Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Replieken Begroting Binnenlandse Zaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Replieken Begroting Binnenlandse Zaken

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir van Dis

De rede, welke de minister van Binnenlandse Zaken ter beantwoording der onderscheidene sprekers gehouden had, gaf ook de afgevaardigde der S.G.P. aanleiding om bij de replieken, waarvoor vijf minuten spreektijd gegeven was, het woord te voeren. En dat zowel omdat de minister ten aanzien van de zo gewichtige aangelegenheid van het verval der zeden esn totaal onbevredigend antwoord gegeven had, alsook' omdat hij een andere kwestie in het geheel onbeantwoord had gelaten, namelijk die van het stellen van de voorwaarde: r.k. godsdienst in advertenties voor het bekomen van overheidspersoneel, gelijk dat door overheidsinstellingen in het Zuiden des lands wordt gedaan.

Daar de rede genoegzaam voor zichzelf spreekt, kunnen wij haar zonder verdere toelichting laten volgen.

Ir van Dis sprak als volgt: Mijnheer de Voorzitter! Was het antwoord van de minister betreffende enkele door mij ter sprake gebrachte onderwerpen bevredigend, ten aanzien van andere was dit helaas niet het geval. Zo heeft de minister niet de minste toezegging gedaan, waaruit zou

kunnen blijken, dat er van hem. maatregelen te wachten zijn ter bestrijding van het schrikbarend zedenvervcd, dat door allerlei publieke vermakelijkheden, zoals onder meer bioscoop en toneel, zo sterk in de hand wordt gewerkt. Wij zullen niet terugkomen op hetgeen wij dienaangaande in eerste termijn reeds gezegd hebben, maar wel zouden wij nogmaals op de minister een dringend beroep willen doen om zich van deze zo gewichtige aangelegenheid niet af te maken. Met de geschiedenis der oude wereldrijken voor ogen, waarbij de vraag naar brood en spelen zulk een grote rol speelde, en die aan het verval der zeden ten gronde zijn gegaan, is er alle reden om de bestrijding van het verval der zeden krachtig aan te pakken. En dat wel in de allereerste plaats omdat de overheid van Gods wege daartoe de dure roeping heeft. Vervolgens, Mijnheer de Voorzitter, wens ik terug te komen op een onderwerp, ten aanzien waarvan ik in het geheel geen antwoord van de minister ontvangen heb.

Ik heb hierbij op het oog de kwestie van door overheidsinstellingen in het Zuiden des lands geplaatste advertentiën voor het verkrijgen van personeel, vi^aarbij als eis gesteld wordt, dat de sollicitanten de r.k. godsdienst moeten zijn toegedaan, of wellicht juister uitgedrukt, dat de te benoemen sollicitant r.k. moet zijn. Ik heb de minister gevraagd aan het stellen van een dergelijke voorwaarde een einde te willen maken, een verzoek, dat onzes inziens ' alleszins redelijk is, daar het hier niet om een particuliere, doch om een overheidsinstelHng gaat. Er zullen er wel zijn, die ook dit verzoek weer zullen brandmerken als een uiting van anti-papisme, waaronder men verstaat haat tegen de rooms-katholieken, doch wij wijzen dergelijke kwalificaties met alle beslistheid van de hand. Wij zouden in het onderhavige geval dan even goed van haat van de zijde der rooms-katholieken tegen de Protestanten kunnen spreken, daar de hier in het geding zijnde voorwaarde toch de uitsluiting van Protestanten beoogt. Bovendien zouden wij willen vragen: hoe zouden de rooms-katholieken er over oordelen, wanneer overheidsinstellingen boven de Moerdijk voor het verkrijgen van overheidspersoneel in advertenties de eis zouden stellen: Protestantse godsdienst? Zouden de roomskatholieken uit het hele land zich daaraan niet ten zeerste ergeren? Zouden de talrijke rooms-katholieke maand-, weeken dagbladen hier te landen over zulk een verkrachten van de geest van de grondwet over zulk een onderdrukking en achteruitstelling der rooms-katholieken niet ach en wee roepen? Zou, zo vragen wij verder, daartegen van de zijde der r.k. fractie in de Kamer, b.v. bij monde van de heer Maensn, die zich zoeven tot mij gericht heeft, dan niet ten scherpste geprotesteerd en de eis gesteld worden, dat de minister aan zulk een ontoelaatbare praktijk onmiddellijk een einde zou maken? Ja, zou de minister zulk een optreden niet zelf ten sterkste afkeuren en maatregelen ér tegen gelasten, in plaats van dit stilzwijgend aan zich te laten voorbijgaan? Van r.k. zijde — ook de heer Maenen — duide men het dan ook ons niet euvel, als wij er tegen opkomen, dat in het Zuiden des lands voor het bezetten van overheidsfuncties met uitsluiting van Protestanten alleen rooms-katholieken in aanmerking kunnen komen.

