Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVIII.

Invloed van een Frans schrijver, de r.k. priester La Mennais. Door Groen bevestigd.

Zo was er dan in de Zuidehjke Nederlanden, of juister nog uitgedrukt, in het Zuidelijk gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden, een verbond tot stand gekomen tussen rooms-katholieken en liberalen, die voorheen uiterst vijandig tegenover elkaar hadden gestaan. Tot het ontstaan van dit verbond heeft in niet geringe mate bijgedragen de Franse schrijver La Mennais, die tevens priester was, doch later in conflict kwam met de paus en bij zijn naderend einde alle hulp van priesters afwees. Deze La Mennais gaf in 1818 een werk uit, dat tot titel had: „De l'education du peuple", over de opvoeding van het volk, dat in België herhaaldelijk herdrukt werd. Nog grotere opgang maakte daar een ander geschrift van hem, dat in 1828 het licht zag en dat handelde over de vorderingen der revolutie en over de oorlog tegen de kerk. In dit geschrift vidst La Mennais zó handig met het woord vrijheid om te springen, dat de vijanden van weleer toenadering tot elkaar kregen en in naam der vrijheid, die zij overigens ieder zeer verschillend opvatten, een politiek verbond sloten.

La Mennais verkondigde daarbij onder meer, dat de toekomst en het heil der roomse kerk juist van de moderne vrijheden afhingen. Terwüle nu van deze kerk behoorde er volgens hem een verzoening plaats te hebben tussen haar en de vrijheid, zodat de kerk algehele vrijheid zou lomnen eisen om haar macht uit te breiden en te vestigen. Daarna kon zij dan deze macht gebruiken om de vrijheid, waarvan haar tegenstanders ook genoten, te vernietigen. Hij paste dus feitelijk de stelregel toe, welke de Jezuïet ten zo berucht heeft gemaakt, namelijk deze: Als het doel geoorloofd is, zijn ook de middelen geoorloofd, of met andere woorden: Het doel heiligt de middelen. La Mennais zelf trok het toepassen der vrijheidsbeginselen zeer ver door, zó ver zelfs, dat de hoge geestelijkheid wantrouwend tegenover hem stond. Eén van de revolutionnaire vrijheidsbeginselen toch is de absolute scheiding van kerk en staat, niet alleen dat de kerk niets met de staat, doch ook de staat niets met de kerk te maken heeft, zodat ook elke financiële band tussen kerk en staat behoort doorgesneden te worden. Dit laatste houdt dus in, dat de salarissen der priesters niet langer door de staat behoren te worden betaald. La Mennais nu stond dit metterdaad voor, maar de roomse prelaten wilden daarvan niets weten, gelijk Rome tot op heden er steeds op uit geweest is om juist zo veel mogelijk geld uit de staatskas te trekken. Zo was de geestelijkheid in België er ook niet voor te vinden om ten deze La Mennais te volgen en van de toelagen uit de publieke kas af te zien. Uit een brief van kardinaal Alboni, pauselijk staatssecretaris, gericht aan een vriend en correspondent van La Mennais, is zelfs gebleken, dat de paus met 'bezorgdheid de consequente toepassing van La Mermais' leerstellingen gadesloeg, en zich afvroeg of de door hem gepropageerde toenadering tussen kerk en vrijheid uiteindelijk wel ten igunste van eerstgenoemde zou zijn.

Bij de rooms-katholieken in de Zuidelijke Nederlanden vonden de geschriften van La Mennais echter een warm onthaal. Zij openden voor hen vooruitzichten, die nooit hun deel zouden geworden zijn wanneer zij geïsoleerd waren blijven staan. Hadden rooms-katholieke bladen eerst geaarzeld om in te gaan op uitingen van jonge liberalen uit het Luikse land, waarin reeds gezinspeeld werd op het vormen van een gezamenhjke staatkundige oppositie tegen de regering, al spoedig veranderden zij van koers, zodat de toenadering tot de liberalen steeds groter werd.

Ook door Groen van Prinsterer wordt in verband met deze toenadering in zijn „Handboek der Vaderlandse Geschiedenis" gewezen op de grote invloed, welke er ten deze uitging van veelgelezen geschriften van Franse liberalen en roomsgezinden, waarbij inzonderheid melding wordt gemaakt van La Mennais. Groen o'chrijft dienaangaande: „2^r krachtige werking in België der redeneringen van La Mennais, later vooral van zijn vertoog: , des progrès de la revolution et de la guerre centre leglise", waarin hij met wegslepende taal zich ten gunste der kerk op de beginselen van de algemene vrijheid, inzonderheid ter opheffing van het gouvemementsmonopoUe van het on-Jerwijs beroept".

