Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

der Staatkundig Gereformeerde Partij

Haar program 41

Artikel 36.

Voor degenen, die onze vorige artikelen over de onderhavige kwestie gelezen hebben, moet het wel zonder enig beding vaststaan, dat er een diepgaand verschil, zelfs een onoverbrugbare klove, bestaat tussen de Anti-revolutionnaire Partij en de Staatkundig Gereformeerde inzake artikel 36 van de aloude Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Uit die artikelen toch is ten duideHjkste gebleken, dat de eersgenoemde partij in haar program de neo gereformeerde opvatting dienaangaande huldigt en dat de laatste dit artikel opvat naar de letter, de zin en de geest, zoals dit ons door de vaderen als een kostelijk erfstuk en heerlijke geloofsgetuigenis is nagelaten.

Tevens is in het laatste artikel aan de dag gekomen, dat men de Anti-revolutionnaire leden der Gereformeeerde Kerken geenszins — in tegenstelling van hen, die in de politiek loochenen, hetgeen zij in de kerk iDelijden — dubbelhartigheid ten laste kan leggen, daar zij zowel in de kerk als in de politiek enerlei gedragslijn volgen.

Thans wensen wij er toe over te gaan om de vele bedenkingen en bezwaren, welke in de loop der eeuwen, bepaaldelijk ook in die van de laatste tijd, te bespreken en te weerleggen. Wij achten dit niet alleen wenselijk, maar zelfs hoog nodig. Er zijn er toch ten onzent maar veel en veel te veel verstrikt geraakt in het net, dat loze vogelvangers met hunne bedenkingen en bezwaren tegen het onverminkte artikel 36 gespannen hebben.

Daar is dan als een gewichtig bezwaar opgeworpen, dat artikel 36 in zijn ongewijzigde vbnn onmogelijK uit te voeren is. Feitelijk is dit niet anders dan een dooddoener, waarmede velen in hun sterke tegenzin zich van deze zaak afmaken en een grove onwaarheid bovendien, want het is uitgevoerd. Meermalen en bij herhaling zelfs uitgevoerd.

Ja, gewis. Het is uitgevoerd. Godvruchtige koningen als David en Hiskia en anderen hebben toch geregeerd geheel in de geest zoals het ongewijzigde artikel 36 die aangeeft. Dit Is voor geen tegenspraak vatbaar. De samenstellers en verdedigers van artikel 36 hebben in hunne geschriften zich eertijds juist op de gedragswijze van die koningen beroepen. Meer nog. Zij hebben zich bij de vervaardiging en verdediging van het artikel hun ten voorbeeld gesteld en in algehele overeenstemming met en in stipte navolging van hun regeringsbeleid dit beleid voor alle vorsten en ovérheidspersonen als een voor alle eeuwen geldende regel en richtsnoer voor de vervulling van hun ambtsplichten gesteld. Dit wordt algemeen toegegeven, is ook door dr. Kuyper en andere vooraanstaande Antl-revolutlonnairen onomwonden als waar en onaanvechtbaar erkend. Echter onder dit beding, dat zij stellen, dat het regeringsbeleid dezer godvruchtige koningen alleen voor het theocratisch bestel van Israël gold en niet voor volgende eeuwen ten regel voorgehouden kon en mocht worden. Een zienswijze, waarop wij thans niet nader, maar later, als zij ia onze artikelen aan de orde komt, wensen in te gaan om er alsdan het ongegronde en onhoudbare van aan te tonen.

De aparte zieiijiwijze van dr. Kuj'per en de zijnen dan voor het ogenblik verder buiten beschouwing latende, kunnen wij met alle zekerheid tegen hen, die liefst heel het land met hun geroep vervullen, dat artikel 36 in zijn oude vorm niet uit te voeren Is, vaststellen dat het is uitgevoerd en wel meermalen door de godvrezende koningen onder Israël.

Doch voor hen, die voorgeven, dat dit feit als bewijs voor de uitvoerbaarheid van het onverminkte artikel 36 niet afdoende is — en die zijn er helaas nog maar veel te veel — zullen wij andere eveneens sterk sprekende feiten aanvoeren, die er alle een onwedersprekelljk getuigenis van afleggen, dat artikel 36, zoals de vaderen het ons over-" geleverd hebben, wel ter dege uit te voeren is en ook, wat nog meer is, uitgevoerd is. Wij beroepen ons daartoe op het regeringsbeleid van de oude Christelijke keizers. Zelfs dr. Kuyper erkent onder meer in een van zijn vele artikelen, welke zijn weibesneden pen aan deze zo gewichtige aangelegenheid gewijd heeft, namelijk, in een artikel in zijn boekwerk „De Gemene Gratie", waarin hij over Constantijn de Grote en de hem opvolgende Ghristelijke keizers handelt, dat de? e in de zin en geest van het ongewijzigde artikel 36 hebben geregeerd. Een feit, dat zo wis en zeker is, dat het ook niet te ontkennen valt, ja, dat daarover onder de kenners van de historie der Christelijke oudheid zelfs niet de minste twijfel bestaat. Zie, daar dan weder een en voorwaar geen gering bewijs bijgebracht, dat artikel 36 uit te voeren en uitgevoerd is.

