Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Europese Defensie Gemeenschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Europese Defensie Gemeenschap

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede van Ds Zandt

TWEEDE KAMER

Reef e van Ds Zandi

In een wel zeer snel tempo werd het voorstel van wet betreffende de Europese Defensie Gemeenschap door de Tweede Kamer afgehandeld.

Oorspronkelijk had de Voorzitter de spreektijd per fractie op IVi uur bepaald. Mede op aandrang van prof. Gerbrandy, die aUeen in zijn fractie tegen het wetsvoorstel stemde, en van ds Zandt werd de spreektijd per fractie ten slotte door de Kamer op 1% uur gesteld, hetgeen als men de belangrijkheid dezer kwestie in aanmerking neemt, nog een zeer korte spreektijd was.

De overgrote meerderheid der Kamer begeerde echter geen langere spreektijd. Het stond immers van te voren vast, dat het wetsontwerp aangenomen zou worden. Een uitvoerige bespreking scheen men deswege niet nodig te achten.

Zo heeft het dan ook kunnen plaats vinden, dat in twee dagen het wetsontwerp afgehandeld is kunnen worden, echter niet zonder dat daarbij een avondvergadering, welke tot omstreeks twee uur in de nacht duurde, gehouden is geworden.

Nadat op de eerste dag 14 Kamerleden bet vwjord hadden gevoerd, spraken op de volgende dag ter verdediging van het wetsontwerp 4 ministers. Dezen hadden het bij hun verdediging niet moeilijk. Zij voerden toch hun verdediging voor een Kamer, die in overgrote meerderheid vast besloten was het wetsontwerp aan te nemen; gelijk het ook ten slotte met de stemmen van prof. Gerbrandy, de heren Welter en Lexmond (de KVP), ds Zandt en Ir van Dis en die van de communisten tegen, is aangenomen geworden.

Men kan wel als zeker aannemen, dat het wetsvoorstel straks ook — mogelijk zal de behandeling er van pas D.V. in September geschieden — door de Eerste Kamer met een overgrote meerderheid van stemriien goedgekeurd zal worden. Daarmede is dan de Europese Defensie Gemeenschap wat Nederland betreft een feit geworden.

Of het ook met de goedkeuring van het Verdrag van de Europese Defensie Gemeenschap in andere landen, bepaaldelijk in Frankrijk, zo vlot verlopen zal, moet zeer ernstig betwijfeld worden. Daarin bestaat bij onderscheidene partijen een sterke antipathie daartegen. En ook in Italië zal het in het parlement wel op een grote tegenstand stuiten. In dat land is de linkerflank in het parlement versterkt uit de stembusstrijd te voorschijn gekomen, zo zelfs, dat zij het ministerie Gasperi, dat zich voor de aanneming van de Europese Defensie Ge- meenschap verklaard heeft, met behulp van de monarchistische en neo-fascistische Kamerleden tot aftreden heeft kunnen dwingen.

Hoe het verdere verloop aangaande de Europese Defensie Gemeenschap ook moge zijn, het is de Regering gelukt, deze in de Tweede Kamer aangenomen te krijgen.

Bij de behandehng van dit wetsontwerp, sprak Ds Zandt de navolgende rede uit: Mijnheer de Voorzitter! Het onderhavige wetsontwerp betreffende de Europese Defensie Gemeenschap ontmoet bij ons ernstige bezwaren. Deze gelden niet het doeleinde dezer Gemeenschap, namelijk om de vrede te bewaren, maar de middelen, welke daarin daarvoor worden aangewend. Met het doeleinde zelf zijn wij het hartelijk eens.

Het bewaren van de vrede is ook voor ons een zaak van groot gewicht, zelfs een van God geboden plicht. Op grond daarvan verfoeien wij de oorlog. Het goddelijk gebod: , , Gij zult niet doodslaan" wensen wij ook ten aanzien van de oorlog in betrachting te houden. Het is uit die oorzaak, dat de gereformeerde theologen en juristen van alle tijden eenparig van oordeel zijn geweest, dat slechts die oorlog gewettigd is, waarin lijf en goed, vrijheid en godsdienst tegen een uitlandse geweldhebber verdedigd worden.

2A3 heeft het, met heel de Christenheid, ook onze hoge goedkeuring en bewondering, dat Ambrosius keizer Theodosius de Grote vanwege het door hem in de onrechtmatig gevoerde krijg vergoten bloed de toegang tot het Heilig Avondmaal weigerde.

Wanneer wij ons tegen het huidige wetsontwerp verzetten, mag men daaruit allerminst afleiden, gelijk sommigen er reeds uit afgeleid hebben, dat wij geen voorstanders van de vrede zouden zijn. Neen, ook wij wensen de vrede gehandhaafd te zien, al is het zo, dat wij niet alle middelen, welke daartoe aangewend worden, kunnen aanvaarden.

