De gewijzigde wetsontwerpen tot huurverhoging en belastingverlaging

De gewijzigde wetsontwerpen tot huurverhoging en belastingverlaging, welke het resultaat zijn van het compromis, dat tot stand gekomen is tussen de regering en de Kamerfracties van de K.V.P., de P.v.d.A., de A.R.P. en de C.H.U., zijn dezer dagen bij de Tweede Kamer ingediend.

Deze, indien zij tot wet verheven worden, maken het mogelijk, dat de huiseigenaren de opbrengst uit hun eigendom met 10 % zien vermeerderd, en wel 5 % door huurverhoging, 3% % door verlaging van grondbelasting, en 1% % door verhoging van het afschrijvingspercentage.

In het nu ingediende ontwerp huurwet wordt door de regering voorgesteld een onderhoudsplicht in te stellen, die zal gelden voor de woningen, waarvan de huur op 1 September aanstaande met 5 % verhoogd zal worden.

Aangaande de onderhoudsplicht deelt de minister nader mede, dat, indien de eigenaar zijn onderhoudsplicht niet nakomt, de. huurders een verzoek kunnen indienen om van de huurverhoging te worden vrijgesteld. Uitdrukkelijk verklaart de minister hierbij in zijn Memorie van Toelichting, dat van de eigenaar geen onderhoudsvoorzieningen kunnen worden gevorderd in dezelfde omvang als in de jaren, waarin zo vele huizen leeg stonden. Wel wordt volgens de minister verlangd, dat de huizen voldoen aan redelijke eisen van instandhouding en bewoonbaarheid.

Ten aanzien van de onderhoudsplicht stelt de minister nog vast, dat burgemeester en wethouders in de grote gemeenten een huurcommissie hebben in te stellen, die over een ingediend verzoek om kwijt­ schelding van de 5 procent huurverhoging zal hebben te beslissen, waarbij zij gebonden zal zijn aan de eisen van onderhoud, welke bij algemene maatregel van bestuur zullen worden gesteld, en waarbij de gemeentelijke diensten ter voorbereiding van de beslissingen zuUen worden ingeschakeld.

Voorts is door de minister bepaald, dat de onderhoudsphcht alleen dient te gelden voor belangrijke tekortkomingen, en dat, teneinde het werk van de huuroommissies binnen redelijke perken te houden, voor de behandeling van een verzoek om geen huurverhoging te behoeven te betalen een bescheiden bedrag zal worden geheven.

Het laat zich aanzien, de minister is blijkbaar van hetzelfde oordeel, dat de onderhoudsplicht en de verzoeken, welke dienaangaande gedaan kunnen worden, een grote administratieve rompslomp met zich zullen brengen. De minister heeft dan ook zich de moeite getroost om een aantal verzoeken af te remmen. Komen er desniettemin vele verzoeken om geen huurverhoging te verkrijgen, dan kan dit zeer veel werk aan de winkel brengen. Er zijn toch in Nederland ruim tweemillioen huizen.

Het kan ook wel blijken, dat de bepaling omtrent de onderhoudsplicht en wat daarmede samenhangt op papier heel wat meer dan in werkelijkheid te betekenen heeft. Worden er echter veel verzoeken ingediend, dan zal dit ontzaggelijk veel werk met zich brengen; doch dit behoeft niet het geval te zijn. In sommige gemeenten, vooral in grote gemeenten, bestaat er op grond van de bouwverordening en bouw-en woningtoezicht reeds een zekere controle op het onderhoud van vironingen, weDce oorspronkelijk is ingesteld om gevaren voor bewoners, bm-en en voorbijgangers te voorko­ men. Na de oorlog, toen het onderhoud van vele woningen te wensen overliet, heeft dit toezicht zich min of meer vanzelf uitgebreid tot de bewoonbaarheid. Op dit ogenblik geschiedt bijvoorbeeld in Amsterdam dit toezicht in de vorm, dat bij publieke verkopen van woningen, waarvan het onderhoud na onderzoek ondeugdelijk blijkt te zijn, een missive van het gemeentelijk bouw-en woningtoezicht de koper vx)orsclirijft de noodzakelijk geachte herstellingen aan te brengen en bij klachten van verhuurders wordt eenzelfde weg gevolgd.

Of het in deze met de onderhoudsphcht en daarover in te dienen klachten zal gaan als met de wijziging in de Huurwet van 1953, waarbij aan de rechter de bevoegdheid is verleend de huui'der te machtigen bepaalde onderhoudswerken of reparaties ten koste van de verhuurder te doen uitvoeren, waarvan geen, of althans een uiterst gering gebruik gemaakt is, zal afgewacht dienen te worden.

Wat de huurverhoging zelf betreft, deze zal gelden:

a. Voor woningen, die vóór 27 December 1940 zijn gebouwd.

b. Voor woningen, die op of na die datum, maar vóór 5 Mei 1945 zijn gebouwd, voor zo ver de huurprijs is, of vóór 1 September zal zijn opgetrokken tot het huurpeil van de vooroorlogse woningen.

c. Voor de tijdens de oorlog gebouwde panden, waarvan het huurpeil niet vóór 1 September zal zijn opgetrokken tot het huurpeil van de vooroorlogse panden, wordt de huurprijs gefisceerd op die van 31 Augustus aanstaande. Op verzoek van de verhuurder zullen deze huren door de minister kunnen worden opgetrokken, indien zij liggen beneden het peil der nieuwe huurprijzen van vergelijkbare vooroorlogse panden.

d. Behalve vooroorlogse vs'oningen zullen arbeiderswoningen, tot 1951 gebouwd, herbouwpanden en de eerste na-oorlogse woningen in de particuliere sector, gebouwd volgens de voorloper van de pre^ mieregeling, namelijk de financieringregeling woningbouw 1947 en 1948 ook 5% huurverhoging krijgen.

Geen huurverhoging zal er komen voor de onbewoonbaar verklaarde krotten of woningen, welke daarmede op gehjke voet staan.

Het ligt in de bedoeling van de regering, dat de gewijzigde wetsontwerpen tot huurverhoging en 'belastingverlaging reeds in het begin van Juli door de Tweede Kamer in behandeling zullen worden genomen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen