Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlands OVERZICHT

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De profeet Ezechiël verkondigde het volk van Israël, dat er vanwege hun zonden, welke het in gruwelijke en veelvuldige mate bedreef, oordelen over hen gekomen waren. Als één der oordelen noemde hij, dat het land vol van onrust was.

Ontegenzeggelijk brengt de zonde allerwege, waar zij 'bedreven wordt, onrust. De inbreker, die in een woning is binnengedrongen, sticht daar niet weinig onrust; de dief al evenzo. Valt een vijandige macht een land binnen, wat al onrust sticht deze onder de inwoners van het land. Msn denke zich de dag maar eens terug, waarop de Duitsers in ons land binnenvielen; wat een onrust bracht dit op de dag van 10 Mei 1940 onder ons volk, en wat een onrust is daar in de jaren der bezetting op gevolgd.

Het moge al waar zijn, dat een mens, die zonde 'bedrijft, door de verharding zijns harten daar tijdelijk rust bij kan hebben, doch deze rust is niet anders dan een grote valse rust, welke verbroken zal worden en in jammerlijke onrust zal eindigen.

Geeft de betrachting van Gods geboden aan de msns vrede, wordt het immer en overal bevestigd, dat wie Gods wet be­ mint, vrede zal smaken, het wordt evenzeer bevestigd, dat de zonde onrust sticht.

Wij leven in een tijd, waarin men het al bijzonder hcht met de zonde neemt, zonde bij velen geen zonde meer is, en ei bij hen dan ook vrijwel alles langs en door kan; in een tijd, waarin de zonde als water wordt ingedronken. Doch ook allerwege zijn de vruchten daarvan waar te nemen, en dit ook in de onrust, waardoor onze tijd zo gekenmerkt wordt Het is onrust hier en onrust daar, en onrust schier overal.

Schijnt er hier of daar in de wereld wat rust in te treden, dan duurt zulks gemeenlijk niet lang, of ook al breekt op een andere plaats de onrust in hevige mate uit.

Zo heerst er op het ogenblik een sterke onrust in het Midden-Oosten; een onrust, welke ver daar buiten hevige onrust verwekt. In het bijzonder toch zijn de regeringen der Westelijke mogendheden er ongerust over, dat de gespannen toestand in het Midden-Oosten te eniger tijd tot het uitbreken van een oorlog zal leiden, zelfs het uitbreken van een wereldoorlog tengevolge kan 'hebben.

Voor die ongerustheid bestaat ook wel terdege reden.

De Aziatische volken, met Egypte vooraan kunnen het toch maar niet zetten, dat de Israëlieten in Palestina in groten getale zijn teruggekeerd en aldaar een eigen rijk hebben gesticht. Zij beschouwen hen als indringers, die, koste wat het koste, weer uit het Midden-Oostsn verdreven moeten worden; wat op zichzelf niet zo zeer behoeft te verwonderen, want de Egyptenaren hebben de Israëlieten al van oude datum af niet kunnen verdragen. En ook tussen de Israëlieten en de Aziatische volken bestaat reeds een vete, van eeuwen her daterend.

Sedert de Israëlieten in Palestina verblijven, treedt die vete steeds weer opnieuw keer op keer aan de dag. Op het ogenblik heeft ze zelfs een gevaarlijke, gespannen toestand verwekt, welke vooral ontstaan is nadat het communistische blok aan Egypte wapens is gaan leveren; een wapenlevering, welke nog geen einde genomen heeft, want nog dezer dagen is er tussen Tsjecho-Slawakije en Egypte een overeenkomst gesloten, waarbij de regeringen van die rijken overeengekomen zijn, dat Egypte esn nieuw belangrijk contingent wapens van Tsjecho-Slowaldje zal krijgen, waar tegenover Egypte Egyptische producten zal leveren.

En dit is niet het enige, wat aangaande het Midden-Oosten bij de-regeringen der Westelijke mogendheden ongerustheid verwekt heeft. Niet minder heeft het de ongerustheid bij hen gaande gemaakt, dat de koning van Jordanië de Engelse generaal Glubb als commandant van het Jordaans-Arabische leger heeft ontslagen.

Ook zullen zij van de samenkomst van de koning van Jordanië en van Irak, wel­ ke dezer dagen plaats vond, wel met weinig genoegen kennis genomen hebben; Vooral niet, nadat de Irakse regering even daarvoor verklaard had, dat zij volledig instemde met de verwijdering van de Engelse generaal Glubb.

Deze samenkomst heeft heel wat meer in — de koningen zijn neven — dan een gewone beleefdheids-of vriendschappelijke samenkomst. Daar is alle reden voor om aan te nemen, dat deze samenkomst belegd is met het doel om te beraadslagen over een gemeenschappelijk optreden op de aanstaande conferentie van Arabische stafchefs, welke de Jordaanse koning Hoessein in zijn hoofdstad Amman wil laten beleggen. Op welke conferentie dan een Arabisch plan vastgesteld zal worden „om het hoofd te bieden aan het gevaar van een Israëlische aanval".

Deze Israëhsche aanval levert echter wel een zeer denkbeeldig gevaar op. Want indien Israël daartoe overgaat, staat het tegenover een geweldige Arabische overmacht, in geval de Arabische staten — en daar gaat het hoe langer hoe meer op gelijken — zich aaneensluiten tegenover Israël. Het voorstel, dat enkele Israëlische personen gedaan hebben, om een preventieve oorlog tegen Egypte aan te gaan, is dan ook door het Israëlische parlement met overgrote meerderheid van stemmen verworpen.

De Israëlische regering maakt zich ongerust — en zij niet alleen — over het feit, dat Egj'pte steeds meer troepen aan de grenzen van Israël samentrekt. Zij heeft zich daarover tot de Organisatie der Verenigde Naties gewend. En dit nog niet zo zeer met de vraag, dat deze Organisatie daar direct — wat zij ook stellig wel niet zal doen — maatregelen tegen zal nemen, maar om haar aandacht er op te vestigen.

Nu is de aandacht van de Westelijke mogendheden al sedert jaren op het Midden-Oosten gevestigd. President Eisenhower heeft reeds geruime tijd geleden in een brief aan Boelganin de aandacht der Russische regering cp de gespannen toestand in het Midden-Oosten gewezen. Dit heeft echter tot dusver niet de gewenste uitwerking gehad. Het communistische blok gaat toch nog maar steeds door met wapens aan Egypte te leveren.

De toestand in het Midden-Oosten, welke nog meer reden tot ongerustheid geeft dan ooit tevoren, is dezer dagen in het Engelse parlement ter sprake gekomen. Op een vraag van de leider der oppositie in het Lagerhuis, Hugh Gaitskell, heeft de Engelse premier Eden een sterke aanwijzing gegeven, dat de politieke plannen van de drie Westelijke regeringen, die van Amerika, Engeland en Frankrijk, om aan een noodsituatie in het Midden-Oosten het hoofd te bieden, een definitieve vorm hebben aangenomen. Eden verklaarde daarbij dat de sesultaten van de Amerikaans-Engels-Franse besprekingen in Washington over de gevaarvolle toestand in dit gebied geheim moeten blijven vanwege constitutionele geschillen tussen de landen.

Men heeft aan de laatste verklaring van Eden de uiüeg gegeven, dat president Eisenhower de goedkeuring van het Amerikaanse congres nodig zou hebben, alvorens tot militaire actie te kunnen overgaan, wanneer één der landen in het Midden-Oosten zou worden aangevallen. Volgens de Engelse minister van buitenlandse zaken, Selwyn Lloyd, die van een veertiendaagse reis door Zuid-Azië en het Midden-Oosten is teruggekeerd, is een oorlog tussen Israël en de Arabische landen niet onvermijdelijk, „maar wij moeten wel op een voorzichtige vrijze handelen om de vrede te bewaren" — zo voegde hij aan zijn verklaring toe. Het staat dan ook wel vast, dat niet alleen in het Midden-Oosten, doch ook ver buiten dit gebied, er een grote ongerustheid bestaat.

Heerst er in het Midden-Oosten orurust, met de daarmede gepaard gaande ongerustheid, in het Verre Oosten, in Zuid-Azië, is dit ook het geval, bepaaldelijk ten aanzien van Vietnam. Dit land is door de 17e breedtegraad verdeeld in een Noordelijk deel, waar de communistische Vietminh heerst, en Zuid-Vietnam, waar de anti-communist Diem president is. In het wapenstilstandsaccoord, dat in 1954 in Geneve werd gesloten, is mede bepaald, dat in Juli 1956 verkiezingen voor het gehele land moeten worden gehouden, ter voorbereiding van de eenheid van Vietnam. President Diem verzet zich daartegen, uit vrees, dat de communisten m.et stemdisciphne de overwinning bij de stembus zullen 'behalen. De Amerikaanse regering deelt ook deTje mening. Ook zij verzet ziöh tegen de verkiezingen. De Amerikaanse regering doet dit ook al, omdat haar minister Dulles bij zijn destijds vroegtijdig vertrek uit Genèv© het accoord niet ondertekend heeft, en president Diem, omdat hij op de conferentie van Geneve niet aanwezig geweest is en ook het accoord niet ondertekend heeft. De Fransen ondertekenden het accoord wel, doch Diem zegt, dat hij, waar zijn land onafhankelijkheid verkregen heeft, voor deze ondertekening niet aansprakelijk is en ook niet aansprakehjk gesteld kan worden.

Met dat al is de kwestie der verkiezingen in Vietnam een penibele kwestie, in het bijzonder voor de Franse en de En- gelse regeringen, die het accoord wel ondertekend hebben. Deze kwestie heeft nu al in Vietnam onrust verwekt. Zij kan nog een lange staart hebban, wanneer de communisten er straks strak en stijf op gaan staan, dat de verkiezingen in Juli zullen plaats vinden. Dan kunnen er zelfs allerlei onaangenaamheden, tot het uitbreken van een oorlog toe, uit ontstaan, hetgeen voor de Amerikaanse regering al 'bitter onaangenaam zou zijn. Frankrijk heeft zijn troepen nagenoeg reeds geheel uit Vietnam teruggetrokken, en is vooi^ nemsns ook het laatste contingent troepen terug te trekken, voornemens als het is deze troepen naar Algerije over te brengen en aldaar in de strijd in te zetten. Amerika loopt dan een zeer groot gevaar, dat het alleen de kastanjes uit het vuur zal moetsn halen, gelijk dat destijds in Korea 'het geval geweest is. Al is het op het ogenbhk nog niet aldus gesteld, desniettemin verwekt ook de toestand in Vietnam onrust en ongerustheid.