Mijnheer de Voorzitter! Onze bezwaren tegen het wetsontwerp zijn ook niet daarin gelegen, dat wij het nemen van veiligheidsmaatregelen overbodig achten. Wij zijn integendeel van oordeel, dat zij wel ter dege nodig zijn. Nimmer is er een tijd geweest en stellig de tegenwoordige niet, waarin het gerechtvaardigd was, een gebroken geweer in het knoopsgat te dragen. Zoals weleer op het einde van de Volkenbond staan er ook thans weer twee grote wereldmachten scherp gekant tegenover elkander. Daarbij wordt vooral de vrijheid van kleine volken ernstig bedreigd. Wij hebben toch reeds de vrijheid van ettelijke kleine volken aan het Russisch geweld ten offer zien vallen. Redenen, dat de volken, die op him zelfstandig bestuur en hun vrijheid gesteld zijn, zich aaneensluiten, zijn er dan ook te over. Tegen zulk een aaneensluiting richt zich dan ook ons bezwaar niet. Integendeel, wij achten haar noodzakelijk, doch wensen haar niet op de wijze, zoals de Europese Defensie Gemeenschap haar wil. Daartegen hebben wij onze ernstige bedenkingen.

Waarom niet — er is hedenavond al vaak op gewezen — het bewaren van de vrede gezocht in het Noord AtlmOisch Pact? Op die wijze zouden veel rompslomp en kosten zijn bespaard en zou een veel eenvoudiger weg zijn ingeslagen dan thans wordt ingeslagen bij de Europese Defensie Gemeenschap.

Wij zijn het in dezen hartelijk eens met de geachte afgevaardigden, die dit hebben bepleit, de een sterker en de ander minder sterk — de geachte afgevaardigde de heer Gerbrandy wel zeer sterk — en delen hun gevoelen.

Allereerst willen wij voorts opmerken, dat wij het tijdstip, waarop het desbetreffende voorstel van wet in deze Kamer in behandeling gekomen is, niet het juist gekozene achten. Er bestaat toch nog immers grote onzekerheid, of de Europese Defensie Gemeenschap wel ooit tot stand komt. Het moge al zo zijn, dat in West-Duitsland de desbetreffende overeenkomst in de Bondsdag en Bondsraad is aangenomen, maar daarbij kan niet over het hoofd gezien worden, dat een sterke minderheid tegen die aanneming was. Het zijn aldaar onder meer de socialisten, die zelfs zo fel tegen de E.D.G. gekant zijn, dat zij verklaard hebben, dat, indien de uitslag van de straks te 'houden verkiezingen voor hen gunstig uitvalt, zij de aanneming er van ongedaan zullen maken.

Ook al is in België in beginsel besloten, dat het parlement zijn goedkeuring aan deze overeenkomst zal hechten, toch is ook aldaar een aanzienlijke minderheid er tegen. Daarbij kom dan nog het heftige verzet, dat er in Frankrijk tegen de E.D.G. bestaat; een verzet, dat er zeker niet minder op geworden is, nu de Franse Minister van Buitenlandse Zaken, Bidault, met ledige handen van de Bermuda-conferentie is teruggekeerd. Het heeft stellig bij zeer velen in Frankrijk kwaad bloed gezet, dat Amerika niet bereid gebleken is om Frankrijk in Indo-China in zijn strijd tegen de communisten de verlangde hulp te bieden. Ook is er een groot aantal Fransen, dat eerst de Saar-kwestie ten gunste van Frankrijk geregeld wenst te zien, alvorens zij hun stem voor het E.D.G.-verdrag uit willen brengen, een kwestie, welke een des te ernstiger vorm heeft aangenomen, omdat er in één der laatst gehouden vergaderingen van de Bondsdag van West-Duitsland alle fracties, de communistische uitgezonderd, verklaard hebben, dat het Saarland Duits gebied is, dat weder Duits dient te worden.

Dit in aanmerking nemende, is de aanneming van het E.D.G.-verdrag bij lange rm niet verzekerd. Zelfs als het verdrag aangenomen mocht worden, is er een zeer beduidend getal Fransen, dat dit verdrag geen goed hart toedraagt en de uitvoering er van tegen zal werken.

Het is uit oorzaak hiervan, dat wij een latere behandeling van het onderhavige wetsontwerp veel verkieselijker zouden geacht hebben.

Het tijdstip der behandeling buiten beschouwing latende, moet er de volle aandacht op gevestigd worden, dat er zich in onderscheidene landen zo veel besliste tegenstanders tegen de E.D.G. bevinden, hetgeen allerminst bevorderlijk is voor een goede uitvoering van het verdrag.

