Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HEERE, IK BEN NIET WAARDIG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HEERE, IK BEN NIET WAARDIG

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de hoofdman over honderd, antwoordende, zeide: Heere, ik hen niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen; maar spreek alleenlijk één woord en mijn knecht zal genezen wor^ den Matth. 8 : 8

Een Frans spreekwoord zegt, dat niemand groot is in de ogen van zijn huisknecht.

Hiermede bedoelt men aan te geven, dai de mens de schijn kan ophouden in de wereld, ja, dat men hoge gedachten koestert van een lepaald iemand, terwijl in werkelijkheid die mens niet zo iS als men dacht.

Van Gods ware volk kan zo iets echteï niet gezegd worden.

De hoofdman over honderd is er een voorbeeld van, dat er een zeer goede verhouding bestaan kan tussen heer en knecht.

De meester is een centurio, een hoofdman over honderd.

Onderaan het kruis heeft een centurio gestaan, die uitgeroepen heeft: „Waarlijk, Deze was Gods Zoon", Matth. 27 : 54. Ook in Handelingen 10 lezen wij van een centurio, met name Cornelius, tot wie een engel Gods zeide, dat hij mannen zou zenden naar Joppe om Pb trus te ontbieden. Hand. 10 : 5, 6.

In het Nederlandse leger zou zo iemand organisch de rang van groot-majoor hebben, die nog 5 rahgen boven zich heeft en 9 rangen onder zich.

De centurio, van wie in Matth. 8 sprake is, zal een proseliet van de poort zijn geweest; hij onthield zich van afgodendienst, moord, bloedschande, roof (Leviticus 17 : 9). .

De knecht van deze man ligt tehuis, geraakt en lijdt zware pijn. Hoewel in het Oosten er een kloof gaapt tussen meester en dienstknecht, ziet deze man niet de slaaf, doch de medemens.

Ka'in vroeg: „Ben ik mijns broeders hoeder? ". Maar het geloof is door de liefde werkende.

De centurio komt tot de Heere, zonder rechten of aanspraken. Hoewel hij de synagoge der Joden op zijn kosten nieuw had laten bouwen, laat hij geen aanspraak gelden. Als een rechteloze komt hij tot de Heere, als een volslagen onwaardige.

Hoe is deze hoofdman over honderd dat aan de weet gekomen?

Van nature is toch de mens alles waard; eist hij toch alle eer voor zichzelf op! Het schepsel begeert alles te kennen, behalve zichzelf. Het is opgeblazen, ijdel, hoogmoedig. Een eerrover, een vijand van God en de naaste.

Hoe toch is de centurio bekend gemaakt met de plaag van zijn hart? Geen rabbi heeft hem daarmede bekend gemaakt; ja ook geen discipel des Heeren heeft hem zulks doen zien. Het is bij ontdekkend licht des Geestes, hij zelfkennis mocht ontvangen. dat

De liefliebber en zoeker en bedoeler van zichzelf heeft leren zien, dat alle waardigheid is verloren in het Paradijs, waar hij is dood gevallen.

Daarover is oprechte droefheid gewekt. De zonde en ongerechtigheid zijn tot benauwens geworden. Daar werd iets beseft, waarom Jesaja de Heere Christus noemt: De Onwaardigste van allen. Dat nu die Immanuël, Die is God uit God en Licht uit Licht, door Wie alle dingen gemaakt zijn; het uitgedrukte Beeld van Gods Zelfstandigheid, is geworden een worm en geen man. Dat nu \'Oor Hem, Die in de schoot des Vaders was, een iegelijk was als verbergende het aangezicht!

Ja, dat nu van Hem is geroepen: Neem weg, neem weg!

Die Heere Jezus toch was aller hulde waard. Johannes gevoelde zichzelf onwaardig om Zijn schoenen Hem na te dragen.

En dat nu Deze, de geliefde Zoon des Vaders, is geworden de Onwaardigste van allen.

ge­ Wat is het volk des Heeren duur kocht!