Is de stand van zaken alzo in het Midden en in het Verre Oosten, hij is al niet anders in Algerije en in Frankrijk.

Ook de Franse minister van buitenlandse zaken, Pineau, is te dezer zake op reis gegaan en heeft een bezoek aan de Egyptische premier Nasser gebracht. Met deze heeft hij de toestand in Algerije 'besproken, v/aarbij Egypte op allerlei wijze nauw 'betrokken is, daar 'het de Algerijnse opstandelingen danig tot het volharden in de opstand aangespoord heeft en op allerlei wijze gesteund heeft. Voor zover over het onderhoud in de wereldpers mededelingen zijn gedaan, moet Pineau Nasser met alle nadruk verzocht hebben daarmede op te houden. Nasser moet verklaard hébben, dat er reeds sedert geruime tijd geen Algerijn meer opgeleid werd om als mihtair aan de opstand in Algerije deel te nemen, en dat ook Frankrijk dingen gedaan had, die aan Egypte volstrekt niet welgevallig geweest zijn, waar het wapens aan Israël geleverd had. Pineau moet Nasser de verzekering gegeven hebben, dat Frankrijk geen koloniale politiek in Algerije wilde voeren, doch slechts in dat land maatregelen wilde treffen, welke het tot groot voordeel zouden strekken. Of dit bezoek de voor Frankrijk gewenste resultaten zal opleveren, dient afgewacht te worden, maar veel valt er waarlijk, gelet op Nassers houding, niet van te verwachten.

Inmiddels gaat Frankrijk voort met steeds meer troepen naar Algerije te zenden, hetwelk wel hard nodig schijnt, dewijl de opstandelingen met alle kracht de opstand voortzetten. Dat deze zending van de troepen kan plaats vinden, is mogelijk gemaakt, omdat het Franse parlement met overgrote meerderheid van stemmen besloten heeft — zelfs de communistische parlementsleden hebben hun stem er voor uitgebracht, naar men aann«emt om zodoende de oprichting van het door hen begeerde volksfront te vergemakkelijken — de regering van Mollet een volstrekte volmacht te verlenen om naar eigen inzicht in Algerije te kunnen optreden.

Ook in Engeland, en vooral niet minder op Cyprus en in Griekenland, is het verre van rustig. De liberale en de socialistische parlementsleden en hun' aanhang betonen in Engeland zich ver van ingenomen te zijn met de maatregel, welke de Engelse regering met de verbanning van aartsbisschop Makarios uit Cyprus genomen heeft. De Engelse regering is daarover door haar parlementsleden in het lagerhuis ter verantwoording geroepen. Minister-president Eden verdedigde de maatregel onder meer met de opmerking, dat Makarios niet anders gevraagd was dan dat hij het plegen van geweld zou afkeuren, waaraan de aartsbisschop echter niet voldaan had. De oppositiepartij nam echter met dit antwoord geen genoegen. Door haar werd een motie van afkeuring over de maatregel van de regering ingediend, welke met 317 tegen 252 stemmen verworpen werd.

Het blijft hiefbij echter de vraag, of met de verbanning van Makarios, zoals dat van de zijde der regering verwacht wordt, straks beter met de Cyprioten tot overeenstemming zal kunnen worden gekomen.

Tot op dit ogenblik blijkt daar nog niets van. Op Cyprus zelf betonen de inwoners zich uitermate verstoord over Makarios' verbanning. Daarop 'heerst reeds vijf dagen lang een vrij algemene staking.

Vrijwel op hetzelfde ogenblik, dat Eden in het Lagerhuis sprak, legde op een persconferentie president Eisenhower een verklaring af, waarin hij de storm tot bedaring zocht te brengen, welke in Engeland ontstoken was over het feit, dat Amerika zich ten gunste van de Grieken in de kwestie van Cyprus had uitgelaten. 'Hij zeide hierbij, dat Amerika 'bereid is al het redelijke en practische te doen, om te helpen het geschil op Cyprus op te lossen. Doch hij voegde hieraan toe, dat de oplossing zelf tot stand gebracht zou moeten worden door Engeland en Griekenland, waaraan hij toevoegde, dat zowel Engeland als Griekenland tot de allerbeste vrienden van Amerika behoren en dat beide landen in de NAVO niet gemist kunnen worden.

Met deze woorden is echter de onrust op Cyprus en in Griekenland niet weggenomen, evenmin als de ontevredenheid in Engeland ten aanzien van Amerika's houding ten cpzidhte van Cyprus, alsook die in Frankrijk betreffende Amerika's gedragswijze inzake Algerije.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1956

De Banier | 8 Pagina's

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1956

De Banier | 8 Pagina's