Buiten onze partij zijn er duizenden, die het hierin met ons eens zijn, gelijk wel blijkt uit publicaties in de pers. Zelfs in een blad van één der regeringspartijen, n.l. „Het Vrije Volk". werd het stellen van de bewuste voorwaarde in de onderhavige advertentie ten zeerste gelaakt. Dit blad schreef dienaangaande, dat het, behalve met de geest van de Grondwet, ook in strijd is met het gewone gezonde verstand, omdat er geen reden is om de beste gasmeester, die zou willen solliciteren, van tevoren uit te sluiten door de functie alleen voor rooms-katholieken open te stellen. Bovendien, zo merkte genoemd blad op, is het heel duidelijk tot welke onverktüikkelijke gevolgen deze politiek onvermijdelijk moet leiden, wanneer rooms-katholieken solliciteren naar overheidsfuncties in het Noorden, het Oosten en het Westen des lands.

Mijnheer de Voorzitter! Gezien het feit, dat het stellen van de voorwaarde: „r.k. godsdienst" ter vervulling van een vacature bij de één of andere overheidsinstelling, met de geest van de Grondwet in flagrante strijd is en voorts getuigt van het streven om de Protestanten ten gunste van de rooms-katholieken uit overheidsfuncties te weren, gevoelen wij ons gedwongen om andermaal bij de minister te bepleiten, dat door hem maatregelen zullen genomen worden, waar-Hoor aan het stellen van de door mij gesignaleerde voorwaarde in advertenties ter verkrijging van overheidspersoneel finaal een einde wordt gemaakt. Gaarne zouden wij een toezegging in deze geest alsnog van de minister ontvangen.

Tenslotte, Mijnheer de Voorzitter, nog iets over de opmerkingen van de heer Scheps. Ik heb in de Handelingen nog eens nagelezen wat de heer Scheps in eerste termijn heeft gezegd. Het is waar, dat de heer Scheps ons verzoek aan de minister, om bij het benoemen van burgemeesters ook personen van Staatkundig Gereformeerde richting in aanmerking te doen komen, als dit mogelijk is, in tegenstelling met de heer Beernink, gesteund heeft. Op zichzelf kunnen wij dit waarderen en dit zou ons dan ook helemaal geen reden gegeven hebben om de heer Scheps in onze rede te betrekken. De heer Scheps liet het echter niet bij deze opmerking. Hij meende ook het bewuste bankbiljet van ƒ 25.— op lachlustwekkende wijze daarbij ter sprake te moeten brengen.

Daartegen kwam ik op. De heer Scheps moge deze kwestie een futiliteit, een kleinigheid vinden, wij, en duizenden Protestanten met ons, ook die buiten onze partij staan, doen dit niet en zijn van oordeel, dat geen rechtgeaard Protestant deze aangelegenheid behoort te bagatelliseren en nog minder te ridiculiseren. Het antwoord van de minister was zowel in zake het eerste, alsook betreffende het tweede punt wederom geheel onbevredigend.

In zake de kwestie van het stellen van de eis: , , r.k. godsdienst" in advertenties van overheidsinstellingen, gaf de minister ten' antwoord, dat hij dienaangaande geen maatregelen wenste te nemen om daaraan een eind te maken. Zijn argumenten waren echter bijzonder zwak, zó zwak zelfs, dat onderscheidene grote dagbladen, als „Het Handelsblad" en „Het Vaderland" hun onvoldaanheid er over te kennen gaven. „De Telegraaf" gewaagde met betrekking tot één der argumenten van de minister er zelfs van, dat dit sloeg als een tang op een varken!

Inmiddels kunnen overheidsinstellingen in het Zuiden des lands doorgaan met het stellen van de voorwaarde: „r.k. godsdienst" voor het vervullen van overheidsfuncties, ook al zijn dit functies van geheel technische aard, zoals in de door Ir van Dis genoemd© advertentie het geval was, waarin het ging om sollicitanten voor de functie van gasmeester!

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1953

De Banier | 8 Pagina's

Replieken Begroting Binnenlandse Zaken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1953

De Banier | 8 Pagina's