Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De behandeling van de begroting van Overzeese Rijksdelen (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De behandeling van de begroting van Overzeese Rijksdelen (3)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

zeer in het bloed, dat hij het intemadonahsme in deze organisatie als een soort van heilige en goddelijke aangelegenheid beschouwde, waar hij destijds als Minister van Buitenlandse Zaken hier in de Kamer degenen, die zich om principiële redenen tegen aansluiting van ons land bij de Organisatie van de Verenigde Naties verklaarden, betitelde als Heere Heere-zeggers, die wel de Naam des Heeren op hun lippen namen, maar de wil des Vaders niet deden. Wat moet men van zulke personen denken? Van zulke personen, die met zulk een sterke voorliefde voor het internationalisme behept zijn? Van hen kan men tenslotte alles verwachten, zelfs, dat zij him eigen land geredehjk, in ons oog verradelijk, aan het internationalisme opofferen. Ja, Mijnheer de Voorzitter, deze in wezen zo revolutionnaire zucht tot internationalisme, welke men bij vele Kamerleden, tot de Christehjk-historische en Anti-revolutionnaire, toe, in zo sterke mate kan bespeuren, vervult ons met beduchtheid, ook ten aanzien van Nieuw-Guinea. Er zijn Kamerleden, die Nieuw-Guinea deels onder het bestuur van de Organisatie der Verenigde Naties, deels onder dat van Nederland wülen stellen. Zeer terecht heeft de heer Jouwe dit afgewezen. Hij, die wel terdege als representant van de bevolking van • Nieuw-Guinea beschouwd moet worden, verklaarde zich daartegen met de juiste opmerking, dat er geen twee kapiteins op één schip behoren te zijn. Hier komt nog bij en dat geeft hier geheel de doorslag, dat Nieuw-Guinea wettig Nederlands grondgebied is. Daarmede dient niet gekwanseld te worden. De Regering en het Parlement zijn volgens de Grondwet en ook anderszins als Nederlanders ten duurste verplicht er voor te waken, dat het Nederlands grondgebied blijft. Ook de heer Jouwe en met hem de bevolking van Nieuw-Guinea in overgrote meerderheid .wenst dit. Daarbij is erkend, dat deze bevolking nog niet rijp voor zelfbestuur is, evenmin als de Indonesische, gelijk de feiten wel heel overtuigend uitwijzen, dit was. Inzonderheid voor de Nieuw-Guiriese bevolking is dit van grote betekenis. Er dienen middelen te worden aangewend om Nieuw-Guinea tot welvaart te brengen en haar bevolking uit haar primitieve staat op te heffen. Daarvoor is het brengen van Gods Woord en het leven daarnaar van het grootste belang. Nu heeft onze Regering verklaard, dat zij het er op toe wil leggen, dat Nieuw-Guinea in de toekomst een zelfstandig volksbestaan verkrijgt. Wij kunnen ons met die verklaring verenigen. Ook van Nieuw-Guinese zijde is verklaard, dat men zich daarmede kan verenigen. Hierbij is het van bijzonder belang, dat er tussen de Nieuw-Guinese bevolking en ons land een goede verstandhouding gekweekt wordt en de souvereinii: eitsoverdracht in geen geval geschiedt, zoals deze ten aanzien van Indië heeft plaats gevonden. Er zal in de toekomst een hechte band tussen Nederland en Nieuw-Guinea gevestigd moeten worden, zodat er een wezenlijke unie, niet een schijnunie, zoals die tussen ons land en Indonesië met alle narigheden van dien bestaat, tot stand zal kunnen komen. In nauw verband met deze kwestie gaan wij een vraag tot de geachte bewindsman richten, weDce wij gaarne beantwoord wensen te zien. In een aanzienlijk aantal Indonesische bladen heeft een bericht uit Makassar gestaan over een opstandige beweging, welke op Nederlands Nieuw-Guinea zou zijn uitgebroken. Dit bericht is gebaseerd op een verklaring van de voorzitter van een Nieuw-Guinese strijdorganisatie, die zegt, dat deze opstandige beweging geconcentreerd is rond Sorong.

Al zijn wij van oordeel, dat dit bericht niet juist is, toch zouden wij er prijs op stellen, dat, wanneer het inderdaad onjuist is, het hier openlijk door onze Regering wordt tegengesproken. En dit te meer, waar het van Indonesische zijde wordt voorgesteld alsof er in Nieuw-Guinea en Indonesië Papoea's aanwezig zijn, die gezamenlijk met Indonesië willen optrekken om Nieuw-Guinea onder Indonesisch bestuur te krijgen. Volgens andere berichten zijn er onder hen ook geronselde Papoea's en ook al, die uiteindelijk geweigerd hebben om aan de infiltraties op Nieuw-Guinea deel te nemen en deswege in de gevangenis zijn opgesloten.

