Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zuiderzeefondsbegroting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zuiderzeefondsbegroting

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede Ir. van Dis

Bij de behandeling van de begroting van het Zuiderzeefonds werd van de zijde der S.G.P.-fractie het woord gevoerd door de heer van Dis, die daarbij de volgende rede uitsprak:

Mijnheer de Voorzitter!

D© steeds verder gaande inpolderingen van het IJssehneer, waarvan wij de betekenis met het oog op de bestaande behoefte aan landbouwgronden geenssons onderschatten, heeft ongetwijfeld ook een schaduwzijde, nameUjk voor allen, die in de visserij op het IJssehneer en in de nevenbedrijven hun bestaan vinden. Verleden jaar hebben wdj de ambtsvoorganger van de Minister reeds uitvoerig op de moeilijke toestand, zoals die vooral in

Harderwijk en Elburg

bestaat, gewezen, doch het komt ons bij aandachtige lezing van hetgeen de toenmalige Minister ons toen geantwoord heeft voor, dat hij toen niet voldoende op de hoogte was van hetgeen er in de krmgen der vissers en in die der nevenbedrijven in de zoeven genoemde plaatsen leefde. De Minister verklaarde ook zelf, dat het door mij besproken punt geheel nieuw voor hem was en dat hij het zou brengen onder de aandacht van zijn ambtgenoot van Financiën en van de Generale Commissie, menende, dat het in verband stond met het uitgeven van visserijvergunningen. Sedertdien, Mijnheer de Voorzitter, is de toestand niet verbeterd, doch veeleer verergerd. Nog onlangs ontvingen wij daarover inlichtingen, zowel schriftelijk als mondeling, welke er op wijzen, dat de toestand in de visserij en in de nevenbedrijven zeer slecht is. Zelfs werd ons hedenmorgen van de zijde van het bestuur van de Vereniging van belanghebbenden en zoons van belanghebbenden in zake de Zuiderzeesteunwet te Harderwdjk verklaard, dat er op het ogenblik ten gevolge van onderscheidene omstandigheden zelfs van een

zorgwekkende toestand

'kan gesproken worden. De toestand kan de huidige Minister niet onbekend zijn. Wij weten namehjk, dat een drietal afgevaardigden van het zoeven door mij bedoelde bestuur onlangs in de gelegenheid is gesteld om de toestand van de IJsselmeervisserij en die van de nevenbedrijven, meer speciaal voor wat Har­

derwijk en Elburg betreft, op het Departement uiteen te zetten en hun weo- «en kenbaar te maken. Ook is te onzer kennis gekomen, dat de Generale Commissie enkele dagen geleden zich van de toestand op de hoogte heeft gesteld. Ji Wij mogen dus aannemen, dat de Minis'* ter thans van de toestand op de hoogte is. Zoals wi] zeiden, worden Harderwijk ea Elburg nu reeds getroffen, dooh naar te verwachten is, zullen ook Volendam en Bunschoten na verloop van tijd voor dezelfde moeiUjkheden staan. Onze vraag is nu aan de Minister: Wat zal er voor deze mensen worden gedaan? Zij hebben ons verklaard, dat zij him bedrijf zo lang mogelijk wensen gaande ta houden, omdat zij Hever willen werken dan steun ontvangen. Daartoe achtten zij het echter nodig, dat hun in de één of andere vorm, louter als prikkel om hun bedrijf aan de gang te kunnen houden, hulp geboden wordt, en wel in het bijzonder aan diegenen onder hen, dia met personeel werken, want juist zij ondervinden grote moeilijkheden, doordat zij vrijwel

geen knechts

•meer kunnen krijgen, daar dezen elders gaan werken. AEeen op die manier meenden zij hun bedrijf te kunnen voortzetten.

Wij bevelen deze aangelegenheid, die voor de betreffende vissers en niet minder voor de houders van de nevenbedrijven van het allergrootste gewicht is, dan ook ten zeerste in de aandacht van de Minister aan en bepleiten voorts, dat et in de een of andere vorm wat voor deze mensen zal worden gedaan. Ook voor deze lieden toch geldt de eens door een vroegere Minister gedane belofte, dat er aan het grootse werk van de afsluiting der Zuiderzee

geen vlek of smel

mocht kleven, daar de moeilijkheden, welke thans ondervonden worden en die zo buitengewoon zwaar op hen drukken, het gevolg zijn van de afsluiting der voormahge Zuiderzee. Reeds menigmaal zijn achtereenvolgende regeringMi aan deze belofte herirmerd, omdat aan die belofte niet die uitvoering gegeven werd, welke redelijkerwijs vewacht had mogen worden. Ook onzerzijds is er herhaaldehjk op aangedrongen, diat aan de door de afsluiting gedupeerde visseri en 'houders van nevenbedrijven een behoorlijke schadevergoeding zou wordea toegekend. Daaraan heeft echter in de loop der jaren heel wat ontbroken. Jaar op jaar schier regende het klachten over de

