Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BRON DES LEVENS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BRON DES LEVENS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke! Johannes 7 : S7b

ni.

Toen Mozes de rots geslagen had vloeide het water met grote overvloed, zo ook de geslagen Rotssteen Jezus Christus. Zijn bloed heeft gevloeid, een stroom van genade is hier tot reiniging van de grootste der zondaren. Het is en onuitputtelijke bron. De drieënige God is er de verborgen ader van. O, daarom alle gij dorstigen, komt tot deri wateren. Gij, die van God vreest geslagen te worden, vlucht tot deze geslagen Rotssteen. O, alle bedrukten, ongetroosten, door onweder voortgedrevenen, hier is de fontein van genade en barmhartigheid ontsloten. Deze wateren toch zijn verkwikkend, reinigend en genezend. Daar is geen smart of hier is er troost voor, geen zonde of hier is een wonde. Ja, ze zijn tot rijke verkwikking alle dorstenden. Die van dit water drinkt, het zal in hem worden een fontein, springende tot in het eeuwige leven. Vraagt ge, waarin dit komen bestaat? Het is een komen in de genegenheden en uitgangen der ziel. Het geeft ook te kennen, dat de ziel de kracht van Jezus nodiging ervaart. Voorts dat ze eigen rampzalige toestand heeft leren kennen. Dat ze zich buiten Christus een ans verloren schepsel bevindt, daaren- . gen Christus in al Zijn graveerselsn o vol, zo rijk, zo alles te boven gaand eminlijk en dierbaar, noodzakeUjk en onmisbaar.

Het gaat hier als met de amechtige en dorstende woesteinreiziger, die reeds al te lang uitzag naar een teug verkwikkend bronwater. Doch daar heft zijn lastdier de kop omhoog en het versnelt zijn pas, en dit voorspelt hem, dat de plaats der verkwikking nabij is en zijn blijdschap hierover niet kunnende bedwingen, roept hij het zijn medepelgrims toe: een oase, een oase! Zo ook de ziel die tot deze fontein komt. Zij heeft maar één doel voor ogen, maar één begeerte vervult haar, d.i. Jezus, daar strekt zich al haar lust en liefde heen. Buiten Hem toch is de dood. Buiten Hem moet zij jammerlijk omkomen. Buiten Hem is niets dan een rampzalige woestijn en daarom roept zij uit van uit die woestijn: „O Heere, mijn ziel en lichaam hijgen naar U, in een land dor en mat, zonder water."

Van uit die woestijn vlucht zij tot de fontein van het water des levens, van uil het Sodom der zonde tot het Zoar der behoudenis, van uit de woeste zee tot de behouden haven. Voor zulk een wordt het een omkomen in zichzelf, een wanhopen aan zichzelf. En wat nu alles afsnijdt is, dat ze leren, dat ze geen voeten hebben om tot Hem te gaan, en geen handen om Hem aan te grijpen. Ze leren hun totale machteloosheid kennen, daarbij ervarende de kracht van hun verdorvenheid, die hen als met duizend zelen naar beneden trekt. Ja, dat doet hen vaak moedeloos in deze woestijn ter neder liggen en klagehjk wenen. Hier wordt vervuld: "Ik zal ze voeren met geween en met smekingen zullen ze komen." Ja, dan roepen ze met de bruidskerk:

„Zonder U kan ik niet zuchten. Noch van hier naar boven vluchten Zonder U niet zijn verblijd Schoon Gij goedertieren zijt."

O, eeuwig wonder van aanbiddelijke ontferming, die tot die Rotssteen mag komen om te drinken. O zeker, het komen tot die Rotssteen is geen weg naar het vlees, het is een weg van omkomen en sterven aan zichzelf, het is een weg, waarin het verfoeilijke en hovaardige ik ten diepste vernederd wordt. Want die tot deze Fontein komt is een gans amechtige, een ten dode opgeschrevene, een gans ontblote en ontledigde, die onder al wat hij is en wat hij niet is, de dood leerde schrijven. Want zie, de wet geeft hun niets dan slagen, Gods gerechtigheid verschrikt hen. En ook Jezus heeft geen troost voor hen, zolang ze het leven nog in eigen hand vinden.