Eensgezindheid en eenheid, waarop van Amerikaanse zijde zo sterk ten aanzien van Europa wordt aangedrongen, ontbreken hier wel op een schromelijke wijze. Dit komt nogal te sterker uit als men er acht op geeft, dat Groot-Brittannië en de Scandinavische Rijken geen deel aan deze gemeenschap hebben willen nemen.

2k) moet geheel naar waarheid worden vastgesteld, dat de zozeer begeerde eenheid in de Europese Defensie Gemeenschap niet verkregen is, dewijl er slechts zes Europese landen bij aangesloten zijn en de andere Europese landen zich deels behoedzaam er van op een afstand gehouden hebben, deels er zeer vijandig tegenover staan. Niet verkregen is, omdat het verdrag in onderscheidene landen in stede van eenheid onder de landgenoten te brengen, verdeeldheid heeft gebracht.

Wij hebben hier derhalve te doen, als men van eenheid spreekt, welke de E.D.G. zal brengen, met een weidse naam, welke allerminst aan de werkelijkheid beantwoordt, met een valse vlag, die de lading moet dekken. Dit valt des te meer te betreuren, omdat er bij de totstandkoming van het Noord-Atlantisch Pact wel een eenheid bestond. Niet minder dan 14 landen hebben zich con amore daarbij aangesloten.

Uit het oogpunt van eenheid en eensgezindheid is daarom dit pact al ver te verkiezen boven de zogenaamde Europese Defensie-Gemeenschap, welke nu al reeds verdeeldheid, tot haat en nijd toe, heeft opgeroepen; gelijk het ook verre te verkiezen is als wij letten op het aantal der aangeslotenen. Tegenover bet povere getal van zes, dat in de Europese Defensie-Gemeenschap verenigd is, staat het geUA van 14, die tot het Noord-Atlantisch Verdrag zijn toegetreden. Dit heeft nog zoveel meer te zeggen, indien wij niet alleen gaan tellen, maar ook gaan wegen. Bij het pact toch zijn Amerika en Canada aangesloten, welke in macht en aanzien niet voor de zes Europese landen behoeven onder te doen.

Mijnheer de Voorzitter! Dat Amerika nochtans op de Europese Defensie-Gemeenschap gesteld is, laat zich wel enigszins verklaren. Zij ziet daarin een versterking van de positie der Geallieerden. Of zij daarin echter juist ziet, kan aan twijfel onderhevig gesteld worden. Het zijn Amerikanen zelf geweest, die de koers van het in Amerika gevoerde Regeringsbeleid aan scherpe kritiek onderworpen hebben. En daarop was met alle recht wel veel af te dingen. Amerika immers heeft toegelaten, dat ettelijke Europese landen in de machtssfeer van de Sovjet-Unie gebracht zijn, dat vrijwel heel China de communisten ten buit is gevallen. Zij wil de positie van de Europese Westelijke Staten versterken, maar dwars daartegen in heeft zij er sterk de hand in gehad, dat de eeuwenoude band tussen Nederland en Indië is verbroken en dat de positie der communisten daarmede in Azië aanmerkelijk versterkt is geworden. Daar ligt dan ook ongetwijfeld iets tweeslachtigs in de Amerikaanse politiek. Het kan niet ontkend worden, dat de-ze tweeslachtige houding in Europa een niet geringe ontstemming heeft verwekt, bij ons en ook in Frankrijk, waar zeer velen zich teleurgesteld gevoelen, omdat Amerika de door Frankrijk verlangde steun in de strijd tegen de communisten in Indo-China niet wil verlenen.

Is dit niet bevorderlijk voor de goede gang van zaken in de Eiuropese Defen­ sie Gemeenschap, er is nog al zo veel meer dat dit niet is. Er is nog altijd een sterk wantrouwen, zelfs een grote antipathie tussen sommige Westerse mogendheden. Men denke slechts aan de onderlinge verstandhouding tussen Duitsland en Frankrijk.

