Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

uit het eigen land

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

uit het eigen land

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de vorige week is de defensie-nota, waarop bij de behandeling van zijn begroting in het vorige najaar door de Tweede Kamer sterk was aangedrongen bij minister Staf, gepubliceerd.

Het is een lijvig stuk van niet minder dan 277 pagina's groot, waarin minister Staf inzake de verdediging van ons land een overzicht heeft gegeven van hetgeen er na de bevrijding is geschied sn staat te geschieden.

Vooral ten opzichte van de huidige en toekomstige staat onzer defensie zijn er in de nota voor ons volk belangrijke zaken vermeld.

Zo is het voor heel ons volk een belangrijk punt, dat daarin vermeld staat, dat mogelijk tot enige verkorting van de duur der eerste oefening zal worden overgegaan; een vermelding, waarvan ongetwijfeld zeer velen onzer landgenoten met verheuging kennis zullen nemen. Doch niet erg verheugend is het, dat de minister het in zijn nota bij de mogelijkheid gelaten heeft. Hij acht het gewenst eerst met de N.A.T.O. bevelhebbers overleg te plegen, alvorens hij in de ministerraad een voorstel zal doen om de militaire dienstplicht te verkorten, zodat het naar het oordeel van de minister wel eind Juli of begin Augustus zal worden alvorens een ministeriële beslissing in deze zaak genomen zal worden.

Ook is het teleurstellend, dat de minister verklaard heeft, dat er nog niet op te rekenen valt, dat de diensttijd op 18 maanden zal gebracht worden; hetgeen in België gedaan is. Hij is van oordeel, dat de Nederlandse defensie nog een achterstand heeft in te halen.

Men kan veilig aannemen, dat, als denkelijk einde Juni of begin JuU deze nota in de Tweede Kamer in behandeling zal komen, er alsdan een pleidooi gevoerd zal worden, dat ook hier te lande, evenals in België, een diensttijd van 18 maanden ingevoerd zal worden, wat voor menig dienstplichtige en diens gezin een verlichting zou zijn.

Over een ander punt, waarover in de nota een mededeling gedaan is, zal in de Kamer bij een eventuele behandeling ook nog wel het een en ander in het midden gebracht worden. Het betreft de defensie-uitgaven. Deze zijn door de minister geraamd over de jaren 1954 tot en met 1957, ongeacht de Amerikaanse wapenhulp, op rond 5 milliard gulden, wat voorwaar geen klein bedrag is.

Ten aanzien van de opbouw van onze defensie heeft de minister geschreven, dat deze, evenals in de meeste landen van het Noord-Atlantisch verdrag, ongeveer 2 jaar vertraagd is, maar dat desniettemin er op gerekend kan worden, dat ons leger eind 1957 over vijf volledig uitgeruste divisies, legercorpsen, eenheden voor het achterland en afdelingen territoriale luchtdoelartillerie zal beschikken, terwijl de parate sterkte na 1954 geen uitbreiding meer zal ondergaan. Hierbij zal de opbouw der Koninklijke landmacht de voorrang hebben op die van de zee-en luchtmacht, en wel in de verhouding van 3 : 1 : 1. De N.A.T.O. heeft van Nederland een zo sterk mogelijke landmacht, liefst een van 6 divisies, gevraagd.

Wat de luchtmacht aangaat — aldus de nota — deze wordt niet verder uitgebreid, behalve op het gebied van de nog steeds ontbrekende nachtjagers, maar het materiaal er van wordt wel vernieuwd. Van het wapen der geleide projectielen voor de luchtverdediging wordt studie gemaakt. Voorbereidingen op de over een aantal jaren te verwachten invoering van dit nieuwe strijdmiddel worden getroffen.

De marine — zo wordt in de nota verklaard — zal in 1956 over 12 splinternieuwe, in eigen land gebouwde onderzeebootjagers van het modernste type beschikken, terwijl 4 nieuwe onderzeeboten van de modernste soort medio 1954 op stapel zullen worden gezet.

De Nederlandse industrie kan volgens 't rapport op ruim 'n milliard gulden per jaar aan militaire orders rekenen, hetgeen werkgelegenheid aan 84.000 arbeiders zal geven. Het meest profiteren hiervan de munitie-industrie, het bouwbedrijf, de scheepsbouw, de transport-middelenindustrie, de electronische, metaal en textiel-verwerkende bedrijven, en de vliegtuigindustrie.

Bij de besteding van ruim een milliard gulden zal het ongetwijfeld een eerste vereiste zijn, dat hierbij geen vriendjespolitiek wordt toegepast, alsook dat er niet met het geld wordt gesmeten, wat nog maar al te veel ook bij onze weermacht voorkomt, alsmede dat er naar deugdelijk materiaal wordt omgezien, en geen materiaal wordt aangeschaft, dat na korte tijd al weder verouderd is en als een verouderd type buiten het gebruik zal moeten worden gesteld.

Het zijn tenslotte de belastingbetalers, die de vijf milliard gulden grotendeels zullen moeten opbrengen, onder wie er zo velen zijn, die hun belastinggelden slechts met de grootste moeite kunnen opbrengen. Ons volk heeft er dan ook alle recht op, dat bij de uitgaven de grootst mogelijke zuinigheid en doelmatigheid zal worden betracht.

Ook wordt er in de nota gehandeld over de Amerikaanse bijstand met wapens en uitrusting, welke volgens de minister voor de komende opbouwperiode voldoende verzekerd is. In verband hiermede heeft hij opgemerkt, dat vóór het eind van dit jaar ons leger voldoende materiaal voor drie divisies zal hebben, en dat het vijf-divisiesplan in 1951 reeds in de Amerikaanse programma's is vastgelegd. Dit zijn wel de voornaamste punten van de zo uitgebreide nota. Op vele vragen en ingebrachte bezwaren van militaire en andere aard is er een uiteenzetting en weerlegging aangaande de gerezen bezwaren, alsook een antwoord op de vragen gegeven. Of het echter de tegenstander van het vijf-divisiesplan en het gevoerde ministeriële beleid zal bevredigen, dient afgewacht te worden. Fel en heftig is de kritiek daarop verleden herfst bij de behandeling van de begroting van Oorlog en Marine geweest. Of de kritriek door deze nota, welke al de derde nota is, welke er sinds de bevrijding van het Departement van Oorlog is uitgegaan, geheel zal verstommen, mag worden betwijfeld; stellig is wel te verwachten, dat er krachtige aandrang op de minister bij de behandeling in de Kamer zal uitgeoefend worden om ook ten onzent de diensttijd op 18 maanden te brengen. Ook is het moeilijk aan te nemen dat er alsdan verder geen woord van kritiek zal gehoord worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1954

De Banier | 8 Pagina's

uit het eigen land

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1954

De Banier | 8 Pagina's