Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Volksgezondheid Vaccinatie - Kinderverlamming

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Volksgezondheid Vaccinatie - Kinderverlamming

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir van Dis

Nadat de begroting van Sociale Zaken was behandeld, kwam de afdeling Volksgezondheid aan de orde. Daar deze afdeling onder de begroting van Sociale Zaken thuis behoort, was de spreektijd, die er voor de onderscheidene sprekers overgebleven was, maar kort. Hiervan werd namens de fractie der S.G.P. door Ir. van Dis gebruik gemaakt om nog eens op de gevaren te v/ijzen, welke er aan de inenting tegen de pokken verbonden zijn. Niet alleen toch kan deze inenting encephalitis of hersenontsteking veroorzaken, maar ook kinderverlamming. Dit is reeds ongeveer dertig jaar geleden van officiële zijde in Duitsland openlijk verklaard, gelijk men dit in de rede van Ir. van Dis lezen kan, doch ook de huidige Minister van Sociale Zaken, en Volksgezondheid heeft dit in zijn Memorie van Antwoord toegegeven.

In het Voorlopig Verslag toch was hem in de navolgende passage, die kennelijk van de zijde der S.G.P.-fractie afkomstig was, het volgende gevraagd:

„Door enkele leden werd gevraagd of de Minister in het steeds weer optreden van kinderverlamming geen aanleiding vindt om tot afschaffing van de vaccinatie over te gaan, daar het niet uitgesloten is en door velen zelfs als vaststaand wordt aangenomen, dat er tussen de vaccinatie en het optreden van kinderverlamming verband bestaat".

In de Memorie van Antwoord gaf Minister Suurhoff hierop het volgende antwoord:

„Het is de ondergetekende bekend, dat het verband tussen vaccinaties en het op'treden van poliomyelitis (kinderverlamming) — ook internationaal — wel als vaststaand wordt beschouwd. Hef risico is echter gering en getracht wordt dit zoveel mogelijk te verkleinen, onder andere door de vaccinaties niet te laten verrichten in die maanden van het jaar, waarin de poliomyelitis als regel het meest voorkomt. Ook wordt voortdurend getracht, de kwaliteit van de vaccins te verbeteren. Gezien het bovenstaande en de grote betekenis, welke de vaccinaties voor de volksgezondheid hebben, vindt de ondergetekende geen . aanleiding tot afschaffing van de vaccinaties over te gaan, waarbij overigens kan worden opgemerkt, dat in Nederland geen vaccinatiedwang bestaat". Bij de openbare beraadslaging sprak • Ir. van Dis over dit onderwerp het volgende:

Mijnheer de Voorzitter!

Korte tijd geleden verscheen er in de pens een bericht, waardoor het oog van het Nederlandse volk opnieuw gericht werd op het grote gevaar, dat aan de

vaccinatie

verbonden is. Ditmaal ging het niet over het optreden van encephalitis post vaccinalis, doch over dat van kinderverlamming, welke geconstateerd werd, nadat kort tevoren inenting tegen de pokken had plaatsgehad.

Het bedoelde bericht hield toch in, dat er volgens officiële mededelingen in de provincie Overijssel in de laatste drie maanden zestien gevallen van

kinderverlamming

waren voorgekomen. Voorts, dat er in Overijs'sel twee gemeenten waren, waar meer dan drie gevallen van kinderverlamming voorkwamen en dat er in deze provincie in de laatste tien dagen elke dag één geval van kinderverlamming bijgekomen was. .

Vervolgens werd vermeld, dat het genoemde aantal van 16 het grootste aantal was in vergelijking tot de aantallen in de andere provincies, waaruit bleek, dat zich ook in andere provincies gevallen van kinderverlamming hebben voorgedaan.

