Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

ÖQV staatkundig Gereformeerde Partij

HAAR PROGRAM (no. 89)

Artikel 9

In ons vorig artikel hebben wij er op gewezen, hoe de Heere in het vijfde gebod de band heeft gelegd voor een gelukkige samenleving tussen overheid en onderdaan, patroon en arbeider, ouders en kinderen; hoe Hij daarin een deugdelijke grondslag gelegd heeft voor een goede en gezegende verhouding tussen hen, waardoor de schrijnende maatschappelijke armoede en ellende, zoals onze tijd die in zo menig land te zien geeft, geweerd kan en zal worden en waardoor tevens niet minder hun tijde­

lijke en eeuvdge welzijn gediend wordt. In dat gebod ligt na zo vele eeuwen nog immer de beste wetgeving, die zich denken laat; want het staat boven alle bedenking vast, dat de Heere altijd de beste en de zegenrijkste wetten voor heel de mensheid gegeven heeft. En om de uitnemendheid van Gods wet èn om de heilloze en rampspoedige gevolgen, welke de verachting en verlating er van te zien geven, is de onderhouding van Gods geboden een iedear aan te prijzen.

Begeert de S.G.P. op elk terrein des levens de terugkeer tot Gods inzettingen, de revolutiegeest verzet zich daartegen en ondermijnt deze overal waar hij het Deze geest — de geest van geen God en geen meester — is diep onder ons volk doorgedrongen, openbaart zich zelfs in kringen, waarin men dat, gelet op de belijdenis, welke men er 'belijdt, allerminst zou mogen verwachten. Hoe afkeurenswaardig en droevig dit op zichzelf ook moge zijn, men verwondere -zich daarover niet al te zeer, want de geest der revolutie zit door de val in een ieder mens. Hij is geheel naar de verdorven smaak van de natuurlijke mens, die elke verplichting en plichtsbetrachting jegens God en zijn medemens met een Kaïnsgestalte van zich afwijst en daarentegen hoog opgeeft van de rechten van de mens, en met de bloedzuiger roept: Geef, geef, en de inkomsten nimmer zat wordt. Deze geest spreekt wel heel onomwonden in het werk „The Wealth of Nations" van Adam Smith, dat op het einde der 18e eeuw en ook daarna in Engeland en ver daar buiten zulk een machtige invloed heeft gehad. In dat •boeik nu wordt het stelsel geleerd en gehuldigd, dat het eigenbelang het beginsel en de spil van ieders arbeid moet zijn en eigenliefde de grondslag van ieders arbeid en van alles moet zijn. Op de lust om zijn eigen welvaart steeds te verbeteren is volgens Smith het welzijn van de maatschappij gegrondvest; een systeem, dat bij de huldiging van de onbeperkte vrijheid de concurrentie van elk tegen elk en van allen tegen allen in het leven riep en waardoor bij grote ontwikkeling van de industrie met behulp van stoom en daardoor gedreven machines destijds niet in het minst in de grote industriesteden, waarin uit baatzucht en vuil gewin jonge kinderen — zelfs een bekend Engeb staatsman liet zich in dier voege uit: neem de kinderen maar in dienst — als goedkope werkkrachten gaarne in dienst genomen werden en een grote maatschappelijke ellende in menig arbeidersgezin geleden werd. Hetgeen bij niemand enige verwondering heeft te verwekken, want dit liberale systeem liep lijnrecht in tegen wat God in het vijfde gebod van ons eist.

Gelijk het ook lijnreclit tegen Gods Woord ingaat als men in het kamp der socialisten de staat met een soort van almacht b^eed wil zien en als een alles besturende en - regelende macht als een moderne afgod gehuldigd wil hebben. Ook daarin wil men naar de regel „geen God en geen meester" leven, in zo verre men evenals in het liberale stelsel geen hogere autoriteit dan de louter menselijke erkent en men de mens in alles tot zijn eigen heer en meester verheven wil hebben en men de goddelijke geboden, naar Psalm 2 ons leert, als knellende banden wil versclieuren en ali drukkende touwen van zich wil afwerpen.

Ja gewis, in het even te vorrai, genoemde kamp wil men zich niet naar het Goddelijke gebod richten, maar naar menselijke inzettingen staat en maatschappij bestuurd hebben, niet de wetten van de alleen wijze God eerbiedigen, maar die van de door de zonde verdwaasde mens. Daarin zal de staat met de meerderheid plus één regeren, desnoods dwingend met zijn sterke arm — zoals het huidige Rusland ons dat te zien geeft — elk die de staatsmacht weeitetaat of van wie men zelfs vermoedt, dat hij haar weerstaan -wil, ter neder werpen met gevangenisstraf en dwangarbeid of met andere al even gruwelijke middelen. Wee degenen, die in dat land de staatsalmacht niet de nodige eerbied bewijzen, zij zijn er him leven niet veilig. In het socialistische kamp toch verwacht men het heil van de staat, die het leven van een iegelijk mens van de wieg tot het graf regelt en waaraan ©en iegel^ke

burger van de eerste tot de laatste snik zich slaafs heeft te onderwerpen. Wat na zijn dood de msns te wachten staat — hetgeen voor een iegelijk mens nog immer het allervoomaamste is, dewijl de ti]d bij de eeuwigheid vergeleken nog m.inder is dan een druppel vergeleken bij het water van de oceaan, daarover bekreunt men zich bij de verheerlijking van de staatsalmacht niet. Veel erger nog: zulk een verheerhjking werkt er hard aan mede, dat de mens bij zijn sterven midden in de dood, midden in de hel geraakt.

Neen, noch het liberale, noch het socialistische stelsel zal de uitkomst in het sociale vraagstuk ons brengen, maar wel de beoefening van het vijfde gebod. En dat gebod verwijst ons naar en bepaalt ons in de eerste plaats bij het gezin, de onderlinge verhouding tussen ouders en kinderen. Het houdt in hoe de ouders naar den Woorde Gods zich jegens hun kinderen hebben te gedragen en wat de ouders naar dat Woord van him kinderen mogen eisen. En dat is naar de verklaring, welke de Heidelbergse catechismus ons er van geeft: eer, Hefde, trouw en gehoorzaamheid. Zaken, die in onze eeuw hoe langer hoe meer een zeldzame parel worden. In stede daarvan openbaart zich op schrikbarende wijze de zucht naar genot, op de wijze der Epicureërs zelfs louter naar zingenot. Wat worden er in menig gezin al niet handen vol geld besteed voor het bezoek van bioscoop en van allerlei ijdele, wereldse vertoning en zondig vermaak, dat behalve dat msn zijn ziel er mede verwoest, nog dit tegen heeft, dat het geld veel beter en nutter besteed had kunnen worden ter onderhouding en verzorging van het gezin; ja hoe vaak wordt op zulk een wijze geld zoek gebracht, dat men aan het gezin heeft ontstolen of dat men voor de kwade of oude dag had moeten bewaren! Wat wordt er al niet in alle standen opgeofferd aan de grootsheid dezes levens, om toch maar de eerste of de voornaamste te schijnen. De apostel Paulus gewaagt in één zijner brieven van Diotrephes, die in de gemeente de eerste zoekt te zijn; het is een zucht, die zich door alle eeuwen heen, maar wel heel sterk in de onze openbaart. Klimmen, klimmen, altijd maar hoger klimmen op de maatschappelijke ladder, al gaat het ook over nog zo vele slachtoffers heen, is een kenmerkend teken van onze dagen. Zeer terecht heeft mr Groen van Prinsterer het als een blijk van verval aangemerkt, dat de eenvoud, welke ons volk in de dagen der Plefbrmatie zo heeft gesierd, uit ons land hoe langer hoe meer gaat verdwijnen. En niet alleen hij, maar hoevele predikanten vóór hem hebben zich daarover in hun predikaties bitter beklaagd. Men leze maiar de predikaties, inzonderheid de biddagpredikaties, van Ds van Lodensteyn. Ds Hellenbroek, Ds Smijtegelt en van Ds van der Groe. Men leze ook hun andere geschriften maar en men zal benevens deze klacht er in kunnen lezen, hoe zij ook daarover bitter geldaagd hebben, dat door het toenemen van het atheïsme, van ongeloof en bijgeloof de eer, de liefde, de trouw en de gehoorzaamheid, welke het vijfde gebod als een onmisbare grondslag voor een goede gelukkige en gezegende samenleving stelt, reeds in hun dagen schrikbarend ondergraven werden. En op welk een ontstellende wijze is dit in onze dagen nog verergerdl Men overdsnke slechts hoe Gods geboden, speciaal ook het vijfde gebod, door een zeer groot deel van ons volk veracht en bruutweg overtreden worden. Welk een verwildering in zeden, welk een verkwisting, welk een plukken uit de rijkskas, welk een bandeloosheid, welk een baldadigheid, welk een verniekucht geeft onze tijld ons te aan­ schouwen! Wat het laatste betieft, daarvan levert hetgeen er in Amsterdam op de verjaardag van de Koningin heeft plaats gegrepen ons een typerend staaltje. Een dagblad deelt ons daaromtrent mede, dat opgeschoten jongelui zodanig met vuurwerk wierpen, dat tal van personen aan gelaat, handen en oren gewond werden en er in veler mantels, jassen en andere kledingstukken brandgaten gemaakt werden. Dit nam zelfs zulk een erge vorm aan, dat de politie, welke bij haar optreden met stenen en flessen bekogeld werd, met de gummistok aan deze zo ergerlijke en ver gaande baldadigheden een einde heeft moeten maken.

