Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CV.

Theophilus' komst te Constantinopel. Synode op „De Eïk". Chrysostomus beschuldigd.

Na zijn bezoek aan Chalcedon, alwaar zich de bisschoppen bevonden, met wie Theophilus van Alexandrië in betrekking stond, en waar hij ook in Quirinus, een bisschop uit Egypte, één van Chrijsostomus' bitterste vijanden en dus één zijner ijverigste medestanders, gevonden had, reisde Theophilus verder naar Constantinopel, waar het gerucht van zijn haat tegen Chrysostomus reeds bekend was. Het gerucht deed daar zeifs de ronde, dat Theophilus zich onderweg had laten ontvallen, dat het doel zijner reis was om Chrysostomus van zijn waardigheid te ontzetten.

Te begrijpen is dan ook, dat hij door de gemeente, waarover Chrysostomus gesteld was, zeer koel ontvangen werd. Chrysostomus zelf stelde echter nog alles in het werk om Theophilus tot verzoening te bewegen. Hij wilde hem alle mogelijke eer bewijzen en bood hem en zijn vrienden zelfs een verblijfplaats aan. Theophilus weigerde echter hardnekkig om met Chrysostomus in aanraking te komen. Hij nam zijn intrek in een openbaar gebouw buiten de stad, dat eigendom van de keizer was. Gedurende drie weken was hij nu eens in Constantinopel en dan weer in Chalcedon, terwijl hij inmiddels ook door middel van keizerin Eudoxia al het mogelijke, in het werk stelde om keizer Arcadius voor de volvoering van zijn plan te bewerken. Aanvankelijk toch vond hij de keizer tegen zich. Zelfs beval de keizer aan Chrysostomus om naar Chalcedon te gaan en daar de zaak van Theophilus gerechtelijk te onderzoeken, doch Chrysostomus volgde dit bevel niet op. Theophilus stelde zich voortdurend in verbinding met die partij onder de voorgangers, die haar bisschop vijandig gezind was, onder wie zich een tweetal diakenen bevond, die door Chry'K> stomus uit hun ambt ontzet waren. De laatste bijeenkomst van Theophilus met Chrysostomus' vijanden werd gehouden in de woning van één der voornaamste vrouwen. Hiei werd na lang beraad besloten om, ziende op de grote aanhang, die Chrysostomus te Constantinopel had, de zaak niet verder binnen deze stad te behandelen, doch in de nabijheid van Chalcedon.

Daar toch bevond zich een landgoed, dat de naam droeg van „De Eik", welks vorige eigenaar een zeer hooggeplaatst staatsdienaar was, die daar ook een kerk en een paleis had laten bouwen. Daar zou men een synode beleggen, opdat deze Chrysostomus zou uitdagen en het vonnis over hem uitspreken. Tal van beschuldigingen werden bij die synode tegen Chrysostomus ingebracht. Verscheidene hiervan waren niets dan boosaardige verzinsels, andere hadden betrekking op feiten, die echter verwrongen of overdreven waren, terwijl nog weer andere beschuldigingen over dingen gingen, die men Chrysostomus nimmer als misdrijf had mogen aanrekenen. Enkele van de tegen de bisschop van

Constantinopel ingebrachte beschuldigingen zullen we in het kort noemen. Zo werd hem ten laste gelegd, dat hij de geestelijken eerloze, verdorven, nietswaardige mensen had genoemd, die zichzelf in ieders oog verachtelijk maakten.

Een tweede beschuldiging was, dat hij een vijand was van gastvriendschap, gelijk hij dooa> zijn alleen-eten bewees, maar dat hij in deze zijn afzondering zo overdadig leefde als een cycloop. Voorts werd gezegd, dat hij noch voordat hij naar de kerk ging, noch voordat hij haar binnentrad, placht te bidden. Verder, dat hij in de kerk dichterlijke uitdrukkingen gebezigd had, die haar vreemd waren. Ook werd gezegd, dat hij de zondaars tot zorgeloze gerustheid verleidde door hen toe te roepen: Als. ge bij vernieuwdng zonde doet, doet dan ook bij vernieuwing boete. Hem werd voorts het verwijt gedaan, dat hij lasterlijke taal üi de kerk sprak, want hij had er openlijk durven zeggen, dat Christus' geen verhoring had ontvangen op Zijn gebed, omdat Hij niet op de rechte wijze gebeden had. Volgens geschiedschrijvers is dit echter zonder twijfel een opzettelijke verdraaiing van de één of andere uitdrukking, door Chrysostomus in zijn preken gebruikt.

Bovendien werd hem ten laste gelegd, dat hij zich het belang der dpor Theophilus gezonden monniken, die men in de gevangenis geworpen had, niet had aangetrokken. Dat hij het volk tot oproer had aangezet, zelfs tegen de synode, en dat hij eigenmachtig in de rechten van vreemde kerkgemeenten had ingegrepen door het benoemen van nieuwe bisschoppen. Kortom, het was een heel register van beschuldigingen, welke tegen Chrysostomus werden ingebracht. Terwijl al deze aanklachten door de synode behandeld werden, bevond Chrysostomus zich in zijn woning, omringd door veertig bisschoppen, die hem hoog schatten en trouw bleven. Behalve Chrysostomus, bevonden allen zich in diepe droefheid, daar ze het ergste vreesden. Te meer omdat ze wisten, dat het Theo­ philus gelukt was het hof op zijn hand to krijgen, waartoe de beschuldiging van majesteitsschennis ten aanzien van keizerin Eudoxia niet weinig had bijgedragen. Chrysostomus deed al wat hij kon om zijn vrienden gerust te stellen. Hij zeide: „Bidt voor mij, broeders! Maar zo ge Christus waarlijk liefhebt, dan late niemand uwer om mijnentwil langer zijn gemeente alleen, want ik word nu tot een brandoffer geofferd en de tijd mijner ontbinding is aanstaande, gelijk df; apostel zegt in 2 Tim. 4 : 6. Na veel lijden zal ik dit leven verlaten, ik voorzie dit zeer wel. Ik begrijp zeer goed, wat de satan tegen mij beraamt, omdat hij mijn gedurige bestrijding, die hem te hinderlijk is geworden, niet langer verdragen kan Weest gij dan de Goddelijke barmhartigheid aanbevolen en gedenkt mijner in uw gebed".

Toen hij zag, dat sommigen in tranen wegsmolten en de anderen, omdat ze die aanblik niet langer verdragen konden, de vergadering wilden verlaten, liet hij er op volgen: :

„Zet u toch weer neder, mijn broeders, en weent niet Breekt mij het hart niet; want het leven is mij Christus en het sterven is mij gewin. Brengt u toch te binnen hoe ik het u altijd heb toegeroo' pen, dat het leven dezes tij ds slechts een pelgrimsreis is, dat goed en kwaad er beide even ras in voorbij gaan, dat het er is als op een markt: we kopen, verkopen en treden weer af van het toneel. Zouden wij trouwens beter willen zijn dan de patriarchen, profeten en apostelen, én in het leven dezes tijds onsterfelijk vallen voortleven? " „Dat jiiet", antwoordde één der bisschoppen, „maar wij bejammeren de verlaten toestand van ons, de verwarring i? i de kerk, het gemis van onderwijs, die er het gevolg van zullen zijn".

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1952

De Banier | 8 Pagina's