Hoe heeft, het zij terloops opgemerkt, heel de Christelijke oudheid, in tegenstelling met dr. Kuyper, die dit heeft afgekeurd, juist dit regeringsbeleid met eenparige mond hogelijk geprezen! Hoe heeft zij hare onvoorwaardelijke goedkeuring en uitbundige lof er over uitgesproken, dat de keizers het voorbeeld van koningen als David en Hiskia zo getrouw navolgden.

Doch wij hadden zelfs heel zo ver niet buiten ons land behoeven te gaan, om een doorslaand bewijs te leveren, dat artikel 36, zoals het door heel de Reformatie destijds eenparig beleden is, geen blote slag in de lucht, geen ijdele utopie, geen loutere ülusie, geen holle schoonklinkende frase is, maar in de practijk zeer wel na te komen is. Onze eigen landshistorie biedt ons immers daarvoor een klaar afdoend bewijs. Daar is toch eenmaal volgens het onverminkte artikel 36 op onze Nederlandse bodem geregeerd. Zo wèl en zo voorspoedig geregeerd, zelfs dat dit de bewondering van heel Europa destijds heeft gaande gemaakt en dat een staatsman als von Bismarck daarover eenmaal de hoogste lof heeft uitgesproken. Doordat er in de voormalige republiek van ons gemenebest overeenkomstig het oude artikel 36, geheel gegrond op Gods onfeilbaar getuigenis als het is, waarin de Heere mede optrok, het regeringsbeleid gevoerd is, kon die republiek zulk een macht uitoefenen, dat zij eenmaal een eerste plaats in de rij der volkeren innam. Klein van omvang als zij was, slechts een stipje op de wereldkaart, wist zij onder de volkeren zulk een invloed te verwerven, dat er onder hen geen beslissing van enige betekenis werd genomen of zij er in gekend werd, zelfs zo, dat naar de woorden van de liberale Potgieter haar advies de evenaar naar de een of andere kant deed overslaan. Betrekkelijk met een handjevol mensen voerde zij een heerschappij, alsof zij uit millioenen en nog eens millioenen bestond. -

Hoe kan men, als men dit alles weet en overdenkt, toch beweren, dat artikel 36 in zijn ongewijzigde vorm in de practijk niet door de Overheid in haar bestuur te verwezenlijken zou zijn; dat het onmogelijk uit te voeren is, daar het in de practijk in het regeringsbeleid zo gedurig verwezenlijkt en uitgevoerd is.

Bovendien, hoe dikwijls heeft God de Heere in de gang der historie de raad der wijzen te niet gedaan, die verkondigden, dat dit of dat onmogelijk ten uitvoer gebracht kon worden, door hetgeen de wijzen onmogelijk achtten te volvoeren. Hoe menigwerf het onmogelijk verklaarde mogelijk gemaakt! Hoe verheerlijkt Hij Zijn almacht juist daarin door het onmogelijke mogelijk te maken, door het tegen alle menselijke berekening in ten uitvoer te brengen. Wie zou, toen de kinderen Israels aan de oever van de Rode Zee stonden met de zee voor zich, het machtige heir van Farao achter zich, en de ongenaakbare bergen aan hunne beide zijden het mogelijk geacht hebben, dat zij aan hun vijand ontkwamen? Wie zou toen ook maar een duit voor hun behoud gegeven hebben? En toch werd het onmogelijke door de Heere mogelijk. Het spleet de zee, dat Israël droogvoets door de zee trok, veilig en wel naar de overzijde kwam en Farao. met al zijn ruiters als lood in de diepte der wateren verzonk. Wie zou het bestaanbaar geacht hebben, dat Gideon met weinigen ook zo velen versloeg? Wie het mogelijk geoordeeld hebben, dat een kleine herdersjongen de reus Goliath overwon, voor wiens aangezicht gans Israël vlood? Wie het voor uitvoerbaar geheelden, dat Petrus uit de gevangenis, trots bewakers, grendels en sloten zou komen?