Ook ten aanzien daarvan zien wij gaarne nadere inlichtingen van achter de Regeringstafel tegemoet. Zo het mogelijk is, dienen daarover nadere inlichtingen door de Regering gedaan te worden. Wij achten dit van groot gewicht, daar de Indonesische Regering er blijkbaar op uit is om .in de wereld de indruk te wekken, dat de Nieuw-Guinese bevolking er naar haakt om van het Nederlandse bewind ontslagen te worden en onder dat van Indonesië te geraken, een indruk, welke weggenomen behoort te worden. Deze is toch gevaarlijk, daar hij in staat is nog al meer volkeren de zijde van Indonesië te dben kiezen.

De Regering nu zij er op bedacht om ook ten opzichte van het buitenland een deugdelijke voorlichting te geven, waaraan bij de Indische kwestie zoveel ontbroken heeft.

Dit achten wij ook nodig ten aanzien van de Indonesische infilti-aties, welke in de toekomst te wachten staan. Het zeer onbehoorlijk gedrag, dat de Indonesische Regering daarbij aan de dag legt, dient wereldkundig gemaakt te worden. En dit ook al, omdat daaruit blijkt, dat het niet Nederland is, maar Indonesië, dat de vrede in gevaar brengt. Het motief van „de vrede in gevaar brengen" speelt in deze materie toch bij de Organisatie van de Verenigde Naties een hoogst gewichtige rol. Het is iets, dat bij de Organisatie van de Verenigde Naties ontzaglijk veel opgeld doet. Daarom dient ter algemene kennis te worden gebracht, dat het niet Nederland maar Indonesië is, dat telkens de vrede in gevaar brengt. Dit blijkt zonneklaar uit de infiltraties, waarbij Indonesië tegen alle recht en fatsoen in een ander land gewelddadig binnendringt. Dit is een manier van doen, welke sterk aan die van Hitler herinnert, waarbij wederrechtelijk met wapengeweld een ander land werd binnengedrongen. Dit zijn, goed beschouwd,

roversmanieren, welke metterdaad de vrede in groot gevaar brengen. Geen enkel land kan gedogen, dat zo iets op zijn grondgebied plaats grijpt. Daartegen moet een rechtmatig verzet worden ingezet en wel onder de gegeven omstandigheden met gewapende macht. Men kan zulk een infiltratie maar niet met over elkander geslagen armen toelaten en daarbij lijdelijk toezien. Zij kan niet verdedigd worden met een argument als een hooggeplaatst Indonesiër zich naar Nieuw-Guinea begeeft, hij slechts van de ene streek naar de andere op eigen grondgebied verhuist. Bij deze verklaring werd bij voorbaat Nieuw-Guinea — in flagrante strijd met de waarheid — maar tot Indonesisch grondgebied verklaard. En dat is niet het enige wat hiervan te zeggen valt, er is nog meer. Wanneer men zich toch op eigen grondgebied van de ene streek naar de andere begeeft, doet men dit niet — behalve in Indonesië mogelijk, waar het een chaos is — met wapens in de hand, wat men wel deed bij de infiltratie op Nieuw-Guinea, waarbij een behoorlijk aantal wapens werd meegevoerd, en dan nadert men het grondgebied ook niet onder vreemde vlag, wat bij de infiltratie op Nieuw-Guinea wel geschiedde, waar men de kust onder Nederlandse vlag naderde. Hier dient wel sterk het accent op gelegd te worden, dat het niet Nederland is, dat in dezen de vrede in gevaar brengt, maar Indonesië. Mijnheer de Voorzitter! Waar het hier zulk een gewichtige zaak als het behoud van wettig Nederlands grondgebied en ook de wens en het belang van de Nieuw-Guinese bevolking betreft, daar blijve onze Regering in haar standpunt volhouden en wijke daar niet van af. Zij ga niet transigeren, zoals dat bij de Indische kwestie geschied is, opdat ook deze kwestie, zoals de Indische kwestie niet in een groot drama zal eindigen. Zij geve niet toe aan revolutionnair sentiment en offere Nieuw-Guinea met haar bevolking niet als een weerloze prooi aan het internationalisme op. Mijnheer de Voorzitter! Integendeel behoort er alles op gezet te worden om de band tussen Nederland en Nieuw-Guinea sterker en hechter te maken, en dat niet minder ten voordele van Nieuw-Guinea als van Nederland. De Regering heeft er alle zorg voor te dragen, dat aan de verwaarlozing van Nieuw-Guinea — zoals deze - 'helaas jaren achterteen heeft plaats gehad — absoluut een einde wordt gemaakt. Zij neme, en dan liefst snel, de nodige maatregelen om de achterstand in te halen. Dat zulks in twee of drie jaar niet kan geschieden, spreekt, lettend op de grootte en uitgestrektheid van Nieuw-Guinea, vanzelf. Toch legge de Regering het er op toe, dat deze achterstand zoveel mogelijk wordt weggenomen. Daarbij achten wij het van belang, dat het gezag gehandhaafd wordt, en wel in de zin als Gods Woord ons dat aangeeft, en dat personen, die het gezag ondermijnen en de bevolking tegen het Nederlandse bestuur ophitsen (die in Indië destijds maar veel te veel zijn toegelaten) daaruit geweerd worden en zo zij er reeds zijn, daaruit verwijderd zullen worden. Dit houdt allerminst in, dat wij zouden bepleiten, dat op gerechtvaardigde klachten der Nieuw-Guinea-bevolking geen acht behoort' geslagen te worden. Sommige klachten lijken ons gegrond, onder meer in de gevallen waarvan het verslag van de Missie melding maakt.