schriele uitvoering

der Zuiderzeesteunwet. Ook thans ontbreekt daaraan nog heel wat. Wel zijn in de laatste tijd in aansluiting op de loonsverhogingen ook de uitkeringen krachtens de Zuiderzeesteunwet wat verhoogd, maar de normen zijn nog geenszins aan de tijdsomstandigheden aangepast. Die normen zijn nog zeer laag en dat tervWjl alles zoveel duurder en de waarde van het geld zo zeer gedaald is. Gelet op de vroeger van regeringswege gedane belofte zijn wij dan ook van oordeel, dat de Zuiderzeesteunwet noodzakelijk een herziening behoeft in die zin, dat de normen verhoogd worden en dat dan ook overeenkomstig die normen wordt uitgekeerd. Ook behoort voor meisjes een tegemoetkoming te worden gegeven voor het volgen van

huishoudonderwijs.

Reeds vóór de oorlog gebeurde dit, gelijk bhjkt uit de Memorie van Antwoord bij het wetsontwerp tot wijziging der Zuiderzeesteunwet van omstreeks 1930. In die Memorie van Antwoord staat onder meer te lezen, dat evenals jongens, ook meisjes in de gelegenheid worden gesteld, opgeleid te worden voor een ^betrekking bij het onderwijs. Waarom, 10 vragen vvdj, is men van deze regel afgeweken?

Voorts kunnen wij er ons niet mede verengien, dat de Regering er toch toe besloten heeft om de uitvoering van de Zuiderzeesteunwet bij Sociale Zaken onder te brengen. Verleden jaar hebben wij onze bezwaren daartegen reeds kenbaar gemaakt, doch de Regering, gesteimd door de meerderheid der Kamer, heeft deze bezwaren, die ook door enkele andere leden gedeeld werden, naast zich neergelegd.

Een ander punt, Mijnheer de Vooratter, betreft het steunen van

werkzoekenden.

Het zich vestigen in een andere plaats brengt allerlei kosten mede, die de betrokkenen zelf niet kunnen dragen. Ook hierin moet de nodige hulp geboden worden, terwijl het ook dringend nodig is, dat er enige verruiming in het toekennen van uitkering wordt aangebracht, speciaal met het oog op de ouden van dagen, die het veelal zeer moeihjk hebben. Dit geldt trouwens ook voor tal van bejaarde vissers beneden 65 jaar, die het eerst voor afvloeiing in aanmerking komen. Mij is zulk een geval van iemand ui; Urk bekend. Droeve ervaring heeft deze man in de loop der jaren opgedaan. Omstreeks 1934 werd hem het vissen op het IJsselmeer

absoluut verboden,

omdat hij een motor boven de 30 pk. in zijn schip had. Hij zag zich toen genoodzaakt ander werk te verrichten, eerst bij do Visserij-inspectie, daarna lals grondboorder bij de Zuiderzeewerken. Daarna werd hem door de Visserijinspectie verklaard, dat hij zijn visvergunning terug zou krijgen, als hij een schip van 20 a 80 pk. kon krijgen. In het begin van de oorlog lukte het hem zulk een schip te kopen. De Rijksdienst te Amsterdam wees zijn verzoek om een vergunning echter af. Hij ging in beroep bij de Generale Commissie, die hem verzekerd , dat hem, zodra de omstandigheden dit toelieten, de afgenomen visvergunning zou worden teruggegeven. Nu is deze

gedupeerde. die vroeger schipper-eigenaar was, 62 jaar en moet hij in het palingseizoen trachten als vissersknecht werk te vinden, wat hem door zijn hoge leeftijd steeds moeilijker wordt. In het winterseizoen krijgt deze man met zijn gezin krachtens artikel 13 der Zuiderzeesteunwet een uitkering van zegge dertien gulden per week. Dat is voor hem dan de tegemoetkoming in de geleden schade tengevolge van de afsluiting en droogmaking der Zuiderzee! En met hem verkeren meerderen in de plaatsen aan de voonnalige Zuiderzee in soortgehjke omstandigheden.

Mijnheer de Voorzitter! De door ons naai- voren gebrachte feiten drongen ons er toe om de noden der betreffende vissers en die van de belanghebbenden in de nevenbedrijven bij de Minister bekend te maken en dringen ons er eveneens toe om bij hem te bepleiten, dat docjr hem maatregelen zullen worden genomen om de zo hoog nodige verbeteringen aan te brengen. Wij denken daarbi' ook aan het tijdig treffen van maatregelen met betrekking tot hen, die in de komende jaren met het voortschrijden der inpolderingen uit hun bedrijven zullen moeten afvloeien.

Mede met het oog hierop wensen ook wij aan de Minister de vraag te stellen of het geen aanbeveling zou verdienen 'Over te gaan tot de instelling van een Staatscommissie, die de Minister na grondig onderzoek van advies zal kunnen dienen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1951

De Banier | 8 Pagina's

Zuiderzeefondsbegroting

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1951

De Banier | 8 Pagina's