Bij ontdekkend Geesteslicht hebben zij zichzelf leren kennen in hun onwaardigheid. O lezer, weet ge daar iets van, wat dat is? Te beseffen, dat ik onwaardig ben, dat de zon nog over mij opgaat, mij nog beschijnt, dat de aarde mij draagt en de hemel mij dekt.

O, daar wordt koning ik onttroond. Daar komt een lege troon. Ik werd de slechtste, de hardnekkigste, de goddelooste, de meest hopeloze. Nu zou het voor iedereen, bij vsajze van spreken, nog mogelijk zijn om zalig te worden, maar voor mij niet meer.

Hel- en doemwaardig; en anders niets waard. De Heere doet geen onrecht, als Hij eeuwig verstoot. Dan ontvang ik straf, waardig hetgeen ik gedaan heb. Wat een eeuwig wonder, als Hij die ziel, die geworpen was op het vlakke des velds, vertreden in het bloed, niet voorbij gaat doch doet leven, Ezech. 16. Wat een liefde, dat Hij komt zonder schromen daar, waar geen mens wil komen. Dat Hij niet schuwt de aanraking met de melaatse. Deze is het. Die de krankheden van Zijn volk op Zich heeft genomen.

Gelukzalig het volk, dat het geringste, het ellendigste, het onwaardigste is geworden en deze Heere Jezus heeft nodig gekregen.

Geen andere hulp was voorhanden; nie­ mand kon verlossen van de banden des doods en de angsten der hel.

Hij, Hij alleen is de algenoegzame Zaligmaker. Hij is al hun liefde waard, hier beneden en daar boven. Hij is waardig te ontvangen de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en dankzegging.

Zijn volk doet niet arm, maar is arm gemaakt. Zij kunnen niets zonder Hem doen, worden door Hem (zoals letterlijk met het pasgeboren kind geschiedt) elke dag uit hun vuil gehaald.

Als een zodanige mag de centurio komen. Hij weet het: „Indien Gij wilt, Gij kunt!"

Hem toch is alle macht in hemel en op aarde.

Zie, dat geloof is een gave Gods. Wie dat mist, mist alles. Dat geloof van de honderdhoofdman is groter dan van Maria (o roomse kerk!), is groter dan van de discipelen; want de Heere heeft zelfs in Israël zo groot een geloof niet gevonden.

Nu mag de blinde heiden, eertijds van God gescheiden. Zijn heil erkennen. In aanhankelijkheid en in afhankelijkheid gaat hij terug naar zijn huis, niet twijfelende.

T < , ., ^j.^.j..„^^ .^., g). j^gjjj. gjj daarvan voor eigen hart? Hebt ge uzelf als een hei­ den, als een goddeloze Ieren kennen? Misschien zijt ge bij de waarheid opgevoed; wellicht hebt ge enige indrukken gehad. Hebt ge er overheen geleefd? Of maakt ge van uw tranen nog uw Christus?

Het is niet voldoende, weer bekeerd te moeten worden; het moet de bekering zelf zijn.

De Heere ziet de nederigen aan; ja. Hij woont bij die, die van esn verbrijzelde en nederige geest is.

Zijn volk leert van de Borg, dat Hij zachtmoedig en nederig van hart is. Nu mogen de nederigen genade ontvangen. Hebt ge de gratie al leren nodig krijgen?

Als de tollenaar het uitroept: „O God, wees mij zondaar genadig", dan komt de genade niet, maar die is er al,

Zijt ge al als een machtige van de troon afgetrokken en als een nederige verhoogd?

'k Was uitgeteerd, maar Hij zag op mij neder.

Op mij. Op zo'n vloekwaardige. Ja, Hij slaat toch, schoon oneindig hoog, op hen het oog, die nederig knielen. Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp. Dat lere Hij ons in waarheid roepen.

G.

J. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1950

De Banier | 8 Pagina's

HEERE, IK BEN NIET WAARDIG

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1950

De Banier | 8 Pagina's