Zo kwam dan de tmie tussen roomskatholieken en liberalen in het Zuiden van het Koninkrijk tot stand, gesteund door de liberale en rooms-katholieke pers, zowel als door verscheidene der meestvei^ mogende adelhjke geslachten, die, hoe^ wel rooms-katholiek, zich nu uiterst vrijzinnig voordeden. Met vereende krachten brachten zij nu hun vele grieven tegen het regeringsbeleid tot uiting. Er werd geklaagd over de te grote macht des konings; over het niet invoeren der rechterlijke organisatie; over het ondergeschikt maken der plaatselijke aangelegenheden aan de regering, in onze tijd zouden wij zeggen het aantasten der gemeentelijke autonomie; over de geheimhouding ten aanzien van 's lands financiën; over de hoge belastingen; over de heffing op het gemaal, dus op het brood, waarover men vooral op het platteland zeer verstoord was, en over nog vele andere zaken, waarop wij in het voorafgegane reeds gewezen hebben, zoals onder meer de maatregelen in zake de opleiding van rooms-katholieke geestelijken, het ontbreken der ministeriële verantwoordelijkheid, het voorschrijven van het gebruik der Nederlandse taal in Vlaanderen, de beperking van de vrijheid van spreken en drukpers, partijdigheid bij het benoemen ten aanzien van roomsen en Belgen. Daarbij werd aanvankelijk betuigd, dat deze klachten niet de koning golden, doch alleen de ministers, die volgens de oppositie de koning misleid hadden.

Zo moest vooral minister van Maanet bet ontgelden. Toen deze na de totstandkoming van het verbond tussen roomsen en liberalen strenge maatregelen nam en aan de rechterhjke macht instructies gaf om ter beteugeling van de uitspattingen der pers de bestaande vfet met alle gestrengheid toe te passen, leidde dit er toe, dat de meergenoemde Belgische journalist De Potter met nog anderen gevangen genomen werd. De Potter werd veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf en duizend gulden boete. Bij het brengen naar de gevangenis werd hij begeleid door een volksmenigte, die tierend zijn rijtuig begeleidde, de ruiten van de woning van genoemde minister in wierp en uitriep: Leve De Potter! Weg met Van Maanen!

Inmiddels werd de agitatie in de pers met kracht voortgezet. Men eiste onmiddellijke invoering van persvrijheid, vrijheid van onderwijs en ministeriële verantwoordehjkheid. Enig succes werd daarbij wel verkregen. De regering toet 'besloot om iets te doen teneinde de opwinding te doen bedaren, maar hetgeen vooruit te zien was, kon zij daarmede de gemoederen niet duurzaam bedwingen. Zij willigde toch slechts een enkel deel van de eisen in, namelijk de afschaffing der perswetten. Van het geven van onderwijsvrijheid en ministeriële verantwoordelijkheid wilde zij echter niets weten. Het gevolg was, dat in Januari 1829 onder leiding van de pers, de hogere geestelijkheid en de adel, van pastoors en Hberale advocaten, een petitionnement inzake de niet ingewilligde eisen op touw werd gezet.

een aanval op Hanoi overgaat. Het is dan ook te verstaan, dat de Amerikaanse consul-generaal in Hanoi, die de toestand zeer kritiek genoemd heeft, de Amerikaanse burgers heeft aangeraden Hanoi te verlaten, en dat er te Singapore vliegtuigen gereed staan om de omstreeks 50 Engelse burgers uit de stad te halen.

Onder deze omstandigheden zijn de Franse minister-president Mendès-France en de Russische minister Molotof in Geneve tezamen gekomen. Zij hebben aldaar een gesprek gevoerd, dat uren lang geduurd heeft. Dit gesprek werd deels gevoerd aan een diner in het gebouw van het Russische consulaat, waaraan behalve genoemde ministers tien diplomaten van 'beide landen aanzaten. De tafel was versierd met rode anjers, terwijl een overvloed van de kostbaarste eetwaren, waarbij het aan de duurste wijnen en champagne al evenmin ontbroken heeft, werd opgediend. Daarbij hebben Molotof en Mendès-France verscheidene malen gedronken op hun beide landen en de vriendschap tussen het Russische en het Franse volk.

