Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

Haai-Program XXVIII.

STAATSLOTERIJ.

Loterij en spel banen de weg naar de hel — zo luidt een oud gezegde. Dit gezegde berust maar al te zeer op waarheid.

Menigeen toch gaat geheel in het spel op, besteedt er al zijn vrije tijd bij dag en bij nacht aan en zit er althans hele gedeelten van de nacht bij op. Ook al zijn er bij wie de speelzucht zo zeer botviert, dat zij zelfs hun noodzakelijke arbeid er door verwaarlozen.

Dobbelen en spelen om geld zitten velen als 't ware in het bloed. Zij zijn van het dobbelen, vooral van 't kaartspel, zelfs niet af te slaan. Om van de particuliere huizen en andere gelegenheden nu maar te zwijgen, zo wel in de voorname herensociteiten als in wat men noemt de volkskroegen, tot in de treinen toe wordt het kaartspel bedreven.

Dit zo onheilige en zondige spel heeft al wat mensen het pad naar de hel gebaand en doet het heden ten d"-T|' nog evenzeer als in vervlogen eeuwen en jaren..

Doch wij hebben daarover, waar niet genoeg tegen gewaarschuwd en opgetreden kan worden, thans niet te schrijven, omdat artikel 4 van het program der S.G.P., dat wij in dit artikel voornemens zijn te bespreken, onder lid e bepaaldelijk handelt over de Staatsloterij en de onvoorwaardelijke afschaffing daarvan eist. . [.

e Staatsloterij is ten onzent van vrij oude datum. Vrijwel direct na het herstel van ons zelfstandig volksbestaan, als gold het een zaak van het allerhoogste gewicht, één der levensbehoeften van ons volk, werd onder de allereerste besluiten van 6 December 1813, die door onze souvereine vorst werden uitgevaardigd, de Staatsloterij ingevoerd, waarbij reeds aanstonds de instandhouding van de in 1812 geregelde loterij voorkomt.

Nog al van oudere data zijn de zogenaamde vorstelijke loterijen. Deze werden eenmaal ingevoerd — de naam duidt het reeds aan — door vorsten of landvorsten in het gebied, waarover zij het bewind voerden.

Met die loterijen beoogden deze vorsten een dubbel doeleinde. Zij beoogden daarmede wel in de eerste plaats op een voor hen hoogst gemakkelijke wijze de gelden te verkrijgen, benodigd voor het bestuur van hun vorstendom en voor hun vaak weelderig hof en in de tweede plaats wisten zü alzo te bewerken, dat er geen hoge belastingen geheven werden of zelfs soms in het geheel geen belastingen behoefden geheven te worden, gelijk dat in het vorstendom Monago — zijn wij wel ingelicht — thans nog het geval is, dewijl de aldaar gevestigde speelbank genoegzame winsten oplevert. De staatsloterij was in het oog der vorsten een heerlijk middel, een probate vondst om van al de moeiten en onaangenaamheden, welke de heffingen der belastingen meebrengen, op eens en voor goed af te zijn. Zij voorkwam alzo de bittere stemming, v/elke er tussen volk en vorst door de heffing van belastingen, vooral van zware belastingen, menigwerf ontstaat en werkte in de hand, dat de bevolking het bestuur van de vorst genegen was.

De staatsloterij ging zo als een zeer zachte borstel over het volk, voorkwam een onaangename verstandhouding tussen vorst en volk door wederzijdse ingenoimenheid met een voor beiden even voordelig middel, bood het niet geringe profijt, dat er vrijwillig aan de belastingen in de vorm van de gewone loten werd bijgedragen en had bovendien nog dit niet geririge voordeel, dat er met een betrekkelijk klein aantal ambtenaren volstaan kon worden.

Zo kwam dan de vorst aan de benodigde gelden, waaraan velen bijdroegen door het kopen van één of meer loten, in de hoop, dat zij uit de Staatsloterij de eerste prijs of althans een prijs zouden behalen.

Onder de gegeven omstandigheden is het zeer wel te verstaan, dat de vorsten onder bedreiging van strenge straffen hun onderdanen verboom deel te nemen aan de loterijen van vreemde vorsten en particulieren.