Mijnheer de Voorzitter! Wij zien uit dit bericht, dat de kinderverlamming ook hier 'te lande meer en meer optreedt, gelijk dit in andere landen sedert lang het geval is. Zo bedroeg het aantal gevallen in

Engeland en Wales

in het jaar 1919 niet minder dan 553. Het aantal liep daar in twintig jaar tijd, dus tot 1939, op tot gemiddeld 633 per jaar. In 1926 waren daar zelfs 1158 en in 1938 1485 gevallen van kinderverlamming. Van 1939 tot 1953 steeg het aantal in Engeland en Wales echter onrustbarend, namelijk tot 2778 per jaar, terwijl verreweg het grootste gedeelte van deze steeds hoger wordende getallen werd ingeschreven in de laatste zeven jaar van deze periode, met een gemiddelde van 4885 gevallen per jaar. Ook het aantal sterfgevallen ten gevolge van kinderverlamming nam aldaar toe. Was het

sterftecijfer

betreffende deze ernstige ziekte voor het tijdvak 1919 tot 1939 gemiddeld 160, voor het tijdvak 1939 tot 1953 was het 271 per jaar. Deze cijfers, die aan een statistiek ontleend zijn, wijzen wel overduidelijk uit, dat het aantal ziektegevallen en het aantal gevallen van overlijden in Engeland en Wales belangrijk toegenomen zijn. In

Amerika en West-Duitsland

komt de kinderverlamming eveneens veelvuldig voor. Volgens publikaties van de Wereldgezondheidsorganisatie wer­

den in 1952 in de Verenigde Staten 57.244 en in West-Duitsland 9517 gevallen van deze ziekte geconstateerd. Nu is het wel zeer opmerkelijk, dat in deze landen de vaccinatie

zeer streng

wordt toegepast, vooral in Amerika. Meer en meer zijn er dan ook stemmen opgegaan, die er op wezen, dat er tussen het optreden van de kinderverlamming en de zogenaamde immuniserende injecties, waarbij dus niet alleen van de inenting tegen pokken, doch ook o.a. van die tegen difterie en kinkhoest sprake is, een

nauw verband

bestaat. Onderscheidene medici hebben voor dit verband reeds sedert lang een open oog gehad en op hun gezag is daarop ook van Overheidswege in het buitenland de aandacht gevestigd.' Met tal van uitspraken zou dit nader aan te tonen zijn, doch ik zal mij, mij tevens beperkend tot de inenting tegen de pokken, slechts bepalen tot de verklaring van de

Saksische Minister

van Binnenlandse Zaken, die reeds op 12 September 1927 in een proclamatie verklaarde, dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen pokkeninenting en kinderverlamming.

Thans is dit ook in Nederland erkend. Volgens het in de aanvang door mij genoemde bericht toch, heeft de Inspectie van de Volksgezondheid van Overijssel en de Noordoostpolder de artsen in de twee bewuste gemeenten verzocht de inenting voorlopig te staken, omdat gebleken was, dat er zich

verlammingen

voordeden in het kort geleden gevaccineerde lichaamsdeel.

Hiermede is dus voor ons volk openbaar geworden, dat de pokkeninenting niet slechts encephalitis of hersenontsteking, maar ook kinderverlamming veroorzaken kan.

Onzerzijds is sedert jaren er op gewezen, dat de vaccinatie volgens onderscheidene medici niet slechts encephalitis, maar ook nog andere ziekten ten gevolge kan hebben, doch dit werd steeds

genegeerd.

Nu is dan van officiële zijde erkend, dat de vaccinatie ook kinderverlamming kan veroorzaken en inderdaad ook veroorzaakt heeft.

Ook in de Memorie van Antwoord wordt dit thans erkend. De Minister toch verklaart daarin:

„Het is de ondergetekende bekend, dat het verband tussen vaccinaties en het optreden van poliomyelitis — ook internationaal —• wel als vaststaand wordt beschouwd".