Na afloop van dit gesprek verklaarde Mendès-France, dat de hoop op een bestand vóór 20 Juli sterk gestegen was. Maandag 12 JuH komt de Britse minister Eden ook in Geneve. Hij is voornemens na aankomst direct een onderhoud met Mendès-France te hebben, waarbij dan een gemeenschappelijk te volgen koers zal vastgesteld worden. Daarna denkt hij zich naar Molotof te begeven om het tijdstip voor de eerste openbare vergadering te bepalen.

Ook heeft Mendès-France nog een onderhoud gehad met de vice-premier en delegatieleden van de communisten in Indo-Chiaa. Voorts had hij eveneens een lang gesprek met de leider van de Amerikaanse Geneefse delegatie en met de Amerikaanse ambassadeur in Frankrijk te Geneve. Deze overhandigde hem de boodschap, dat de Amerikaanse minister Dulles pertinent weigerde om naar Geneve tC'komen. Tot twee malen toe had Mendès-France Vrijdags en Zaterdags te voien een dringend beroep op DuUes gedaan om naar Geneve te komen, terwijl eveneens de Engelse ambassadeur te Washington een dringend verzoek tot Dulles gericht had om toch in ieder geval naar Geneve te gaan. Trots al die pogingen is Dulles echter blijven weigeren. Dulles grondde zijn weigering in een boodschap aan Mendès-France daarop, dat hij de goede trouw van de communisten in twijfel trok en pas over zijn overkomst naar Geneve zou beslissen waimeer hij een duidelijk teken van de oprechtheid van de communisten had gezien.

Men kan heel veilig aannemen, dat heel de gang van zaken op de Geneefse conferentie allesbehalve naar de zin der Amerikaanse regering is. Behalve de twijfel over de oprechtheid der communisten, zal bij haar ook wel de vrees bestaan, dat de prijs, welke Mendès-France voor het tot stand komen van een overeenkomst met de communisten zal betalen, veel te hoog zal zijn.

Hoe het verdere verloop van de conferentie te Geneve ook moge zijn, dit is wel zeker, dat zij aan de eensgezindheid onder de Westelijke geaUiëerden geen goed gedaan heeft. In de kringen van de Westelijke diplomaten te Geneve heeft men verklaard, dat door deze conferentie één der grootste scheuren sedert het begin van de koude oorlog gekomen is in het gebouw der Westehjke eenheid.

De verwarring en verdeeldheid onder de Westelijke gealHëerden bestaat niet alleen op dit punt, maar niet minder ten aanzien van het Europese Verdedigingsverdrag. Ook ten aanzien daarvan zijn Amerika, Engeland en Frankrijk het verre van eens. Amerika en Engeland zijn er beide voorstanders van dat Duitsland zijn souvereine rechten terug zal krijgen en dat het herbewapend zal worden. Vele Fransen moeten daar echter niets van hebben. En nog heeft Frankrijk te dezer zake geen beshssing genomen. Dit verdriet de Amerikaanse regering zo zeer, dat zij hoe langer hoe meer er toe genegen schijnt te zijn om Duitsland in weerwil van het Franse verzet toch maar souverein te verklaren en te laten herbewapenen, wat ook bezwaren oplevert, omdat zij zeer wel gevoelt, dat Frankrijk bij een verdediging van West-Europa niet gemist kan worden.

De verdeeldheid onder de Westehjke geallieerden bestaat al evenaeer op het punt of het rode China als hd tot de Organisatie der Verenigde Naties zal toegelaten worden. Engeland heeft zich daar openlijk voor uitgesproken. Doch Amerika bhjft zich er hardnekkig tegen verzetten, zó zeHs, dat indien de meerderheid van de leden van deze organisatie zich uitspreekt vóór de toelating van het rode China als hd dezer organisatie, het volstrekt niet onmogehjk is, dat Amerika met het uitspreken van zijn veto dit verhindert.

Voegt bij deze geschillen, verdeeldheid en verwarring nog zo vele andere punten van geschU, als de Saarkwestie, de kwestie van het Suezkanaal en de kwestie van Triest en nog meer van soortgehjke aard, welke nog steeds niet opgelost zijn, dan is er wel allerminst reden om de mens op de troon te verheffen en hoog op te geven van het menselijk kunnen en willen, maar bestaat er alle reden om zich voor het aangezicht des Heeren te verootmoedigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 1954

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 1954

De Banier | 8 Pagina's