En dit niet om hen tegen zwendelarij of oplichting te beschermen, maar opdat dezen een aandeel in de eigen loterij van het vorstendom zouden nemen. Besteedden de burgers hun geld aan vreemde loterijen, dan bleef de vorst met zijn loten zitten, hetgeen tot elke prijs voorkomen moest worden, want daar hing voor heel bet vorstendom te veel van af, dat de vorst zijn loten kwijt raakte.

H eel dit en elk loterij bedrij f moeten op grond van Gods Woord scherp en onvoorwaardelijk afgekeurd worden. Elk loterij-bedrij f toch speculeert op de zondige begeerten en lusten van de mens. Het berust op de hebzucht van het menselijk hart, druist tegen de goede zeden in en houdt de mens in een soort van roes gevangen.

Men kan dit zien, als men er acht op geeft met welk een accuratesse en buitengemene belangstelling de loterij-briefjes, waarop de uitslag ener gehouden loting wordt bekend gemaakt, dikwerf door de daarbij belanghebbenden worden bekeken. Evenzeer valt dit gemakkelijk af te leiden uit het feit, dat vele dagbladen de nummers, waarop de hoo{( ' prijzen en prijzen der Staatsloteri 'Ö gevallen """"" zijn, ''" afzonderlijk "^ i--i----i-beken . • .„e maken. De redacties en directies diei [ bladen weten maar al te goed, p velen hunner lezers met grote ae langstelling er naar uit zien oiu ^ weten of op het door hen gekochti e lot niet de hoofdprijs of enige and? re prijs gevallen is. Zij verkeren ii ) de vaste overtuiging, dat een groo o aantal hunner lezers bij die loteri u groot belang heeft; vandaar hun be * kendmakingen. Inderdaad zijn bij loterij tal van mensen betrokkei zelfs nog meermalen diegenen, vai wie men dat niet verwachten zoj o e i h die in het verborgen doen, wat soms in het openbaar veroordelen. De speelzucht onder ons volk ten opzichte van de Staatsloterij is immer groot. Hoe vele lieden wordei door spel en loterij niet geheel ver voerd en maken een heel deel vai hun leven daarmede zoek. Hoevelei vermorsen alzo niet de kostelijke das der genade; zijn daarmede zo bezet dat zij de welaangename tijd der za ligheid geheel verbeuzelen! De mees ten hunner noemen dit spel een oi schuldig tijdverdrijf, maar het For. muiier van het Heilig Avondmaal oordeelt er te recht gans anders over t waar het benevens alle echtbrekers, hoereerders, dronkaards, dieven, V7oekeraars, rovers, „spelers" van het gebruik van de dis des Heeren uitsluit. Bovendien mocht hier woord des Apostels wel eens ter dege worden bedacht, dat luidt: V'Jf, die rijk willen worden, vallen in Verzoeking en in de strik en in vek dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang. Want de geldgierigheid is een wortel vai alle kwaad; tot welke sommigen lust hebbende, zijn afgedwaald van het geloof en hebben zichzelf met vele smarten doorstoken.

Daarenboven, wat en wie dient men bij dat spel, ook bij de Staatsloterij, wat anders dan hetgeen onze Gere formeerde vaderen noemden de drieeenheid van de duivel: „Het fortuin, f het noodlot en het toeval". Dat dit metterdaad zo is, komt wel heel overtuigend uit in de taal, welke men bij deze zaak voert. Men spreekt toch van „fortuin maken"; „er een fortuintje bij hebben"; „het lot y*^ mij wel of niet gunstig"; „het toe J wilde, dat ik dat lot nam"; „het noodlot bepaalde het aldus"; en „fortuinlijk er bij varen" en fortuin, het noodlot en het toeval zijn een brutale en drieste loochening van de levende God.

De zucht nu om door het fortuin, dooi-het noodlot of door het toeval rijk te worden is in grond en wezen niet anders dan een vervloekte afgodendienst en een vreselijke miskenning van de levende God, Die deze verhoogt en gene vernedert en de plaats, de kring en de staat van ieder bepaalt, waarin hij leven en werken moet.