Keer op keer zijn er toch in de gewijde geschiedenis gebeurtenissen voorgevallen, die alle menselijke oordeel ten spijt geschied zijn.

En niet alleen daarin, ook in onze eigen landshistorie is zoveel geschied, dat, naar menselijke schatting, onmogelijk was, dat het wel bij uitstek geschikt is om allen, die het op de tong beschoren ligt om te zeggen, dit kan niet en dat kan niet, voor goed de mond te snoeren.

Men bedenke hoe wonderlijk en tegen alle menselijke berekening en plannen in de ure van onze landsgeboorte in den Briel heeft geslagen. De Watergeuzen hadden niet derwaarts willen gaan, maar naar Texel. En zelfs als den Briel was ingenomen, had noch Prins Willem, noch zijn broeder graaf Lodewijk daar enige verwachting van, zij waren er zelfs in niet geringe mate over verstoord. Wie had ook maar in de verte kunnen vermoeden, dat met de inneming van den Briel, welke geheel tegsn wil en dank der mensen had plaats gevonden, de eerste steen gelegd zou worden voor Nederlands zo glorieus verleden? Niemand had zulks verwacht en mogelijk geacht. En toch is het geschied. De Heere heeft het onmogeUjke mogelijk gemaakt.

Daarop acht te nemen is dan ook duizendwerf verkieselijker dan te rade te gaan met menselijke berekeningen, zich te laten leiden door overwegingen, dat de overmacht der tegenstanders te groot is om ooit artikel 36 in zijn ongewijzigde vorm in ons land in de practijk te brengen. Zoals di". Kuyper deed als hij in het derde deel van zijn werk , , De Gemene Gratie" op bladzijde 296 ten aanzien van de uitoefening van laatstgenoemd artikel schreef: , , zodat wij niet geloven dat er in de Tweede Kamer tien en in de Eerste Kamer vijf leden voor zouden te winnen zijn. De risee van Europa en Amerika, en de belaching van al wat de vrijheid liefheeft, zou zulk een Kabinet zich geen ogenblik kurmen staande houden, en ook in ons land zou het besliste tegenstanders vindsn." Wat zegt dit echter, wat heeft het feitelijk te betekenen?

Is Luther ook niet uitgelachen, toen hij de 95 stellingen aan de slotpoort van Wittenberg heeft aangeslagen? Is hij ook aanvankelijk niet uit de hoogte van uit Rome bespot als dat armzielige Duitse monnikje? Had hij de bespotting en belaching gevreesd, nooit zou hij gedaan hebben wat hij in Wittenberg deed. En nog heel wat ergers dan belaching en bespotting heeft Guido de Brés willen verduren, als hij ook al mede om artikel 36 levend verbrand is geworden.

Gewis, naar de maatstaf gemeten, welke dr. Kuyper in deze aangelegd heeft, hadden wij nooit de gezegende Reformatie beleefd. Hadden zij op het machtige getal humier vijanden gezien, nimmer hadden noch Calvijn noch Luther noch John Knox noch enige andere Hervormer een woord gesproken of een letter op het papier gezet om de Hervorming te bepleiten.

Deze mannen des geloofs zijn gelukkig niet met vlees en bloed te rade gegaan, hebben hun oor niet te luisteren gelegd bij hunne medemensen en zijn niet afgeschrikt door de bittere vijandschap en verschrikkelijke vervolgingen van paus, keizer, koning en nog al zo vele andere machtigen der aar-' de, waaraan zij bij voortduring met gevaar van hun leven hebben blootgestaan. Zij hebben geloofd en daarom hebben zij gesproken. En het was door hun geloof, dat zij koninkrijken overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt, de kracht des vuurs uitgeblust hebben en de scherpte des zwaards ontvloden zijn. Een ieder wie hij ook moge zijn, die ten opzichte van de uitvoering van artikel 36 in zijn ongewijzigde staat de veelheid der mensen en de verdorvenheid van de tijd daarbij in het geding brengt en de uitvoering van het artikel en het artikel zelf daarvan afhankelijk stelt, leeft uit een scherp te veroordelen beginsel. Zeer te recht hebben eertijds Gereformeer­

de theologen, toen de Wederdopers bepaalden, dat het Heilig Avondmaal van wege de verdorvenheid van hun tijd twee jaren niet gevierd moest en mocht worden, te dien aanzien verklaard, dat Gods instellingen van mensen noch van enige tijd afhankelijk gesteld mochten worderi en dat deze nimmer door de mensen of door de tijd verbroken mochten noch konden worden.