Deze rivaliteit is niet van maar enkele dagen of jaren zelfs. Zij is eeuwenoud en zit nog diep in beide volken geworteld. In Amerika beziet men haar wel door een ietwat gekleurde bril, in de mening verkerende, dat de eenheid onder de Europese volken gemakkelijk tot stand te brengen zou zijn. Deze rivaliteit laat zich niet wegnemen doordat men in de haast een Europese Gemeenschap timmert. Deze is veeleer in staat om haar te vergroten d'an te verkleinen. Daarop lettend behoeft het geen verwondering te baren, dat men in Frankrijk achterdochtig en afwijzend staat tegen de herbewapening van Duitsland. Wij zeggen dit allerminst uit enige vijandige gezindheid tegen het Duitse volk. Wij zijn daar vrij van, gelijk ook wel gebleken is daar wij eertijds meermalen ook in deze Kamer onze afkeuring over het Vredesverdrag van Versailles hebben uitgesproken. Doch het is gemeenlijk aldus gesteld, dat, wanneer een Rijk tot macht komt, het gemakkelijk tot machtsmisbruikovergaat. Wij hebben zulks gezien il Jl' 1940, toen een tot aan de tanden bewapend Duitsland ons land overviel en het is niet ondenkbaar, dat wij dit in de toekomst nog eens weer zullen zien, en volstrekt niet onmogelijk, dat de Europese Defensie Gemeenschap dit in de hand werkt. De Europese Defensie Gemeenschap toch draagt in alle opzichten het kenmerk van een gelegenheidsontwerp te zijn. Zij is door bijzondere omstandigheden in het leven geroepen. De nood, het gevaar van overvallen te worden, heeft daartoe wel in het bijzonder de spoorslag gegeven. Doch de omstandigheden kunnen zo gemakkelijk veranderen. Wat is er in het luttele tijdsbestek van de laatste tien jaren al niet veranderd! Voor tien jaren stonden Amerik.\^ en de Sovjet-Unie nog in bondgenootschap tegen Duitsland. Toen wilden zij zelfs van ^een vrede weten, alvorens Duitsland volledig gekapituleerd had, toen waren zij vast besloten Duitsland voor altijd onbewapend te laten. Hoe is, ook na de beëindiging van de oorlog, al niet veel aan industrieën en fabrieken in Duitsland afgebroken om Duitsland in militair opzicht machteloos te maken. Doch hoe zijn de rollen thans omgekeerd. De Sovjet-Unie heeft in Oost-Duitsland een politieleger op de been gebracht, dat als een verkapt leger te beschouwen valt. En thans wil men, wel heel in het bijzonder Amerika en ook de anderen, West-Duitsland met een staand leger bewapenen. De nood dringt, volgens hun zeggen, daartoe. Zij achten een West-Duits leger voor de verdediging bij een Russische aanval noodzakelijk. Menselijk bezien zal ook het nut en de noodzakelijkheid van zulk een leger moeilijk ontkend kunnen worden. Doch anderzijds kleven aan de totstandkoming van zulk een leger allerlei gevaren, te meer gevaren, dewijl hier een krachtige band van eenheid, nl. die in God, ontbreekt. Wij hebben hier toch met ©en loutere gelegenheidszaak, met kansberekening, te doen. En nu leert de geschie- denis ons, dat kansberekeningen zo licht falen en dat weinig hier op aarde zo snel draait als het rad van 's werelds gunst. Het hosanna der wereld verkeert toch zo snel menigwerf in het „kruist Hem". Bij kansberekening zijn toch o zo vele dingen mogelijk. Men denke slechts asm het feit, dat Hitler, die in het eigen land de communisten te vuur en te zwaard vervolgde, in 1939 een verdrag met Stalin sloot, die op zijn beurt Hitler en de nationaal-socialisten als het bruine monster verfoeide.

Zo ook kan in Duitsland aich veel, ook thans, weer snel veranderen. Daar zijn sterke stromingen onder het volk, die van de Russen niets moeten hebben, maar ook stromingen, die van de Amerikanen niets willen weten, en ook al niet weinigen, die zelfs op een oorlog hopen, dezen omdat zij revanche wülen nemsn en genen, vooral in Oost-Duitsland, omdat zij ia een oorlog de enige mogelijkheid zien om uit druk en ellende verlost te worden. Ongetwijfeld zijn er, van welke kant ook bezien, allerlei gevaren aan de herrijzenis van een Duits leger verbonden. En niet het minst voor kleine landen, die gaarne een vreedzaam eigen bestaan willen leiden.