In plaats echter, dat de Minister daarin nu aanleiding vindt om de vaccinatie af te schaffen, vei-volgt hij:

„Het risico is echter gering en getracht wordt dit zoveel mogelijk Ie verklei-

Mijnheer de Voorzitter! De Minister voert hier dus hetzelfde aan, wat door de vaccinatie-voorstanders steeds werd aangevoerd, namelijk, dat het

risico

gering is, of zoals met andere woorden gewoonlijk werd gezegd: slechts bij één van de zoveel gevallen doen zich na de vaccinatie nadelige gevolgen voor. Of het al herhaaldelijk voorkwam, dat er in perioden van inenting op grote schaal meer mensen door de vaccinatie stierven

dan ten gevolge van de pokken, zodat het middel

erger dan de kwaal

bleek te zijn, dat deerde de vaccinatievoorstanders niet. De vaccinatie moest op de been gehouden worden. Nu bestaat er inderdaad

geen

geen vaccinatiedwang. Mijnheer de Voorzitter, zoals de Minister ook nog opmerkt in zijn Memorie van Antwoord, maar daartegen wens ik op te merken, dat velen van ons volk hun kinderen toch nog laten inenten, hetzij doordat zij onkundig zijn van de daaraan verbonden gevaren of door de voorstelling, dat het risico zeer gering is, alsook doordat zij menen, dat er

dwang

ten deze bestaat. Zelfs van de zijde van gemeentebesturen is er aan medegewerkt om het te doen voorkomen, alsof er nog vaccinatiedwang bestaat. Wij waarderen het daarom, dat de Minister dit nog eens nadrukkelijk in zijn Memorie van Antwoord ontkend heeft.

Een betere voorlichting van Overheidswege in zake de aan de inenting verbonden

achten wij echter beslist noodzakelijk, daar het voor de ouders, die het treffen, dat hun kind encephalitis of kindei-verlamming als gevolg van het inenten krijgt, toch wel heel erg is.

Onlangs las ik van een geval van een vader, wiens dochtertje van circa 12 jaar ten gevolge van de inenting halfzijdig verlamd was. Toen hij dit geval met de dokter besprak, zeide deze: , , Ja, één op de duizend kan het overkomen", waarop deze vader hem

woedend

voor de voeten gooide, dat hij hem had behoren te waarschuwen, want dat zijn kind nu de rampzalige duizendste was. Ook is het wel zeer ergerlijk, dat er onder de artsen zijn, die andermans kinderen aan de

lopende band

vaccineren, doch bij hun eigen kinderen dit niet doen. Hiervan kwamen mij kort geleden, uit dezelfde bron als het zoeven genoemde geval, ook al een geval onder het oog, voorkomend in de mededelingen van de

Anti-Vivisectie Stichting,

waarin het volgende medegedeeld werd: „Een paar jaar geleden vertelde een moeder mij vs^at haar persoonlijk overkomen was. Helaas verzocht zij mij de naam van de schoolarts waarover het ging niet bekend te maken (het was in een stad in het oosten van het land); wil iemand zich echter met deze moeder in verbinding stellen, dan kan ik haar adres doorgeven. Zij was als kinder juffrouw bij deze arts werkzaam en had uit haar eerste huwelijk een jongetje, dat volgens deze dokter nodig ingeënt moest worden tegen pokken. Zij voelde er echter heel weinig voor en besprak de kwestie met de doktersvrouw. Deze zeide: „Praat er nooit met mijn man over, maar.... onze vier kinderen zijn en worden geen van allen gevaccineerd!" Op school deed hij het andermans kinderen aan de lopende band".

Mijnheer de Voorzitter! Uit deze mededeling blijkt wel, dat er inderdaad artsen zijn, die hun eigen kinderen beslist niet aan de vaccinatie wensen te ondei'werpen. Is het dan niet onverantwoordelijk om andere kinderen wèl aan de

Moloch der vaccinatie

over te geven? Als artsen zelf hun kinderen niet aan de gevaren der inenting wensen bloot te stellen, ligt het dan niet op de weg der Regering dit ook niet te doen?

Wij kunnen dan ook niet nalaten bij de Minister te bepleiten, dat hij zal bevorderen, dat de

Inentingswet 1939

wordt ingetrokken. Ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, wensen wij bij de Minister voor te staan, dat door hem de protestants-christelijke ziekenhuizen krachtiger gesteund zullen worden dan tot nu toe het geval was. Deze ziekenhuizen hebben met een grote achterstand te kampen wat het aantal bedden betreft, zodat wij de behartiging van de belangen dezer instellingen ten zeerste bij de Minister aanbevelen.

In zijn beantwoording der onderscheidene sprekers, die zich geen van allen over de aan de vaccinatie verbonden gevaren hadden uitgelaten en dus ook niet op afschaffing daarvan door intrekking van de Inentingswet 1939, hadden aangedrongen, keerde de Minister Suurhoff zich scherp tegen het door Ir. van Dis gesprokene. De vaccinatie werd daarbij door hem verheerlijkt en geprezen als zijnde de oorzaak, waaraan het te danken is, dat er geen pokkenziekte in ons land meer voorkomt. Zou men de vaccinatie afschaffen, dan zou, aldus zeide de Minister, het aantal personen, dat aan pokken sterft, weer met geweldige schreden toenemen. Terecht merkte Ir. van Dis hiertegen op, dat deze bewering helemaal nie't bewezen is en ook niet te bewijzen valt. Opmerkelijk is het wel, dat na de afschaffing van de hier te lande vóór 1928 bestaande vaccinatiedwang — welke afschaffing plaats vond wegens het optreden van encephalitis na vaccinatie — het aantal der gevaccineerden in sterke mate achteruitliep en dat er nadien in elf jaar tijds toch geen pokkenepidemie is voorgekomen. Toen is wel buiten kijf het bewijs geleverd, dat een volk ook zonder vaccinatie van de pokkenziekte kan gevrijwaard worden. Wel kwam er één keer alastrim voor, maar deze ziekte is toch niet te vergelijken met een vreselijke pokkenepidemie. Bovendien is toen wel zeer helder aan het licht getreden, dat het middel der vaccinatie veel erger is dan de kwaal, daar er toen tengevolge van de vaccinatie meer personen overleden zijn dan ten gevolge van de alastrim! Voorts maakte de Minister nog een op

merking over het feit, dat Ir. van Dis zijn waardering er over had uitgesproken, dat de Minister in de Memorie van Antwoord nog eens verklaard had, dat er geen vaccinatiedwang bestaat. De Minister deed dit in een vrij geprikkeld? stemming, waaruit wel bleek, dat hij er niet bepaald op gesteld was, dat, daarvoor nog eens waardering werd uitgesproken. De vaccinatie-voorstanders laten het toch liefst maar zo veel mogelijk voorkomen alsof er nog wel inentingsdwang bestaat. Ja, zij laten het niet bij het doen voorkomen alsof die dwang bestaat, zij treden nog wel brutaler op. Op de scholen bijvoorbeeld enten zij maar raak in, zonder dat de ouders eerst daarin gekend zijn en dus ool< zonder dat deze .het weten tegen welke ziekte men hun kind ingeënt heeft. Ir. van Dis haalde hiervan in zijn repliekrede een frappant voorbeeld aan, ont leend aan de Mededelingen van de Anti-Vivisectie Stichting, dezelfde bron waaruit reeds in de rede in eerste termijn een paar gevallen waren aangehaald en alle afkomstig van een vrouw, een doktersweduwe nog wel, die haar artikel in genoemde bron ondertekende met M. V. d. Lek—Muus.

Replïekrede

als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

Ik zou er de Minister op v\'illen wijzen, dat het ons zeer goed bekend was, dat er geen vaccinatiedwang bestaat. Dat ik het nochtans waardeerde, dat de Minister dit nog eens uitdrukkelijk in de Memorie van Antwoord heeft vermeld, vindt zijn grond daarin, dat zulks van de zijde der officiële instanties

nooit of vrijwel nooil

gebeurt, Daarom verkeren velen in de mening, dat er nog wel vaccinatiedwang bestaat. Dit geldt ook voor de inentingen tegen andere ziekten. Ook hierbij wordt opgetreden als of er inentingsdwang ten aanzien van deze ziekte bestaat.