Doch eeuwig wonder, zalig zielsgeheim, wat alleen voor ondervinding vatbaat is. Waar de ziel nu denkt om te komen, daar wordt ze juist in de weg van het sterven behouden. En in de weg van verloren gaan vindt ze het leven. Daar ze denkt slagen te ontvangen, ontvangt ze de kussingen Zijns Woords. En dat alleen door die geslagen Steenrots. Waar ze denkt voor eeuwig om te komen, om eeuwig te dorsten, daar mag ze water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils. Christus riep eenmaal uit met een door dorst gekloofde tong: „Mij dorst". Daarin heeft Hij niet alleen het water des levens verworven voor Zijn volk, maar ook toen dorstte de Middelaar naar de dorst van Zijn volk, n.l., versta het wel, dat Zijn volk zou gaan dorsten naar Hem.

Christus' zijde is doorstoken en terstond kwam er bloed en water uit: rechtvaardigmaking en heiligmaking. De doorstoken Christus vruchtbaar tot een fontein des levens. „Die kome tot Mij en drinke." Dat drinken geschiedt, waar een zondares wenend aan Jezus' voeten ligt, een tollenaar af gaat gerechtvaardigd naar Zijn huis, waar een Maria haar Rabboni stamelt, een Thomas uitroept: „Mijn Hee­ re en mijn God", en een Petrus onder tranen belijdt: „Heere, Gij weet alle dingeri. Gij weet, dat ik U Hefheb." Om tot deze wateren te komen, gel. lezer, hebben gij en ik de grootste noodzaak, want daar buiten is niets dan een eeuwig zielsverderf.

Is er bij ons reeds die behoefte, die dorst naar de Bron des levens? Indien ja, het rechte kenmerk is hier, dat we niet bevredigd kunnen zijn in het dorsten zelve. Ofschoon hier reeds veel zaligheid en zoetigheid in ligt, nochtans zal het alle oprechten van hart er om te doen zijn, te komen tot het geloof, dat hier voorkomt onder de benaming: drinken. Sta veel naar een ontdekkende prediking. Wees met geen algemeen werk tevreden. Een algemene bediening des Geestes kan ons brengen met onze schuld vóór God, maar niet onder God. De zaligmakende bediening des Geestes leert geen andere grond om in te rusten, dan alleen de volle borggerechtigheid van Immanuël, waardoor de deugden Gods worden opgeluisterd. De Vader bevredigd, de zondaar weer in God teruggebracht, hersteld, even alsof hij nooit zonde gekend of gedaan had. Daarom, oprechten van harte, mochten we veel verwaardigd worden, onze le­ dige vaten de Heere te tonen. Laat, om te komen tot die fontein der bede, voor de bruidskerk de onze zijn: „Trek mij en wij zullen U nalopen."

Gij die gedrenkt werd uit deze fontein, wat kracht hgt in deze wateren. Ja, Christus zegt enkele verzen verder: „Het zal in Hem worden een fontein, springende tot in het eeuwige leven." Is hier temidden van dit Mesech der ellende dit water zo zoet en dierbaar, wat zal het zijn, als ge straks in nooit gestoorde zaligheid de voUe verzadiging zult genieten, n.l. dan, als uw pelgrimskleed veranderd wordt in het kleed der gezaligdén. En uw reisstaf ingeruild zal worden voor de palmtak der overwinning, om dan verzadiging van vreugde te genieten in de drieënige God, lieflijkheden aan Gods rechterhand eeuwiglijk. Dat zal het eeuwige loofhuttenfeest 2djn, hier boven, daar zal zijn de zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit de troon Gods en des Lams.

„Daar zullen dan de blijde zangers staan. De speellien op de harp en cimbel slaan. En biimen U al mijn fonteinen wezen."

Dr.

Sm.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1951

De Banier | 8 Pagina's

DE BRON DES LEVENS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1951

De Banier | 8 Pagina's