Voorts behoeft het enige verwondering, dat deze zo jagimerlijke zucht naar spel steeds meer veld wint in ons maatschappelijke leven, waarin zo velen geen vrede hebben met de lotsbeschikking hun van God dering, dat onder de huidige omstandigheden de Saatsloterij nog steeds niet is afgeschaft; dat daarin de totalisator bij de wedrennen nog onlangs met grote meerderheid van stemmen door de beide Kamers der Staten-Generaal bij wetsvoorstel van de regering weer is ingevoerd?

e argumenten, welke men aanvoert voor het behoud van de Staats- > terij, zijn veelal de volgende, welke ij "nu kortelings gaan bespreken en eerleggen.

ten zegt, ons volk wil nu eenmaal pelen. Welaan, laat de overheid het aartoe met een Staatsloterij geleenheid geven. Speelt het daar niet 1 dan zal het in private en vreeme loterijen spelen.

toordat de Staat zelf loten uitgeeft, oeit hij het kwaad van de speelucht wel niet uit, maar houdt hij et toch binnen zekere perken. Zooende wordt er heel wat knoeierij eweerd, wordt er onder rijkstoeicht en - verantwoordelijkheid alhans veel solieder en fatsoenlijker espeeld.

r wordt dan wel gespeeld en geokt, maar gegokt en gespeeld op oliede wijze.

let dobbelen en gokken hebben wel ilaats, maar men dobbelt en gokt thans solied en fatsoenlijk,

an wordt er wel kwaao bedreven. laar althan» niet in zulk eon grove late. Dan zondigt men v/el, maar iet op de allerergste wijze. •\ek een jammerlijke redenering ouden zulke verdedigers der Staatsoterij er toch op na! ^^^^ ^" argument! Welk een beoog!

lo redenerende kan men met even 'eel recht betogen: Het volk wil nu enmaal spelen; laat de Overheid orgen, dat er voldoende onder haar oezicht staande speelhuizen en peelbanken zijn.

if.t het betoog op, dat de Overheid epen is om door invoering van oinder kwaad de ergerlijkste uitpattingen der zonde te keren, dan er ruim baan voor het instellen ten allerlei zondige inrichtingen an overheidswege gemaakt. : ulk een betoog houdt echter allerainst steek.

ionde is zonde en ook de kleinste onde verdient naar Gods Woord ; elfs de allerzwaarste straf. Zonde net zonde te dekken is een menselij-: e vond, welke echter voor God niet : an bestaan, dewijl Hij een grimmig Vreker van alle kwaad is,

)aarom moet dan ook met ^lle belistheid het argument van de hand rewezen worden, dat de Overheid net de instelling en handhaving van Ie Staatsloterij vrijuit gaat, dewijl met een minder kwaad een veel i^: er kwaad voorkomt.

rlierbij komt nog, dat de Overheid net haar Staatsloterij de speelzucht anctioneert, ja, zelfs aanmoedigt ioor de loten er van aan het publiek e koop aan te bieden.

Dok dit kan niet door de beugel. Evenmin, als de Overheid, omdat er m eenmaal een zucht tot stelen in iet hart des mensen woont, haar onlerdanen op enigerlei wijze tot steen mag aanmoedigen, evenmin mag ij hen op welke manier dan ook, tot ipelen aanzetten.

^jj jjg^ gjjg (JQQJ, ^j^g gewraakte arument voegen de verdedigers van ie Staatsloterij een ander en wel een ran financiële aard. Zij voeren aan, fat deze loterij geld in de schatkist ies ' lands brengt. Een argument, dat lUe waarde mist voor degene, die laar uitspraak van de Heilige Schriftuur van oordeel is, dat gef-'in, hetwelk in zondige wegen verkregen wordt, immer af te keuren fait en de vloek in zich draagt. Doch tiit zelfs buiten beschouwing gelaten, fie opbrengst der Staatsloterij is op l^et gehele financiële budget der [Rijksbegroting van zo luttele betekenis, dat deze gemist kon worden. ^elfs zeer wel gemist kon worden, indien de Regering het besluit nam, 'm de tonnen gouds, welke thans nutteloos en heilloos naar de kas van de Organisatie der Verenigde Naties vloeien, niet meer op de Rijksbegroting te brengen.