Gewis, indien er naar het vijfde gebod geleefd werd, heel het maatschappelijk leven ki-eeg een gans ander aanzien. Dan zou er een gans andere verhouding tussen ouders en kinderen, tussen patroon en arbeider, tussen overheid en onderdaan ontstaan dan er thans zö menigwerf bestaat. Dan zou er heel wat minder maatschappelijke ellende en armoede zijn dan er thans is en 2jou deze op heel wat beter© en mildere wijze gelenigd kunnen worden dan thans het geval is. Wij weten zeer wel, dat wij allerminst naar de zin en smaak van zeer velen van onze tijdgenoten handelen, als wij bij de behandeling van het sociale vraagstuk ter leniging van maatschappelijke noden het vijfde gebod des Heeren betrekken. En toch, hoe zeer de tijdgeest zich daar ook tegen moge verzetten, mag dit geen beletsel zijn om het vijfde gebod bij de sociale kwestie te betrekken, ja moet dit gebod integendeel, een iegelijk als bevattende de deugdelijke grondslag voor een goede maatschappelijke samenleving worden voorgehouden SteUig mag de S.G.P., waar zij het heü verwacht van de terugkeer tot Gods geboden, in deze niet in gebreke blijven. God, de Heere, verlene haar de moed en de kracht om dit niet te verzvajgen, maar er voor op te komen en het pleit er voor te voeren om een iegelijk en ook de overheid voor te houden, dat zij naar het vijfde gebod haar handelingen en wetgeving ten opzichte van de sociale kwestie-heeft te richten. Daarbij komt als vanzelfsprekend, gelet op de nauwe band welke de Heere in het vijfde gebod tussen ouders en kinderen gelegd heeft, in de eerste plaats in aanmerking de eer, de liefde, de trouw en de gehoorzaamheid, welke de kinderen aan de ouders van Gods wege verplicht zijn te bewijzen. Zij zijn de eerst aangewezenen om hun ouders zo het in hun vermogen ligt, in behoeftige omstandigheden te hulp te komen. Daarmede wenst de S.G.P. de verplichtingen van familie tegenover familie gehandhaafd te zien. Zij kan en mag niet anders, dewijl de Heer© in het vijfde gebod het eist.

En nu is het de S.G.P. niet onbekend, dat er door de *^erwording en ontwrichting van het huidige maatschappelijke leven tal van gezinnen zijn, die, ook al mochten zij dit van harte willen, hun familie niet die bijstand kunnen verlenen, welke zij jegens hen wel zouden willen betonen, dewijl hun middelen daartoe ontoereikend zijn. Daarom wil de S.G.P., ook al stelt zij naar de eis van Gods wet de verplichting van kinderen tegenover ouders en familie tegenover familie op de voorgrond, ter leniging van de sociale noden ook andere personen en instellingen daarbij betrokken' zien en wel de particuliere hulp en die der diaconieën, als een van Gods wege ingesteld instituut, en ook die der overheid, ja ook die der overheid, gelijk onze Gereformeerde vaderen deze ook ingeroepen hebben en de Kamerleden der S.G.P. deze ook ingeroepen hebben, toen zij in de jaren

van 1939—'40 bij de grote tooiimaaJa heersende werkloosheid bepleit hebbai, dat de overheid met müde hand de werkloze arbeiders met hun gezinnen hulp zou bieden. Doch over de verdere hulp en hulpmiddelen, die de S.G.P. wil aangewend hebben, gaan wij thans niet handeleai, maar wensen zulks in vervolgartikelen'te doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1952

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1952

De Banier | 8 Pagina's