Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

HAAR PROGRAM (No. 105)

Artikel 9

Alvorens onze artikelen over de sociale dwangverzekeringswetgeving te besluiten, gaan wij de praktische bezwaren daartegen nog eens nader uiteenzetten. Daar is te meer reden voor, waar onlangs professor M. N. E. H. van Esveld, voorzitter van de Raad van Arbeid te Rotterdam, en buitgenwoon hoogleraar aan de Nederlandse Economische Hogeschool, op een landdag van economen over de economische gevolgen van de sociale verzekering eyen merkwaardige als leerzame woorden heeft gesproken.

Van de zijde van de S.G.P. is immer tegen de verzekeringswetgeVïng als ernstig praktisch bezwaar aangevoerd, dat de administratie er ^n kapitalen verslindt, die haar iMjJeiC' mate duur maakt.

Het is wel heel treffend, dat genoemde professor tot dezelfde conclusie komt, als hij in zijn rede wijst op de chaotische toestand, welke er ten aanzien van de administratie bestaat.

Hij zegt daarvan op bladzijde 40 van de „Sociale Verzekering en Economische Draagkracht der Nederlandse Volkshuis-, vesting", uitgave van drukkerij van Henri Bergmans N.V., Tilburg (waarin onder meer de door professor van Esveld uitgesproken rede in haar geheel wordt weergegeven):

„Thans is de situatie zo, dat Werkloosheidswet, Ziektewet en Kinderbijslagwet door de „Vakbedrijfsverenigingen" worden uitgevoerd; deze hebben haar administratie al of niet ondergebracht bij het „Gak" (Gemeenschappelijk Administratie Kantoor, kortweg Gak) te Amsterdam. De industriële Ongevallenwet, alsmede de Invaliditeitswet worden nog door de Rijksverzekeringsbank en de Raden van Arbeid uitgevoerd. Wat het lot zal zijn van de toekomstige ouderdomsvoorziening, is onbekend. De Land-en Tuinbouwongevallenwet wordt nog uitgevoerd door bedrijfsverenigingen oude stijl, terwijl tenslotte de Noodwet Ouderdomsvoorziening, de Noodwet Kinderbijslag voor zelfstandigen, en de V.O.V. door de Raden van Arbeid, al of niet samen met de Rijksverzekeringsbank worden uitgevoerd".

Hierbij komt professor van Esveld dan tot de conclusie dat het niet economisch is, dat meerdere uitvoeringsapparaten naast en door elkander werken en dat er belangrijke facetten aan de organisatie der sociale verzekering zijn, welke dringend om centraal ingrijpen en bezuiniging vragen. Nesn, economisch is zulks allerminst, dat is ook ons oordeel. Maar er kan nog heel wat water door de Rijn lopen alvorens in deze chaos, die met grote kosten gepaard gaat, verbetering is aangebracht. Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan.

In dit verband brengt professor van Esveld de organisatie van het ziekenfondswezen ter sprake, waar hij handelt over een efficiëntere en goedkopere uitvoering van de sociale wetgeving. Hij merkt dienaangaande op:

„U zult allen weten, dat er al jaren lang erg geklaagd wordt over de organisatie van het ziekenfondswezen. Ook de betrokken fondsen, de medewerkers de ziekenhuizen en tenslotte de patiënten klagen zelf hierover en geven elkaar over en weer de schuld".

Daarbij wijst hij op een critisch commentaar, dat aangaande het jaarverslag over 1951 van de Ziekenfondsraad in de Nieuwe Rotterdamse Courant te lezen heeft gestaan.

Hij zegt daaromtrent: „Dezer dagen was het critische commentaar van de Nieuwe Rotterdamse Courant gewijd aan het Jaarverslag over 1951 van de Ziekenfondsraad. Fel werd gehekeld hoe een door het Centraal Overleg van ziekenfondsorganisaties ingestelde commissie „geen tijd" had gehad voor coördinatie van en bezuiniging op het ziekenvervoer. Ook had het jaarverslag nauwelijks met een woord gerept van de zeer ingrijpende en kostbare vraag naar de toekomstige opbouw der landelijke organisatie van de ziekenfondsen (de regionale indeling). Op zon manier, hekelde de schrijver van de N.R.C., kwijten belanghebbenden zich van de hun toebetrouwde taak inzake de uitvoering van ons kostbare ziekenfondswezen!

Ik geloof te mogen concluderen, dat hier niet zo zeer de goede wil, doch het centrale gezag, c.q. de eensgezindheid en het coördinatiever-mogen ontbreken".

Hoe het ook ten aanzien van dit laatste punt gesteld mag zijn, dit is wel zeker, dat uit het bovenstaande helder en klaar blijkt, dat de kritiek van de zijde van de S.G.P. juist en volkomen gerechtvaardigd is geweest, als zij stelde, dat er heel en heel wat ontbrak aan een deugdelijke organisatie bij de dwangverz.ei: eiringswetgeving, dat deze verzekering buitensporig duur is en dat er veel te veel blijft hangen aan de strijkstok van de ambtenarij en bureaucratie.