Gevaren, die niet weggenomen worden, wanneer het Duitse leger onder een zekere coniróïe , an de E.D.G. wordt gesteld. Aan deze ontrole zal Duitsland op de duur zich allicht niet blijven onderwerpen en zal het zich, eenmaal tot macht gekomen, o, zo gemakkelijk kunnen ontslaan. Wij hebben toch op dit gebied zulke tegenstrijdige dingen gezien, om er maar één te noemen: het Russische communisme verklaart zich tegen het imperialisme, maar geen enkele Czaar heeft dit zo sterk gedreven als Stahn. Wij verklaren hierbij dan ook nadrukkelijk, dat wij, waar er reeds een Noord-Atlantisch Verdrag bestaat, allerminst overtuigd zijn van de nuttigheid van het E.D.G.-Verdrag. Wel zijn wij er van overtuigd, dat de beuxipening zelj veel krachtiger ter hand genomen moet worden dan dit nu plaatsvindt. Daaraan i"'3oest men al zijn aandacht besteden of '.a-achten voor inspannen en niet voor het E.D.G.-Verdrag, waaraan zoveel bezwaren en gevaren verbonden zijn. Gevaren, die nogal te ernstiger worden, indien Amerika haar bezettingstroepen na de totstandkoming van de Europese Verdedigings Gemeenschap uit Duitsland — een uitspraak van Eisenhower wijst er op, dat dit wel het geval zal zijn — gaat terugtrekken of belangrijk gaat verminderen, Kan de Regering er een waarborg voor geven, dat zulks niet zal plaatshebben? Een vraag, welke in dezen van groot belang is, en waarop wij zeer gaarne een antwoord van de Regering zouden ontvangen, en wel zulk een, dat ons er ten stelligste en beslist van verzekert, dat zulks niet zal geschieden. Blijft zulk een antwoord achterwege, dan is dit voor ons een reden te meer om met grote beduchtheid tegenover de Europese Defensie Gemeenschap te staan. En dit te meer, omdat deze Gemeenschap geen ware eenheid in zich heeft. Niet alleen toch zijn Duitsland en Frankrijk het verre van eens, maar ook in de landen zelf is men het niet eens, in Duitsland niet, waarin de socialisten er sterk tegen gekant zijn; in Frankrijk niet, waarin er nogal zovelen meer tegen zijn en de communisten nog altijd een sterke partij vormen; in Itahë niet, waar de communisten ook al zo talrijk zijn en bij de onlangs gehouden verkiezingen nog versterkt uit de stembusstrijd zijn te voorschijn gekomen.

Mijnheer de Voorzitter! Wat zal er van de eenheid overblijven? Wat van de Gemeenschap, als Amerika zich in mindere of meerdere mate of geheel uit Europa terugtrekt? Daarvoor bestaat nog altijd de mogelijkheid. Een mogelijkheid, die nog des te groter zal worden, indien na de totstandkoming van de wapenstilstand op Korea de Organisatie van de Verenigde Naties er toe over mocht gaan om het rode China als lid toe te laten. Groot-Brittannië is daar uitgesproken vóór, Amerika daar beslist tegen. Helaas is hier ook al de eenheid zoek. Mocht ondanks de Amerikaanse tegenkanting — zeer veel leden van de Organisatie der Verenigde Naties zijn er immers vóór — het communistische China als lid aangenomen worden, dan zal daardoor de positie dergenen, die in Amerika er op staan, dat Amerika zich uit Europa terug zal trekken, ongetwijfeld versterkt worden, mogelijk met uitdrukkelijk gevolg, dat deze hun zin zeker doordrijven.

Mijnheer de Voorzitter! Nu spreekt de Regering de hoop en het vertrouwen wel uit, dat het, ondanks alles, toch in de Europese Verdedigings Gemeenschap nog wel de goede kant uit zal gaan. Zij erkent wel, dat de overeenkomst met te grote haast is samengesteld, dat er hier en daar in de artikelen verbeteringen moeten aangebracht worden en dat er nog ongetwijfeld moeüijkheden zullen rijzen, doch zij hoopt en vertrouwt, dat eind goed, al goed zal zijn. Zij geeft van die hoop en van dat vertrouwen blijk, als zij in de Memorie van Antwoord verklaart: „De ondergetekenden menen te mogen aannemen, dat, ondanks de moeilijkheden, die ongetwijfeld nog zullen rijzen, het uiteindelijk aan dit begrip (namelijk dat van goede en noodzakelijke samenwerking) niet zal ontbreken; immers, alle zes Regeringen hebben er evenveel belang bij, dat een organisatie tot stand komt, aangezien daarvan de verdediging van zijn eigen grondgebied afhankelijk zal zijn". Het doet ons leed, dat wi] hiermede een soortgelijk vertrouwen bij de Regering aantreffen als weleer bij de toenmalige Regering in de Indische kwestie. Ook toen kon men gestadig in de officiële stukken lezen: de Regering hoopt, de Regering vertrouwt, doch hoe jammerlijk is zij daarmede niet gevaren. Wij vrezen en verwachten, dat het in deze ook weer zo zal gaan. De Regering heeft zich toch ook thans weer gezet in het schip, dat van ijdel vertrouwen vaart. op het compos

Hoeveel te liever zou het ons geweest zijn, indien de Regering, instede van met zulke verklaringen van hoop en vertrouwen, ons met gegronde feiten van het juiste van haar standpunt had overtuigd.