Zo vind ik in hetzelfde nummer van het door mij genoemde orgaan „Mededelingen van de Anti-Vivisectie Stichting" van September-October 1955 een geval vermeld van een meisje, dat uit school thuiskwam met een pijnlijke arm. Ze was op school,

zonder weten van de ouders,

bewerkt met eeii voorbehoedmiddel voor één of andere ziekte; voor welke ziekte was de ouders, ook na de inenting, onbekend. De moeder was hierover zeer verontwaardigd. Toen een dame. aan wie de moeder dit vertelde, bij een haar bekende arts hierover

informaties

inwon, zeide deze tot haar het volgende: „Och ja, de kinderen worden tegenwoordig aan de slopende band voor (z.g. tegen) velerlei infectieziekten gevaccineerd, het is haast niet meer doenlijk de ouders daarin te betrekken!! en men gaat van het standpunt uit, dat, als zij er tegen zijn, zij dit de kinderen wel zullen zeggen, die het dan op hun beurt aan de onderwijzer of arts doorgeven. Doch wat komt daarvan terecht? "

Natuurlijk rekent men, zo vervolgt deze dame, de schrijfster van het artikel, op de onwetendheid der ouders, soms op hun onverschilligheid (ten gevolge van het niet op de hoogte zijn!) en zo hebben al deze

„inspuiters"

vrij spel. Uit het hier medegedeelde, Mijnheer de Voorzitter, blijkt, dat er inderdaad ouders zijn, die van inenting absoluut niet willen weten, en ook, dat er artsen zijn, die doen alsof er inentingsdwang "bestaat en de kinderen op school maar inenten zonder dat de ouders tevoren zijn ingelicht. Ook van de zijde der

Regering

en van de officiële medische instanties wordt de aandacht der ouders er niet voldoende of helemaal niet op gevestigd, dat er t.a.v. de vaccinatie absoluut geen dwang bestaat en dat men het dus.niet behoeft te laten doen.

Wat voorts betreft de opmerking van de Minister, dat ten gevolge van de inenting tegen pokken deze ziekte is uitgeroeid, dit is in

geen enkel opzicht

bewezen. Het wordt wel beweerd, maar met zekerheid is het door niemand te zeggen, daar onder meer de hygiënische maatregelen van de laatste tientallen jaren ten deze ook een belangrijke verbetering hebben ondergaan.

De Minister richtte zich hierna andermaal tot Ir. van Dis, wie hij het zeer kwalijk nam, dat deze de gevaren aan de inentingen verbonden, met alle nadruk naar voren had gebracht. Dit achtte de Minister een groot gevaar voor de volksgezondheid, daar dit bij de mensen angst kan aankweken, zodat zij hun kinderen niet meer willen laten vaccineren. En voorts toonde de Minister zich nogal ontstemd door het woord , , inspuiters", waarbij hij het deed voorkomen, alsof dit woord van de heer van Dis afkomstig was. Deze viel daarom de Minister in de rede, zeggende: „Dat heb ik niet gezegd. Dat is uit het citaat, dat ik heb voorgelezen".

Inderdaad had mevr. v. d. Lek—Muus dit woord, voorzien van aanhalingstekens, gebezigd, hetgeen bewijst, dat het woord „inspuiters" in haar bekende kringen werd gebruikt.

Uit de beide redevoeringen van de Minister bleek intussen wel zeer duidelijk dat hij een verwoed voorstander van de vaccinatie is, gelijk de vroegere Kamerleden van de oude S.D.A.P. en de Vrijzinnig Democratische Bond, waaruit de Partij van de Arbeid voor een belangrijk deel ontstaan is, zich ook steeds als vurige voorstanders der vaccinatie openbaarden. Over de gevaren aan de \'accinatie verbonden, spreken deze en de vele andere voorstanders het liefst maar niet. Neen, het volk moet daai'van maar zo veel mogelijk onkundig worden gehouden om de afgod der vaccinatie op de been te houden. Toch zijn het die gevaren, die in 1928 tot afschaffing van de vaccinatiedwang hebben geleid en die ons ook om des beginsels wille tegen de vaccinatie de strijd deden aanbinden, dewijl Gods Woord nadrukkelijk verbiedt om zijn leven en gezondheid in gevaar te brengen, gelijk dit bij de vaccinatie het geval is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1956

De Banier | 8 Pagina's

Volksgezondheid Vaccinatie - Kinderverlamming

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1956

De Banier | 8 Pagina's