Dit wordt ook bevestigd in het verdere betoog van de rede van professor van Esveld, waarin hij verklaart:

„Wat een tijd wordt er immers niet besteed aan allerlei haarkloverijen, welke noch het belang van de verzekerde, noch dat van zijn patroon dienen, en alleen maar geld kosten.

Ik moge enkele voorbeelden opsommen en in de eerste plaats het gebrek aan eenheid van wetgeving noemen. Vele begrippen, formuleringen, uitvoerbepalingen, etc, etc, dekken elkaar in de verschillende wetten niet.

Hierdoor heeft elke sociale verzekeringswet haar eigen sfeer, haar eigen jargon, haar eigen jurisprudentie. Ook de wetstechniek verschilt, hetgeen uiteraard is veioorzaakt doordat de wetten op verschillende tijdstippen tot stand kwamen. Wie uwer wel eens op een avond tijd en aandacht heeft besteed om nu eens precies uit te maken wie krachtens de verschillende wetten wel en wie niet verzekerd is, zal begrijpen, dat ik hier unificatie van de wetsinhoud een acuut vereiste noem. Ditzelfde geldt ook met betrekking tot de aanpassing der sociale verzekeringswetgeving bij voorbeeld bij de belastingwetgeving, en omgekeerd".

En vervolgens, na opgemerkt te hebben, dat het dringend nodig is, dat hieraan aandacht wordt gewijd, komt professor van Esveld tot de conclusie, dat er bij de sociale dwangverzekeringswetgeving nog al het een en ander aan sociale billijkheid en rechtvaardigheid ontbreekt, hetgeen door de S.G.P. woordvoerders ook al zo menigmaal is gezegd. Hij zegt dienaangaande:

„In de tweede plaats hangt al jaren de vraag in de lucht, of het wenselijk is de ziekte-en ongevallenverzekering te combineren. Thans lopen twee volkomen gescheiden verzekeringen naast elkaar. Men is óf ziek óf ongevalsg©troffene, en dit onderscheid veroorzaakt een volkomen verschillende gang door de sociale verzekeringsadmini— stratie. Dit zou nu niet zo erg zijn, als dit onderscheid tussen de gevolgen van ziekte en ongevallen enige reële grond had. Velen komen evenwel steeds meer tot de conclusie, dat ook de zogenaamde „bedrijfsongevallen" veelal psychische oorzaken hebben, en dus allerminst lot het bedrijfsrisico be­ horen. Als een metaalarbeider van een ohetank, waarop hij laswerkzaamhedsn verrichtte, afvalt, kan dit zeer goed 't gevolg zijn van bepaalde huiselijke omstandigheden, die hem hinderden en zijn aandacht van het werk aftrokken. Omdat dit ongeval echter onder de Ongevallenwet valt, krijgt hij zo nodig een levenslange ongevallenrente, terwijl een zelfde ongeval, dat niet met de dienstbetrekking verband houdt, hem na 52 weken uitkering krachtens de Ziektewet genoegen moet doen nemen met de lage invaliditeitsrente. Dat hierin iets scheefs zit, is duidelijk. Uit een oogpunt van sociale rechtvaardigheid acht ik de huidige toestand zelfs niet verantwoord. Wat vandaag hier echter aan de orde is, is de vraag naar de economische rentabiliteit. Welnu, die ontbreekt op dit punt ten enenmale. De administratie van ongevallen-en ziekteverzekering geschiedt gescheiden, zodat vaak de rechter het hoofd moet breken over de vraag, of iets een ongeval of een ziekte is. De samensmelting van ongevallen-en ziekteverzekering stuitte tot nog toe echter af op technische moeilijkheden, zoals daar zijn het verschil in wachtdagen, het verschil in de uitkeringshoogte, het verschil in de aard van de medische behandeling (van de meeste ziektegevallen behoeft geen nauwkeurig dossier te worden aangehouden, terwijl de ongevallenbehandeling dit doorgaans wel vereist); ten slotte hoeft de controlerende geneeskundige bij de ziekteverzekering slechts over het al of niet bestaan van arbeidsongeschiktheid te oordelen, terwijl zijn collega bij de ongevallenverzekering invloed kan uitoefenen door middel van het bankbestuur om de uitkering al of niet voort te zetten".

Uit hetgeen wij uit de rede van professor van Esveld hebben aangehaald, blijkt wel overtuigend, dat de dwangverzekeringswetgeving duur is en dat hetgeen van de zijde van de S.G.P. als praktisch bezwaar daar tegen aangevoerd is, gegrond is, hetgeen nog te meer zal blijken als wij in een volgend artikel aan de hand van de rede van profeMüi^an Fe^M[^an Es­ : veld daa^g^og nader zullent ingaad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1953

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1953

De Banier | 8 Pagina's