Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CIV

Gelijk we zagen, was Epiphanius, één der Cyprische bisschoppen, naar Constantinopel gekomen om Chrysostomus of te bewegen tot veroordeling van de leringen en geschriften van Origenes, of indien hij daartoe niet bereid bleek te zijn, hem als bisschop te doen afzetten. Nu ging Chrysostomus geenszins in alles met Origenes mede. Integendeel, hij stond beslist afkerig tegenover diens geheel willekeurige, allegorische uitlegging der Heilige Schrift en onbijbelse bespiegelingszucht, welke naar zijn oordeel de mensen maar al te zeer van het eenvoudige Wo^rd des Heeren afleidden. Vandaar dat hij diegenen bestreed, die met Origenes en anderen het Paradijsverhaal allegorisch opvatten. Hij schreef dienaangaande:

„Wanneer ge leest, dat God een hof geplant heeft, dan moet ge aan dat planten van God een Godewaardige zin hechten, namelijk dat Hij die heeft laten worden.' Maar verder moet ge gelovig aannemen, dat het werkelijk een hof geweest is en wel daar ter plaatse, waar de Schrift ons heen verwijst. Tenminste, niet te geloven wat in de Schrift ons staat opgetekend, maar uit eigen denkbeelden er een andere leer als het ware in te leggen, is in mijn oog voor hen, die het doan, hoogst gevaarlijk".

Ofschoon Chrysostomus zich naar ons oordeel in deze aangelegenheid veel scherper had kunnen en ook had behoren uit te drukken, omdat het niet onvoorwaardelijk aanvaarden van wat de Heilige Schrift leert, niet slechts hoogst gevaarlijk, maar ook beslist ontoelaatbaar is en ten sterkste veroordeeld moet worden, toch blijkt uit Chrysostomus' uiteenzetting duidelijk genoeg, dat hij het met Origenes niet in alles eens was. Hij wenste echter op de eis, door Epiphanius hem gesteld, niet in te gaan. In esn zaak van zo groot gewicht behoorde volgens hem zonder het oordeel van een algemene kerkvergadering niets nieuws te worden vastgesteld. En wat de monniken, die zich tot hem gewend hadden, betrof, verklaarde hij, dat hij hen zonder voorafgaand onderzoek niet kon veroordelen.

Epiphanius wendde zich hierop tot de bisschoppen, voor zo ver zij zich op dat moment reeds te Constantinopel bevonden, met het doel hen er toe over te halen om het doemvonnis over de leringen en geschriften van Origenes uit te spreken. Bij velen hunner gelukte hem dit, slechts een enkele kwam er tegen op. Zodoende besloot Epiphanius, daartoe door Chrysostomus' vijanden aangezet, in één der hoofdkerken van Constantinopel de kansel te beklimmen, daar het doemvonnis over Origenes en zijn aanhangers uit te spreken en Chrysostomus in zijn eigen gemeente als een volgeling van Origenes aan te klagen. Deze kerkdienst ging echter niet door, omdat Chrysostomus hem vooraf door één zijner diakenen liet waarschillven en hem er op het wijzen, dat de gevolgen van zulk een optreden voor zijn rekening zouden komen.

Intussen hadden de betreffende monniken, die door bisschop Theofilus van Alexandrië vervolgd werden, wel gezien, dat Epiphanius en Theofilus twee geheel verschillende personen waren. Daar­ om vatten zij het plan op om enigen uit hun midden naar Epiphanius af te vaardigen. Toen hij hen zag, ontving hij hen allesbehalve vriendelijk. Hij noemde hen ketters, maar de monniken lieten zich daardoor niet afschrikken. Ze vroegen hem of hij in hun geschriften stellingen gelezen had of woorden door hen had horen spreken, die hem er het recht toe gaven om hen ketters te noemen.

Epiphanius wist echter geen enkel feit op te noemen. De monniken zeiden hem to3n, dat ze zijn geschriften wel gelezen hadden, dat ze hem dikwijls van allerlei ergerlijke stellingen hadden horen beschuldigen, doch dat ze in hun oordeel zich nimm.er naar het blind geschreeuw der menigte geschikt, maar hem en zijn geschriften altijd verdedigd hadden. Dsze woorderi deden Epiphanius er de ogen voor open gaan, dat de zaak niet zo zuiver was als hij steeds gemeend had. Daarom kreeg hij er genoeg van, zodat hij, zonder de komst van de overige bisschoppen, die Theofilus naar Constantinopel opgeroepen had, af te wachten, de stad verliet. Tot de bisschoppen, die hem uitgeleide deden, zeide hij bij het afscheid nemen: „Ik gun u de residentie, het hof en de kuiperijen",

Theofilus gaf echter zijn aanslagen tegen de kerkleraar van Constantinopel niet op. Voortdurend was hij met Chrysostomus' vijanden in geheime verstandhouding gebleven. Daardoor wist hij met zekerheid, dat hij, met deze laatsten verenigd, een machtige partij kon vormen. Van deze vijanden zijn er verscheidenen met name bekend. We zullen echter deze namen laten rusten en er slechts op wijzen, dat zij alles in het werk stelden om Chrysostomus ten val te brengen. Zijn preken werden ijverig nagegaan, of men iets vinden kon waarop men hem vangen kon. Kortom, geen middel werd onbeproefd gelaten om Chrysostomus zo zwart mogelijk te maken. Zelfs werd hem majesteitsschennis ten laste gelegd, omdat hij keizerin Eudoxia een Izebel zou genoemd hebben. Bewezen is dit nooit, maar onmogelijk is het niet, dat Chrysostomus, ziende op de handelingen der keizerin, die met de daden van een Izebel overeenkwamen, zich van deze vergelijking bediend heeft en dat Chrysostomus' woorden aan de keizerin zijn overgebracht. Het is ook mogelijk, dat hij in één van zijn preken tegen de Izebels onder de vrouwen, die men in Constantinopel onder de aanzienlijke stand in groten getale aantrof, is uitgevaren en dat men dit uitgelegd heeft als doelende op de keizerin. Het kan ook zijn, dat Chrysostomus Eudoxia rechtstreeks in een mondelinge of schriftelijke strafpredicatie gezegd heeft, dat ze zich even schandelijk gedroeg als Izebel. Hoe het ook moge zijn, er was alle reden voor om van Eudoxia's wraakzucht en van haar invloed op de zwakke keizer het ergste te duchten.

Nadat Theofilus op deze wijze alles voor de tenuitvoerbrenging van zijn plan had voorbereid, kwam hij in de zomer van het jaar 403 zelf te Constantinopel. Waarschijnlijk deed hij dit in overleg met de keizerin, die toen aan haar echtgenoot nog niet van de plannen had medegedeeld. Theofilus bracht een menigte ' goud en kostbare geschenken mede om daarmede de aanzienlijken te Constantinopel om te kopsn, want met geld en goed kon men destijds aan het zedeloze hof alles gedaan krijgen. Theofilus was vergezeld van een groot aantal meest Egyptische bisschoppen, om zodoende zijn aanhang te vergroten. Eerst stapte hij bij Chalcedon aan land, omdat daar toen de bisschoppen, met wie hij in betrekking stond, vergaderd waren.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's