Op biz. 29 van het verslag deelt zij het navolgende mede: „Ook heerst er op verschillenle plaatsen o.m. te Hollandia, maar vooral te Manokwari, ontevredenheid over de herverkaveling en ontvreemding, die heeft plaats gevonden na de oorlog en waardoor aan kolonisten hun vroegere door hen ontgonnen en beplante gronden zijn ontnomen. Het verzoek werd gedaan te bevorderen, dat de Overheid er toe overgaat om die mensen, die na de oorlog bij terugkomst niet op hun oude perceel mochten terugkeren, schadeloos te stellen voor de ontginning van de woeste grond en de reeds geplante bomen op het perceel, - dat zij vóór de oorlog bezaten. De teruggekeerden vonden hun gronden óf verkaveld óf in andere handen. Protesten hielpen niet; schadeloosstelling vond niet plaats". Wij staan bij de Regering dan ook met nadruk voor, dat de klagers in deze en in andere gevallen, waar het recht aan hun zijde is, recht zal wedervaren van de zijde der Regering. Voorts dient er van Regeringswege voor zorg te worden gedragen, dat lieden, die niet anders dan hun eigen geldgewin op het oog hebben, belet wordt htm afkeurenswaardige praktijken uit te oefenen.

AUe knevelarijen, alle afpersingen, alle uitbuitingen van de bevolking behoren geweerd te worden, niet alleen om het ergerlijke en ongeoorloofde van de zaak zelf, maar ook opdat de bevolking geen aanleiding gegeven wordt tot gerechtvaardigde ontevredenheid. Bovendien zal, zoveel als dit mogelijk is, een aandeel in de bestuurszaken aan de Papoea's, die door bekwaamheid, geschiktheid of karakter daarvoor in aanmerking komen, gegeven moeten worden en zullen zij daartoe ook opgeleid behoren te worden, opdat het kolonialisme teruggewezen zal worden. Dat is bovendien een zeer geschikt middel om een goede verstandhouding tussen de Nederlanders en de Papoea's te vestigen en te versterken. Mijnheer de Voorzitter! Wat de Europese groep, welke ongeveer 2 pet. van de totale bevolking van Nieuw-Guinea uitmaakt, betreft, over wie het verslag van de Parlementaire Missie, welke een bezoek aan Nieuw-Guinea bracht, een uitvoerig verslag uitbracht, waarvoor wij haar zeer erkentelijk zijn, gelijk voor het gehele verslag, daarover gaan wij thans enige woorden spreken.

Met de Missie zijn wij van oordeel, dat deze Europeanen, die door onze Regering voor de souvereiniteitsoverdracht uit Indië naar Nieuw-Guinea zijn overgebracht, een zeker recht hebben op een behoorlijke behandeling t.o.v. hun arbeid en hun bedrijven. Wij kunnen ons hierbij levendig voorstellen, dat deze personen het als een grote grief beschouwen, dat door onze Regering wordt tegengewerkt, dat him gezinnen naar Nieuw-Guinea emigreren. Wij komen er voor op, dat de Indo-Nederlanders op Nieuw-Guinea door de Regering in hun rechtmatige grieven tegemoetgekomen zullen worden. Om des tijds wil kimnen wij hierbij niet lang stilstaan en sluiten wij ons aan bij ons voorafgaande sprekers, die bij de Regering op verbetering van hun toestand, ook t.a.v. hun behuizing, hebben aangedrongen.

Voorts betuigen wij onze volle instemming met de Missie, waar zij het navolgende in haar verslag heeft opgemerkt: „De driehoeksverhouding, welke in Nederlands-Indië bestond, dient tot elke prijs te 'worden vermeden. De denkbeelden hieromtrent dient men te ecarteren door een zeer vaste politiek, waarbij uiteraard elke discriminatie dient te worden vermeden. Daarnaast dient de voorlichting er voor te zorgen, dat de mensen zo goed en zo objectief mogelijk geïnformeerd worden. Het is de Missie opgevallen, dat de verschillende groepen ook t.o.v. elkaar slecht geïnformeerd zijn".

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 december 1954

De Banier | 8 Pagina's

De behandeling van de begroting van Overzeese Rijksdelen (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 december 1954

De Banier | 8 Pagina's