Mijnheer de Voorzitter! Het kan toch onmogelijk ontkend worden, dat er aan de totstandkoming van de Europese Defensie Gemeenschap hoogst bedenkelijke zijden, ja, zelfs gevaren voor een kleine natie als de onze verbonden zijn. Wij zouden aan de waarheid te kort doen, als wij zeiden, dat de Regering daarvoor geheel blind is geweest, maar zij is ons inziens daar toch te lichtvaardig overheen gestapt. Al verblijdt het ons, dat de regering niet geheel in het spoor getreden is van de idealisten en illusionisten, die van de Europese Defensie Gemeenschap alle heil voor Europa verwachten en met hun hoerageroep alle bezwaren en gevaren proberen weg te schreeuwen, nochtans betreuren wij het, dat de Regering zoveel vertrouwen in de Europese Defensie Gemeenschap stelt en zich ook te veel aan ideahsme en illusionisme heeft overgegeven, en dit wel in de eerste plaats, omdat ons uit de overeenkomst van die Gemeenschap en de daarbij gewisselde stukken nergens blijkt, dat de contractanten vóór alles en boven alles het oog geslagen hebben op de allerbeste en allersterkste bondgenoot, de alvermogende God. Zij hebben daarentegen hun sterkte gezocht en menen die gevonden te hebben in een soort van vriendschappelijk tractaat, in een samengaan van bondgenoten, waarvan de ouden kort en krachtig gezegd hebben, dat het begint met een ave (een weesgegroet), maar gemeenlijk eindigt met een vae, dat is een wee, bij mooi zomerweer stand houdt, maar bij storm en ongetij in ruzie en ellende ten onder gaat. Dat wij in deze Gemeenschap het bondgenootschap met de Potentaat aEer potentaten missen, is oorzaak, dat men in deze Gemeenschap vertrouwen is gaan stellen op de prinsen en op de vleselijke arm, waarvan de Heilige Schrift ons leert, dat vsdj er geen vertrouwen op mogen stellen.

Ons geacht medelid de heer Bruins Slot, die de totstandkoming van de Europese Gemeenschap in zijn rede bepleit heeft, heeft verklaard, dat de verwachting, dat de vrede en de gerechtigheid na het beëindigen van de laatste wereldoorlog door onderling overleg tot stand gebracht zouden worden, in rook vervlogen is. Hem had dit feit een ernstige waarschuwing behoren te zijn om van mensen af te zien en de uitredding van een andere kant te verwachten. Doch helaas is dat niet het geval. Hij gaat op dezelfde wijze, zij het dan langs een ander pad, voort.

Gelijk voorheen van de Volkenbond en de Organisatie der Verenigde Naties, instellingen waarmede men van antirevolutionnaire zijde ook al zo hoog is weggelopen en zo veel heil van verwacht heeft, zo verwacht het de heer Bruins Slot thans weer van de Europese Defensie Gemeenschap, een Gemeenschap die al aan hetzelfde schrikkelijke euvel mank gaat als de even te voren genoemde instellingen. Ook in deze Gemeenschap missen wij Gods Woord en Wet als de grondslag, waarop zij rust. Nu heeft de heer Bruins Slot aan zijn instemming met de Europese Defensie Gemeenschap wel enige beperking verbonden, als hij verklaarde, dat het gestelde doel voor de defensie kan worden bereikt, als daaraan met kracht wordt gewerkt. Hij had daarbij heel w^t meer „als" kunnen noemen. Doch om ons nu bij dit „als" maar te bepalen, wij zien, dat dit niet het geval is. In Engeland en Frankrijk heeft men zich nu reeds onttrokken aan de verplichtingen, welke deze landen in Lissabon bij het aangaan van het Noord-Atlantisch Pact op zich genomen hadden, en welke waarborg heeft men, dat het straks in de Europese Verdedigings Gemeenschap niet het geval zal zijn, dat het ook daarbij niet dezelfde kant uit zal gaan als in de Volkenbond en de Organisatie der Verenigde Naties, waarin het belang der grote mogenheden is gediend geworden en de kleine landen het toekijken hadden. Zeer veel wijst er op, dat dit wel het geval zal zijn.

Het commissariaat bestaat uit negen leden, waarbij de kleine mogenheden in de minderheid zullen zijn en zich tenslotte naar de wil van de groten zullen hebben te voegen. De suprematie van de grote mogendheden komt nogal zoveel te sterker uit in de samenstelling van de gemeenschappelijke vergaderingen van de Defensie Gemeenschap, welke als volgt zal samengesteld zijn: België 10, Bondsrepubliek Duitsland 21, Frankrijk 21, Italië 21, Luxemburg 4, Nederland 10 leden.

Mijnheer de Voorzitter! Wat hebben de kleine mogendheden op de keper beschouwd met hun gering aantal stemmen tegen de grote in te brengen? Zij staan er machteloos tegenover en zij moeten zich alles laten welgevallen, als het er op aankomt, gelijk ook in de Volkenbond en de Organisatie der Verenigde Naties het geval is geweest.

