Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Antithese

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Antithese

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De antithese is bij velen in den lande een bron van ergernis. Zij willen niet gesproken hebben over de tegenstelling tussen degenen, die God vrezen en die Hem niet vrezen; tussen degenen, die Gods Woord tot grondslag van al de handelingen, ook op het staatkundig terrein, gelegd willen hebben, en degenen, die ze door menselijk inzicht bepaald willen hebben.

En toch, hoe zeer deze tegenstelling ook gehaat moge zijn, zij is er. Zij valt nu eenmaal niet weg te redeneren. Daarom niet, omdat zij niet door mensen is gelegd, maar door God Zelf.

Sla Gods Woord maar op, telkens weer zult gij haar daarin aantreffen.

Reeds op de eerste bladzijden wordt daarvan gewag gemaakt, als God de Heere tot de vrouw zeide: „En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; dat zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen".

Ook op het einde van het Oude Testament wordt in het boek Maleachi melding gemaakt van deze tegenstelling, waar geschreven staat: „Dan zult gij wederom zien het onderscheid tussen de rechtvaardige en de goddeloze; tussen die, die God dient, en die, die Hem niet dient"; gelijk op tal van plaatsen in het

Oude Testament ons geleerd wordt, dat deze antithese bestaat.

Even beshst en nadrukkelijk wordt ons in het Nieuwe Testament het bestaan van de antithese geleerd, onder meer in het hogepriesterlijk gebed, waarin Christus sprak: „Ik heb hun Uw Woord gegeven; en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij van de wereld niet zijn, gelijk Ik ook van de wereld niet ben. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van de boze. Zij zijn niet van de wereld, gelijkerwijs Ik van de wereld niet ben. Heilig hen in Uw waarheid; Uw Woord is de waarheid".

Ook hierin openbaart zich de antithese, dat het de mens geboden is, dat hij de Heere in al zijn wegen zal kennen, wat van nature niemand doet, maar wat nochtans allen geboden is; en ook daarin, dat er zijn, die zulks onder meer op maatschappelijk gebied niet nodig achten. Op dat gebied beschouwen zij, dat het verstand, de rede van de mens, toereikend is om de rechte koers in te slaan.

Ja, ook daarin komt de antithese aan de dag, dat er zijn, die Gods Woord als richtsnoer en regel voor het maatschappelijk leven niet van node beschouwen, en dat er zijn, die dit wel van node achten.

Dat de eerstgenoemden met hun beschouwing lijnrecht tegen Gods Woord ingaan, behoeft geen breed betoog. Zo absoluut mogelijk heeft Christus verklaard, dat niemand zonder Hem iets kan doen, en dit noch 2x> \vel in het ene als in het andere. De eis Gods luidt: „Ken Mij in al uw wegen", waaraan de belofte verbonden is: „En Ik zal al uw paden recht maken". Voeg daar nog aan toe, dat de Heere gebiedt: „Hetzij dat wij eten, hetzij dat wij drinken, hetzij dat wij iets anders doen, dit alles te Zijner eer te doen", en voorts ook al beloofd heeft: , , 'Die Mij eren, zal Ik eren"; terwijl Hij zelfs de vloek uitspreekt over al degenen, die vlees tot de arm van hun betrouwen stellen. Zo ook getuigt Hij, Die niet liegen kan, Die de overwinning Israels is: „Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is; zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelven dage vergaan zijn aanslagen. Welgelukzalig is hij, die de God Jakobs tot zijn hulp heeft, wiens verwachting op de Heere, zijn God, is. Die de hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in eeuwigheid".

Godsdienst is privaatzaak

Hoewel naar de uitspraken van Gods Woord onomstotelijk vast staat, dat de antithese bestaat en deze ook in de praktijk des levens tot openbaring komt, dewijl er zijn, die naar hun innigste overtuiging van oordeel zijn, daj: Gods Woord in alles ook op het maatschappelijk gebied erkend en geëerbiedigd behoort te worden, en er ook zijn, die deze overtuiging allerminst delen, nochtans is er te allen tijde een groot getal onder de mensen geweest, dat de antithese hatelijk vindt en er op uit is om haar uit de samenleving weg te bannen. Vooral door de invloed van de Franse revolutie is dit getal ten onzent aanmerkelijk toegenomen.

Ofschoon de Franse revolutie beslist vijandig tegen Gods Woord optrad, en verscheidenen onder haar voormannen onomwonden verklaarden, dat dit Woord met zijn leer van des mensen val eerst de wereld uit moest, wilde er een gelukkige samenleving onder de mensen komen, nochtans zijn er, die zich openlijk althans niet zo uitgesproken vijandig tegen Gods Woord en de religie gedragen. Dezen laten het aan een iegelijk mens over wat hij al dan niet geloven wil, en zijn meer het gevoelen van de Pruisische vorst, die zeide, dat elk op zijn eigen wijze in zijn rijk zalig kon worden, toe^ gedaan; maar met dat al moet toch de religie bij hen privaatzaak blijven, onder dien verstande, dat zij de godsdienst binnenskamers gedogen, doch hij moet binnenshuis blijven en moet niet in het openbare leven op het maatschappelijk gebied tot openbaring komen.

Dat hiermede de religie tot een tweede rangszaak en lager nog gedegradeerd wordt, staat buiten kijf vast. Evenzeer staat het vast, dat hiermede lijnrecht tegen Gods Woord wordt ingegaan, hetgeen ons leert, dat Zijn licht niet onder de kandelaar geplaatst moet worden, maar zo gesteld dient te worden, dat het het gehele huis verlicht, het zuurdesem behoort te zijn, dat heel het brood doortrekt, het zout, waarmede alles gezouten dient te worden.

Met de opvatting, dat godsdienst privaatzaak is, hebben de liberalen wat gedweept en dwepen zij nog. Daarin worden zij braaf gevolgd door de Partij van de Arbeid, wat niet behoeft te verwonderen, want beide zijn kinderen der revolutie. Beide, zowel de V.V.P. als de P.v.d.A., zijn in aard en wezen humanistisch. Zij leven uit het beginsel van de rede, het verstand van de mens, door de ouden zeer naar waarheid de afgod der wereld genoemd.

Gewis, zowel bij de Hberale partij als bij die der socialisten verdraagt men godsdienstige personen, maar toch slechts in dier voege, dat de liberale en de socialistische beginselen daarbij onvoorwaardelijk gevolgd en beleefd moeten worden, en dat de rehgieuze daarbij niet hebben mede te spreken. Zo is er in beide partijen plaats voor de atheïst, voor één, die het bestaan van God met alle beslistheid loochent, alsook voor één, die Diens bestaan erkent. Hoe kunnen deze twee nu ooit ter wereld samengaan en samenwerken? Zowel in het liberale kamp als in dat der socialisten beweert men, dat zulks zeer wel mogelijk is op zakelijk gebied, op het maatschappelijk terrein des levens. Doch aan elke zaak ligt in l^et diepste van het wezen een beginsel ten grondslag, het beginsel, waaruit men leeft. Augustinus heeft dit in vroegere eeuwen reeds tegenover Pelagius opgemerkt, als hij tegen deze aanvoerde, dat een zaak dan pas goed genoemd kan worden, als zij ter ere Gods wordt verricht, en daarmede sprak hij geheel overeenkomstig Gods getuigenis, dat ons leert, dat God de Heere heel het heelal, met al wat daarop is, te Zijner eer schiep en dat de mens verplicht is Diens eer te zoeken.

Maar — merkt mogelijk een lezer op — hoe weinig geschiedt zulks. Wij stemmen dit toe, dat dit metterdaad maar weinig plaats vindt. Doch dit verklaart ons ook meteen al de ellende, welke er op de wereld is, al de teleurstellingen, welke de mensheid opdoet. En deze zijn zeer vele en zeer bittere. Dit valt niet te ontkennen. Een vermaarde humanist, met name de Duitse wijsgeer Hegel, heeft verklaard, dat heel de historie van de mensheid één doorlopende aaneenschakeling van teleurstellingen is.

Bittere teleurstellingen

En inderdaad, de historie wijst zulks uit. Denk maar eens met welk een gloed en., hooggestemde verwachtingen de leuze: „Vrijheid, gelijkheid en broederschap", vóór en tijdens de Franse revolutie is aangeheven. Millioenen mensen hebben er geloof aan geslagen. Zij dachten daarmede de steen der wijzen gevonden te hebben. Een heel andere wereld, een veel en veel betere en heerlijkere dan er ooit bestaan had, zou er dagen; een ongekende toekomst van welvaart en vrede zou er aanbreken.

Men had met de ouderwetse begrippen van zonde en genade gebroken, het licht van Gods Woord werd voor duisternis verklaard. Daarmede zou men geen rekening houden; men had een veel beter richtsnoer gevonden, namelijk de rede van de mens. Een iegelijk mens, van welke gezindheid hij overigens ook mocht zijn, had deze maar te volgen. Met verenigde menselijke krachten zou men, het licht der rede volgende, een soort van paradijs op aarde stichten.

Doch wat is er gekomen? Geen vrede, maar een reeks van bloedige • oorlogen. De rede besliste weldra niet meer, maar de guillotine, waar al degenen heengevoerd werden, die in het openbaar zich verzetten tegen wat de bovendrijvende partij voor redelijk hield, tegen wat naar haar opvatting was en wat zij onder de rede verstond. Ach ja, daar waar men bij de rede des mensen leeft, is het: „Zoveel hoofden, zoveel zinnen". Daar neemt de bovendrijvende partij o zo licht tyrannieke maatregelen tegen hen, die in het gareel van hun rede niet willen lopen. De Franse revolutie heeft ons dit te zien gegeven, en de huidige Russische al evenzeer. Daarin wordt vrijheid beloofd, maar slavernij gebracht. Daarin spiegelt men de mensen een soort van hemel op aarde voor, maar doet straks de beul zijn werk; daarin treft men moord op moord aan, zelfs in die mate, dat Stahn thans door zijn vroegere vrienden, de communisten, een massamoordenaar is genoemd; daarin loopt het op de ene teleurstelling na de andere uit; zoals ook de historie van de Volkenbond en van de Organisatie der Verenigde Naties ons leren, en ook al het voeren van de koude oorlog ons dit vertoont.

Gewis, daar waar men God de Heere en Zijn geboden miskent en dus veracht, daar hgt alles onder het oordeel Gods. De Allerhoogste toch laat Zich niet bespotten. In heel de historie van het menselijk geslacht is het toch bewaarheid en wordt het nog bewaarheid, wat in Psalm 2 beschreven staat: „Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid? De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen tezamen tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde, zeggende: Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen. Die in de hemel woont, zal lachen; de Heere zal hen bespotten. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken". Dit poogt men wel te ontkennen, zoals men ook het bestaan van de antithese driestweg loochent. Doch al de haat en vijandschap, al het bespotten en belachen, al de ontkenningen en verwensingen, tot vervloekingen toe, kunnen het bestaan van de antithese niet teniet doen. Het komt er voor elk mens maar op aan aan welke kant hij zich ten aanzien van de antithese bevindt; of hij behoort tot degenen, die God vrezen, of, niet. Behoort hij tot de eerstgenoemden, dan zal hoe zeer het hem ook moge tegenlopen, ook al bewandelt hij gebukt onder kruis en druk zijn levenspad, hem alles nog ten goede mogen medewerken; behoort hij tot de laatstgenoemden, dan, ook al mag hij zich hier in de weelde baden en in groot aanzien en eer bij de mensen staan, akker aan akker tot zich kunnende trekken en zich vele schatten kunnende vergaderen, zal zijn einde hem een eeuwige vervloeking en verderf baren.

Zo ook is het in het maatschappelijke en staatkundige leven van het allesbeslissende belang, of men zich daarin naar Gods geboden richt, dan of men daarmede generlei rekening houdt, of dat men daarbij twee heren wil dienen: God wat en de wereld wat, zoals maar al te veel gedaan wordt; waarbij de Heere het immer waar zal maken, dat Hij eert, wie Hem eert, alsook dat degene, die Hem verlaat, smart op smart te vrezen heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1956

De Banier | 8 Pagina's

De Antithese

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 april 1956

De Banier | 8 Pagina's