat de S.G.P. in haar strijd tegen de subsidies aan de leeszalen dan geheel alleen. En toch ook niet geheel alleen.

Zij handelt daarbij immers geheel in de geest der vaderen, waar dezen met plakkaten en keuren Gode-onterende en het volk vergiftigende lectuur, onder meer de werken van Spinoza, verboden hebben.

Gelijk ook Ds. Kersten geheel in die geest handelde, waar hij destijds in de Tweede Kamer een scherp protest deed horen tegen het feit, dat er in Den Haag een man rondliep met een bord, waarop te lezen stond: God is het grootste kwaad.

En niet anders handelden de S.G.P.ers in de Tweede Kamer als zij met aHe kracht opkwamen tegen de redevoeringen van Anti-revolutionaire en Christelij k-historische Kamerleden, waarin dezen verklaarden, dat aan het hoge goed der vrijheid, namelijk, dat deïsten, pantheïsten en atheïsten vrijelijk hun leringen mochten propageren, niet getornd mocht worden.

Door zo te spreken en te handelen hebben de S.G.P. Kamerleden hun program nageleefd.

Dat toch stelt tot nadrukkelijke eis, dat de Overheid ten aanzien van de zeden zowel op de wegen als in de publieke gebouwen zich bij het uitoefenen van haar ambt naar Gods Wet zal richten. En dit houdt buiten enige kijf in, dat zij alle geschriften, met of zonder fotografieën en platen, v/aarin Gods eer wordt aangerand, het welzijn der zielen schade beloopt en de goede zeden des volks ondergraven worden, uit het volksleven met al wat in haar vermogen is, heeft te weren.

Daartoe verbiede zij het drukken van zulke lectuur late zij, indien zij noch-thans buiten haar wil en weten om gedrukt is en aan het publiek t verkoop wordt aangeboden, beslag leggen om dan het voorbeel te volgen dergenen, die onder invloj van Paulus prediking te Efeze vj derfelijke boeken bijeenbrachten 3 verbrandden.

Het spreekt wel vanzelf, dat naar opvatting vati de S.G.P. ook geen vi spel gegeven mag worden aan h( geen in schouwburgen, cabareti bioscopen aan het publiek vertooi v/ordt. Wat daarin vertoond wor gaat toch meermalen alle perken buiten. Men denke alleen maar a; het feit, dat het onder vigeur van thans geldende bepalingen geoor is, dat God de Heere in de bioscoi vertoond wordt als een oude ha met een grijze baard gekleed in e( jacquet en uitgedost met een ho hoed. Als zulk een vertoning door Overheid gedoogd wordt dan behoe men niet te vragen wat al schand ligs en Gode-tergends er alzo hedi ten dage vertoond kan worden. Tro wens, zonder dat men ooit een vo in de bioscoop gezet heeft, kan m uit de reclame-biljetten wel opn ken, hoe het daarin toegaat. En men meent het daaruit niet te ku nen opmaken, dan toch wel uit i verslagen, die men in de couranb van de vertoningen in de bioscop kan lezen. Moord en doodslag zij daarin gedurig aan de orde van ( dag. Het huwelijk wordt er in o dermijnd. Kortom de goede zpj worden er vaak in omlaag gel\^ En wat van de bioscoop gezegd kj v/orden dat geldt ook voor schoui burg en cabaret. Ook daarin tre men aan, wat voor Gods Wet ni bestaan kan. Soms al in even erj mate als in de bioscoop. Hoe vaak het al gebleken, dat zulke inrichti gen met alle recht voorportalen vi de hel genoemd kunnen worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1949

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1949

De Banier | 8 Pagina's