Mijnheer de Voorzitter! Nu klinkt het wel heel geruststellend in de Memorie van Toelichting van de Regering, als zij daarin schrijft: „Evenmin beoogt het verdrag een verzwakking van de nationale gevoelens der volkeren; de overtuiging wordt uitgesproken, dat deze gevoelens zich in het te scheppen breder verband in onderlinge harmonie zullen kuimsn consohderen".

Wij weten helaas hij bittere ervaring. wat zulke geruststellende woorden in de praktijk te betekenen hebben. Men denke maar aan wat ons in de Veiligheidsraad ten aanzien van Indië is wedervaren. Hoe daarin grote mogendheden als Engeland en Frankrijk ten aanzien van Malakka en Indo-China werden ontzien, maar hoe het kleine Nederland, dat als de genoemde landen dezelfde rechten kon doen gelden, de voet op de nek werd gezet.

Men herinnere zich, dat, hoewel het Handvest verklaart, dat de Organisatie der Verenigde Naties de rechten van de mens en die der kleine volken met alle middelen zal respecteren, dat die Organisatie geen hand heeft uitgestoken, toen tal van Indonesische volken van hun zelfbeschikkingsrecht werden beroofd en zij het Ambonese volk in de kou heeft laten staan en geen hulp heeft willen bieden. Zeker op papier staan er ten aanzien van de rechten der kleine volken mooie verklaringen, maar wat zal er van die pracht-woorden terecht komen, indien bij een oorlog de grote mogendheden het in hun belang achten vrede te sluiten. Wij zien dit in de Koreaanse strijd. De grote mogenheden willen een wapenstilstand, maar Zuid-Korea niet. Zuid-Korea heeft zich nu maar te schikken naar de wens der grote mogendheden, gaat het niet goedschiks dan maar kwaadschiks. Hetzelfde kan zich o zo gemakkelijk in de Europese Defensie Gemeenschap voordoen. Wat hebben klei ne mogendheden daarbij tenslotte anders in te brengen, dan lege briefjes.

Daarbij komt nog, dat de instelling van de Europese Defensie Gemeenschap grote kosten met zich brengt. Nu verklaart onze Regering wel, dat zij op de begroting geen hoger bedrag dan 1500 miUioen voor de defensie viil uitbrengen, doch het zal niet de eerste keer zijn, dat de regering voor de aandrang der grote mogendheden bezwijkt; doch ook al moge dit niet zo zijn, het ontmoet bij ons ernstige bezwaren, dat een deel van de 1500 mülioen zal dienen ter bekostiging van de Europese Defensie Gemeenschap. Wij zijn van oordeel, dat deze gelden heel wat nutter besteed zouden kunnen worden aan de bewapening, welke nog zeer veel te wensen overlaat. Dat de Europese Defensie Gemeenschap zeer grote onkosten met zich brengt, is hedenavond door onderscheidene sprekers met vele bewijzen aangetoond, zodat ik daarover niet in den brede behoef te spreken. Het staat als een paal boven water, dat de Europese Defensie Gemeenschap een grote bureaucratie met zich brengt. Dit alles moet worden betaald en wanneer dit geschiedt op dezelfde wijze, als het in de Kolen-en Staalgemeenschap plaats vindt, zullen deze kosten zeer hoog zijn. Daar worden namelijk aan de hoge ambtenaren bijzonder hoge salarissen uitgekeerd. Wij zijn weliswaar geen voorstanders van te kleine salarissen, maar toch ook geen voorstanders van deze zeer hoge salarissen.

Mijnheer de Voorzitter! Hebben wij in dit opzicht financiële bezwaren, wdj hebben ook economische bezwaren.

In Amerika verwacht men in brede kringen, dat de malaise van de jaren van 30 aldaar terug zal keren. Men kan dat zien in de teruggang op de beurs in New York. Er liggen al voor een 3 milliard opgestapelde landbouwproducten, die aan het einde van het jaar tot 5 milliard zullen zijn opgelopen. Wordt nu de verwachting, welke men in Amerika ten aanzien van een komende malaise koestert, werkeHjkheid, wat staat ons land dan te wachten?

De regering mag hierop wel eens terdege letten. Wat staat ons land in zulk een geval te wachten en hoe zal men een uitgave van 1500 mülioen voor de defensie dan kunnen opbrengen? Nu heeft men van Regeringszijde er sterk op aangedrongen, dat er nevens een politieke ook een economische eenheid zal komen, pleitende voor een vrije markt. Doch niets wijst er op, dat door de grote mogendheden met de Nederlandse aandrang enige rekening zou gehouden worden.