Een derde argument, dat men bijbrengt om de Staatsloterij toch maar op de been te houden, is, dat speelachtigen, ingeval deze wordt afgeschaft, veel imeer dan thans in handen van zwendelaars zullen vallen, desnoods voor hun speelzucht 'n uitweg zullen zoeken bij allerlei particuliere instellingen, persoonlijke weddenschappen en bij buitenlandse loterijen.

Alsof zulks thans niet op grote schaal plaats vindt. Het is niet dan een waanvoorstelling, indien men zich inbeeldt, dat er thans niet gegokt wordt bij vele zich daarvoor lenende gelegenheden. Men zie slechts de grote bedragen, welke bij de totalisators bij de paardenrennen verwed worden Men zou verwonderd op kijken ais men kennis kon nemen van de sommen, welke bij voetbalwedstrijden gewonnen en verloren worden. En indien buitenlandse bookmakers en loterij-kantoren hun boeken eens ter inzage legden, dan zou daarin niet weinig te lezen zijn over Nederlands geld, waarmede gegokt IS geworden.

Het is dan ook niet dan een kwalijk bedacht, onhoudbaar pleidooi, als men het u voorstelt, dat de Staatsloterij het gokken en spelen en wedden enigszins tegen gaat en remt, daar de feiten daarmede in flagrante strijd zijn.

Heel de loterij is zondig, dewijl daarin het fortuin wordt aangebeden en de levende God wordt miskend.

Zij haalt de goede zeden van het volk omlaag, omdat zij de speelzucht en het gokken bevordert en aanmoedigt welke behalve dat zij een aanfluiting van een goed christelijk leven is, bovendien nog heel wat bittere ellende over menig persoon en gezin heeft gebracht.

Zij brengt de mens in een zekere roes en staat van opwinding, dat zelfs bij hem elke gedachte aan dood en eeuwigheid, aan God en Diens geboden, geheel teloor gaat.

Zij wekt in de mens een zekere koortsachtige zucht naar geld en goed op, dat hij, in dubbele zin des v7oords zonder God levende, geheel in het aardse, in de begeerte naar tijdelijk vuil gewin opgaat.

Zij vermoordt, maatschappelijk bezien, de arbeidslust van menigeen, is een sta-in-deweg voor een genoe gelijk huiselijk leven en is een dodelijk vergift, voor hetgeen Gods Woord zo zeer aanprijst, als het zegt: „dat wij een stil en gerust leven leilen in alle godzaligheid en eerbaarheid".

Zij is een uiting van de geest van onze tijd, waarin zo velen hun bittere ontevredenheid openlijk uitspreken over de lotsbedeling, welke de Heere over hen op aarde heeft beschikt.

Alles in overweging nemende, is het •volstrekt niet zonder oorzaak en gegronde redenen, dat het artikel vier van het S.G.P. program verklarende: „de Overheid zal ook in haar ambt naar Gods wet geoordeeld worden en heeft dus voor naleving van deze wet zorg te dragen" onder lid e, bepaalt: „Daarom is zij geroepen de Saatsloterij zonder enige overgang af te schaffen".

Overeenkomstig dat artikel en dat lid hebben de afgevaardigden in de Tweede Kamer dan ook zich tegen de Saatsloterij verklaard en op haar onvoorwaardelijke afschaffing aangedrongen, gelijk zij ook nog kort opgekomen zijn tegen de wederinvoering van de totalisator bij de paardenrennen.

En de Staatsloterij, èn de totalisator behoren niet gedoogd te worden. Zij zijn een jammerlijke aanfluiting voor ons huidig staatsbestel en leggen er een sprekend getuigenis van af, dat. ons volk in zijn brede lagen

steeds meer en meer afzakt naar het heidendom en wel naar het heidendom in zijn allerlaagste vorm, dat heidendom, waarin slechts naar brood en spelen gevraagd wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1949

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1949

De Banier | 8 Pagina's