Elk, die beweert, dat artikel 36 in onze tijd onuitvoerbaar is, die houde met deze uitspraak der Gereformeerde voorvaderen ter dege rekening. Hij stelle zich goed voor ogen, dat een beginsel niet bepaald of zelfs afhankelijk gesteld behoort te worden van de gunst of wangunst van mensen of tijd, maar door de deugdelijkheid, door Gods Woord zelf. En indien hij, zich naar Gods Woord richtende, daarbij de mensen of de tijd tegen zich heeft, moge hij zijn betrouwen op God stellen en Hem aanroepen. Die op het noodgeschrei menigwerf grote wonderen heeft verricht. Dit hebben de stamenstellers en godvruchtige belijders van het oude artikel 36 in vroegere eeuwen gedaan. Zij hebben het artikel opgesteld en beleden in gehoorzaamheid aan Gods gebod, vertrouwende op Zijne beloften, Zijn aangezicht zoekende om mogelijk te maken, wat zij niet mogelijk vermochten te maken. Zij hebben daarbij niet naar mensen of tijd gekeken, zelfs niet toen de uitvoering van het artikel totaal onmogelijk scheen, dewijl tijd en mensen tegen hen waren, daar de brandstapels tegsn hen rookten en de schavotten schier allerwege van het bloétl der hunnen dropen. Wie anders handelt en zijn beginsel in minder of meerdere mate naar de tijd en de mensen richt, die gaat op dat hellende vlak, waarbij zijn beginsel ten slotte totaal aan tijd en mensen zal ten offer gebracht worden. Voorzeker, wie zijn beginsel in verband met en naar de tijd, waarin hij leeft, richt en daarnaar wijzigt, die zal met tijd en mensen bedrogen uitkomen, gelijk de tijdgelovige met zijn tijdgeloof voor eeuwig bedrogen uitkomt.

En wat de uitvoerbaarheid van het onverminkte artikel 36 bepaaldelijk in onze tijd betreft, ook daarin zoude dat artikel zeer wel uit te voeren zijn, indien er slechts hetzelfde geloof en dezelfde geloofskracht waren, die, dank zij Gods viije en onwederstandelijke genade, in de harten der Hervormers en in die van menigeen hunner volgelingan waren. Aan dat geloof schort het en niet aan het oude onverminkte artikel, dat zo menigwerf door koningen, keizers, vorsten en andere magistraatspersonen bij hun regeringsbeleid in practijk is gebracht. Ja, aan geloof en geloofskracht daar schort het aan ook bij hen, die de mond en de zakken menigwerf vol van geloof hebben, terwijl hun harten vreemd zijn aan dat geloof, dat naar de godzaligheid is. Daarbij kunt gij tevens opmerken, dat bij hen en allerlei soort van lieden de oimiacht der uitvoering van artikel 36 op de voorgrond geschoven wordt, om daarmede hun klare onwil te bedekken. Zoals het zo vaak is, zo is het ook in deze: men kruipt achter de onmacht weg om daarmede zijn onwil te verbergen of te verschonen.

Zeer velen toch in den lande, waaronder de Anti-revolutionnaire partij, willen per sé artikel 36 onzer vaderen niet ten uitvoer gebracht zien. Zij zijn daar besHst tegen gekant, zoals dr. Kuyper daar rondweg voor uitkwam, als hij schreef: „en ook in ons zou het besliste tegenstanders vinden". Zo schrijvende, sprekende en handelende beloopt men dan wel niet de minste kans om de risee van Europa en Amerika, de belaching van al wat de vrijheid liefheeft, te worden, maar openbaart men zich — wat heel wat erger is — als een besliste tegenstander van hetgeen de oude Ghristenheid en de Reformatie met eenstemmig gevoelen geheel overeenkomstig Gods Woord in zake de roeping van de Overheid beleden hebben. Wat ons betreft, wij wensen duizendwerf liever de belaching van de vrijheidsmannen en vrijgeesten te verdragen dan ons te stellen tegen degenen, die eertijds om de waarheidswille goed en bloed geofferd en brandstapel en schavot beklommen hebben, gedenkende hierbij aan Mozes, die liever kwalijk behandeld wilde worden met Gods volk dan geteld onder de prinsen van Egypte. Ook wensen wij ons in het net niet te laten vangen dergenen, die geheel ten onrechte en tegen alle waarheid in steeds nog maar beweren, dat het onmogelijk is om artikel 36, zoals de vaderen het ons nagelaten hebben, in het regeringsbeleid ten uitvoer te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1950

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1950

De Banier | 8 Pagina's