In plaats dat de tolmuren afgebroken worden, zien vtdj deze zelfs nog hoger opgetrokken worden. Ook op dit volstrekt niet onbelangrijke punt ontbreekt de eensgezindheid en zullen tenslotte de belangen van de grote mogendheden de doorslag geven. Treedt er werkelijk een malaise in, dan zal deze ongetwijfeld niet nalaten haar invloed op de E.D.G. uit te oefenen en allerlei moeilijkheden met zich brengen, zodat het volstrekt niet tot de onmogelijkheden behoort, dat de E.D.G. daaronder zal bezwijken, gelijk ook de Volkenbond bezweken is, en dan zullen wij wederom mittioenen nutteloos weggesmeten hebben. 'mem Mijnheer de Voorzitter! Van welke kant ook bezien, er kleven aan de E.D.G. grote bezwaren en gevaren, niet in het minst voor de kleine mogendheden, zoals ons land er een is; het is een avontuur, waarvan bij benadering zelfs niemand de uitkomst zal kunnen bevroeden. Het is verblijdend, dat de geachte afgevaardigde de heer Gerbrandy de E.D.G. hedenavond bestreden heeft. De anti-revolutionnairen en Christelijk-historischen willen de souvereiniteit van ons land aan de E.D.G. opofferen. Zij trachten dit op allerlei wijs goed te praten, zoals de geachte afgevaardigde de heer Bruins Slot vanmiddag deed, waar hij het woord souvereiniteit een ongelukkig woord noemde. Doch zulk een verklaring neemt het grote gewicht der zaak niet weg. Voor een zelfstandig volksbestaan hebben in een strijd van 80 jaren onze voorouders zware offers aan goed en bloed gebracht. Dat zelfstandig volksbestaan is een geschenk Gods, hetwelk elke Nederlander op een hoge waarde heeft te stellen. En dit wordt nu door deelneming aan de E.D.G. maar al te zeer opgeofferd. De toetreding tot de E.D.G. is in strijd met onze Grondwet, hetwelk daaruit al reeds overtuigend blijkt, dat de Regering het nodig geacht heeft, dat dit wetsontwerp met een meerderheid van 2/3 behoort aangenomen te worden. Onze Koninklijke luchty en landmacht komen onder vreemde commando te staan. Dat houdt een pertinente schending van de Grondwet in, welke bepaalt, dat deze onder het bevel van de Koning hebben te staan. Enige zekerheid, dat onze strijdmacht het eigen land zal hebben te verdedigen, bestaat er volstrekt niet. Zij kan daar heen gezon­ mm den worden, waar de leiding van de E.D.G. het nodig acht, zodat onze mi-Htairen ver van eigen huis en have him levens hebben in te zetten.

Na het beëindigen van de oorlog kunnen wij dan ook nog beleven, dat wij even kwalijk getracteerd en jammerlijk beloond worden en ten tweede male ondervinden, dat ondank 's werelds loon is als wij het ondervonden hebben na de tweede wereldoorlog, waarin wij onze vloot met haar manschappen in Indië hebben opgeofferd.

Mijnheer de Voorzitter. Bovendien schuilt er in de E.D.G. een ernstig gevaar, dat het Christelijk-Protestants karakter van onze natie hoe langer hoe meer teloor gaat, daar Rome en de aanhangers van de revolutie daarin de eerste viool spelen. Dit mochten toch de antirevolutionnairen en de Christelijk-historischen wel ter dege eens bedenken, vv^ier beide programs toch de handhaving van dit Protestants-Christelijk karakter voorstaan.

Ook het feit, dat Gods dag bij de legeroefeningen in het internationaal verband reeds ontheiligd is geworden en allicht nog meer ontheiligd zal worden, geeft ons aanleiding om ons tegen de E.D.G. te verklaren.

Deze ontheihging van Gods dag raakt toch een oeroud Christelijk beginsel, dewijl het de eerste Christen-keizer Constantijn de Grote geweest is, die uit eerbied voor die dag, hoewel de overgrote meerderheid zijner onderdanen nog heidenen waren, de legeroefeningen op des Heeren dag verboden heeft. Dit heeft nog te meer betekenis, waar wi] vrezen, dat bij festiviteiten en oefeningen van de luchtmacht Gods dag in het geheel niet ontzien zal worden.

Alles bijeen genomen kunnen wij onze stem dan ook aan het huidige wetsontwerp niet geven, niet omdat wij de vrede niet willen dienen en bhnd zouden zijn voor het communistisch gevaar, maar om de in onze rede naar voren gebrachte ernstige bezwaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 1953

De Banier | 8 Pagina's

De Europese Defensie Gemeenschap

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 1953

De Banier | 8 Pagina's