Brief uit Zeeland

Brief uii

CLXXIII.

Zo menigmaal is reeds de klacht geuit, dat de Zondag een zondedag is geworden, maar verbetering is er allerminst te bespeuren. Integendeel, het wordt nog maar steeds erger. Was er ten tijde, dat er een verbod was voor het autorijden, enige vermindering waar te nemen, thans is de Zondag wel dó drukste dag voor het verkeer. De ene auto na de andere rijdt over de wegen en doorkruist het land. Niet alleen Nederlanders, maar óok Belgen, ja, in het Zuiden van ons land wel voomameHjk Belgen.

Dan roemt men er nog over, dat de buitenlanders ons deviezen brengen. Maar heeft men er dan geheel geen oog meer voor dat niet de deviezen, maar Gods zegen ons rijk maakt? Het schijnt wel of er geheel geen oog meer voor is. En hoe kunnen wij Gods zegen verwachten als wij Zijn geboden komen te verachten en te vertreden? Juist aan de onderhouding van het vierde gebod van Zijn wet heeft God betoond grote loon te willen verbinden.

Zien wij op dat alles, maar ook nog op zo veel meer, dan is er niets anders dan tegenspoed te verwachten. Spert en spel worden op Zondag meer beoefend dan wel anders. Zij, die winnen, worden als helden geëerd. Wie denkt er bij, dat Gods dag wordt ontheiligd? Vrijheid wil de mens. Vrijheid om. zich uit te leven. Knechten van de vorst der duisternis en handelende naar Zijn wil.

En als er dan hier en daar nog eens stemmen opgaan om ons volk af te trekken van de zonden, dan worden die personen uitgekreten als achterlijken, als die geen oog hebben voor de ontwikkeling van het mensdom. Zij, die in Kamers, Staten en Raden gezeten zijn, moeten dat wel ondervinden. Zij zijn evenals Micha door Achab getekend werd in hun ogen, nooit iets goeds, maar altijd kwaads profeterende. Wordt er wel eens aan gedacht welke zware en moeilijke taak die personen hebben?

Ja, het is zo gemakkelijk om het eens door te lezen wat Ds Zandt en Ir van Dis in de Kamer hebben gezegd. Maar denken wij er wel aan welke moeite en zorg zij daar aan moeten besteden? Denken wij er wel aan welk een smaad zij daarvoor moeten ondergaan? Denken wij er wel aan dat ook zij maar mensen zijn? Denken wij er wel aan welk een zelfverloochening er nodig is om toch maar steeds weer tegen alles de stem te moeten verheffen? Denken wij er wel aan, dat ook zij daartoe in eigen krachten niet in staat zijn?

Och, het is zo gewoon. Het gaat zo maar door. Wij zijn er nu eenmaal aan gewend, dat wij van hen het principiële woord horen. Maar leest men eens wat anderen er van maken, dan blijkt het wel, dat het niet zo gemakkelijk is. Dan weer worden zij uitgekreten voor volksmisleiders. Dan weer dat zij toch maar achteraan lopen. Dat zij even goed maar bij de Anti-Revolutionnairen kunnen zijn en met hen in alles medegaan. En toch, wat is het noodzakelijk om pal te blijven staan. Ook pal te staan tegen de toenemende ontheiliging van Gods dag.

Wat zou het een voorrecht zijn als eens alle niet noodzakelijk verkeer op de dag des Heeren werd stil gelegd.' Wat zouden velen dan ook een echt vrije dag hebben en de Zondag kunnen doorbrengen met het thuis zijn en het bezoeken van de godsdienstoefeningen. Wat zou het een voorrecht zijn als de boten over de Schelde in Zeeland op Zondag eens werden stilgelegd. Dan is het wel de topdag van het vervoer. Daarvoor maken Statenleden zich druk. Liever zagen wij dat zij eens verzochten om de diensten op Zondag stil te leggen. Dan zou er meer rust en meer stilte zijn op Gods dag. Het ene hangt toch nauw aan het andere. Komen er veel Belgen, dan wil men ook winkels open stellen. Dat is in Middelburg ook wel gebleken. Dan is er noodzaak. Ja, dan moeten er gelegenheden zijn om te eten, grn te drinken, om te schuilen als er een regenbui komt enz. Zo brengt ook hier het ene kwaad het andere mede. En de mens gaat door, menende in koele berekening zelf alles te kunnen bepalen en niet beseffende, dat hij als een slaaf handelt, doende de vvil van de vorst der duisternis. Ja, dat doet die mens, die zulk een hoge dunk van zichzelf heeft. En nu hoor ik al: zijn zij dan slechter dan wij? Och vrienden, laten wij er oog voor hebben, dat zij niet dieper zijn gevallen, dus dat de staat niet slechter is, maar dat het alleen Gods wederhoudende genade is, als wij nog mogen betrachten het onderhouden van Zijn geboden. Maar zullen we dan maar stil zijn? Immers neen!

Uw Zeeuwse Briefschrijver

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen