Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ehuds opdracht aan Eglon vervuld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ehuds opdracht aan Eglon vervuld

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Zo zeide Ehud: Ik heb Gods Woord aan u. Toen stond hij op van de stoel. Richteren 3 : 20b

Dat wordt niet een veel-, maar een allesmissend volk. Bij zulk een volk zal het in waarheid om de Weldoener en om de eer van Zijn deugden te doen worden. Zo lang de deugden Gods ons in het leven niet het zwaarste gaan ^kken, kunnen we zelf nog vet blij- 1 bij het opgaan in al hetgeen we menen te bezitten. Daar is de ligging van de godsdienst van onze dagen aan te kennen, dat men veel meer met de weldaden dan met de Weldoener op heeft. Eli hoe wordt men in die weg toch veelal in de prediking opgebouwd. Och, dat er nog eens Ehuds opstonden, die het zwaard in de buik van al die vette Eglons staken, zodat de drek uitging. Immers dat lezen wij in deze geschiedenis, want in het 21e en 22e vers staat zo: „Ehud dan strekte zijn linkerhand uit, en nam het zwaard van zijn rechterheup en stak het in zijn buik, dat ook het hecht achter het lemmer inging en het vet om het lemmer toesloot (want hij trok het zwaard niet uit zijn buik) en de drek uitging".

Als zo het zwaard geestelijker wijze eens I onze buik gestoken zal worden, dan Va' de drek onzer onreinigheid van ons Uitgaan, zodat we dan niet langer in een vrome, gemoedelijke weg het leven voor onze ziel kunnen vinden. God ontdekt Zijn volk grondig in een afbrekende weg aan de diepte van hun gevallen en in Adam gans verdorven staat.

Nooit is het te zeggen, welke gruwelen er dan voor de dag komen. Dan komt de mens er achter welke vijandschap er ii: zijn hart woont. En waar de ziel met de geestelijkheid van de wet te doen krijgt, daar zal ze het gaan ervaren, dat de wet toorn werkt en dat de wet geestelijk is, maar zij vleselijk, en het bedenken des vleses vijandschap is tegen ' God. Zulk een ontdekking aan de gruwelijkheid van zijn gevallen staat doet de mens zijn vertrouwen op zijn voorgaande bevindingen verliezen en een groot beest voor God worden. Zo wordt hij niet alleen met al wat er gebeurd is een onbekeerd mens, maar door de steeds dieper gaande ontdekkingen des Geestes komt hij in zijn onbekeerlijkheid terecht. En waar God in die weg Zijn troostvolle bemoedigingen en de verkwikkingen hunner ziel uit Zijn Woord hun steeds meer gaat onthouden en Zich m Zijn beledigde gerechtigheid aan het hart ontdekt, daar zien ze, dat ze tot verlossing hunner ziel wel wat anders nodig hebben dan zoete genietingen en aangename toestanden. Ze kunnen het daar hoe langer hoe minder mede doen, al is het ook, dat de haper net daar schuilt, dat ze er heimelijk nog zo naar grijpen. Een mens moet toch wat hebben om van te leven en zo lang hij van zijn eigen werk niet afgesneden wordt, klemt hij er zich toch nog aan vast en kan hij de gedachte niet volkomen prijs geven, dat er toch nog een begeerte of een zucht, een behoefte of een werkzame drang der ziel van hem bi] moet komen.

En daarom zal hem niets minder nodig zijn dan dat het zwaard van de Goddelijke gerechtigheid de laatste vezel van zijn eigen werk en zijn leven uit het zoeken naar een gerechtigheid uit een verbroken werkverbond afsnijdt, opdat hij uit zijn gevallen staat in Adam, waarin hij dan voor God gesteld wordt, niet anders over zal houden dan de drek zijnei onreinheid. Gewis, als dat niet gebeurt, hoe zal dan ooit het dierbare middelaarswerk van Christus volkomen waarde krijgen? In de dood moeten wij met al het onze terecht komen om in Christus het leven te kunnen vinden. Een goddeloze wordt gerechtvaardigd en een vijand gezaligd alleen op grond van des Middelaars gerechtigheid. Zó vuil, zó" onrein, zó walgelijk, zó stinkende, zó wegwerpelijk als daar de zondaar in Adam voor God wegzinkt, zo schoon, zo rein, zo blank en zo heilig komt hij er dan bekleed met des Middelaars gerechtigheid uit. O, dat wonder van vrije genade, dat daar verheerlijkt wordt. Het wordt toch zo weinig meer verstaan, maar het is toch zo noodzakelijk, dat we ons leven eens uit alles buiten Christus verliezen om het alleen door het geloof in Hem te vinden. Dat moet Gods volk steeds meer en meer leren verstaan, door een gedurig sterven aan zichzelf en al wat geen God en Christus is, opdat Christus het leven der ziel zal worden. Och, als er nog kennis zijn mag van die zaken, die we zo even beschreven, hoe houdt dan toch bij de meesten de doorgaande ontdekking en verarming in zichzelf op. Hoe vele vette Eglons zijn er te vinden, die rijk geworden zijn met de weldaden, zonder in de dodelijke armoede van hun standsleven na de verzekering van hun staat terecht te komen. En dat is ons niet minder nodig, opdat we met alle rijke weldaden, die geschonken zijn, in onszelf zullen vermageren en er grondig aan ontdekt zullen worden, dat er in ons, dat is in ons vlees, geen goed woont, opdat we de grond van ons leven en het heil en de zaligheid onzer '•'•? } door het geloof buiten onszelf in een erhoogde Middelaar en in de eer van God drieënig zullen vinden. Tot dat einde mocht het Woord van God door de mond van de oprechte Ehuds tot ons gebracht, in ons zijn kracht doen, opdat God verheerlijkt en opdat wij vernederd worden.

Helaas, de prediking van Ehud doet in onze dagen maar weinig Eglons meer van hun stoel opstaan om het Woord van God ter harte te nemen. Wat zal het eens zijn, als we te laat de waarheid van die prediking zullen inzien. Het Woord van God door de mond van een linkse Ehud zal zijn kracht doen, hetzij tot ons eeuwig nut of tot verzwaring van ons oordeel. Het geestelijk Israël zal er middellijk de verlossing door verkrijgen. Ehud heeft slechts zijn opdracht te vervullen, hoe zwaar die hem soms ook kan vallen, want hij zal tot aan zijn dood links blijven. Zelf kan Ehud er soms totaal geen heil meer van verwachten en van buiten hoort hij dikwerf de vijand hem smalend toevoegen: , , Denkt ge nu werkelijk, dat ge met uw linkse hand aan het hof van Eglon tot verlossing van Israël nog wat bereiken kunt? " Maar als Ehud zich in de Heere Zijn God mag sterken, dan horen wij het hem uitroepen: „In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederparüjders vertreden!"

Welaan dan, de overwinning is des Heeren en het voordeel daaruit aan de zijde van Ehud en Israël. Op Eglon rust echter de volle verantwoording en we zullen het weten, als we op het aanhoren van Ehuds opdracht niet zijn opgestaan. Overheid en onderdaan zullen het beide weten, dat er nog Ehuds zijn geweest, die het hen toeriepen: „Ik heb Gods woord aan u!"

En wij allen, die onder het licht van Gods Woord leven, gaan niet ongewaarschuwd naar de eeuwigheid. De Heere mocht Zijn Woord door de mond van Ehud nog op onze harten binden ea doe ons ervaren, wat ons door Ehud nog wordt toegeroepen: „En wij hebben het profetisch Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een hcht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de Morgenster opga in uw harten".

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1951

De Banier | 8 Pagina's

Ehuds opdracht aan Eglon vervuld

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1951

De Banier | 8 Pagina's