Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hemelvaart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemelvaart

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die nedergedaald is, is Dezelfde ook. Die is opgevaren verre boven al de hemelen. Efeze 4 : 10

Nadat de Heere veertig dagen lang na Zijn opstanding nog op aarde had vertoefd, is Hij opgevaren ten hemel. In die veertig dagen heeft Hij Zijn jongeren onderwezen in de dingen van het Koninkrijk Gods. Wel was er onderscheid in Zijn verkeren met de discipelen vóór en na Zijn opstanding. Eer Christus Zich Zijn Vader offerde in de dood, wandelde Hij temidden van Israël en verkeerde Hij schier onafgebroken met de Zijnen. Doch nadat Hij uit de dood verrezen is, heeft Hij Zich niet meer geopenbaard aan de wereld en was Hij ook niet meer dagelijks bij Zijn discipelen. Deze veertig dagen vomaden de overgang voor het heengaan des Heeren, waarvan Hij reeds bij het graf gesproken had tot Maria, zeggend: „Ik vaar op tot Mijn Vader en tot uw Vader, en tot Mijn God en tot uw God". Na die opvaart zou Hij niet meer lichamelijk van de Zijnen worden gezien en gekend. Een betere bedeling was de kerk bereid. „Doch Ik zeg u de waarheid: het is u nut, dat Ik weg ga, want indien Ik niet weg ga, zo zal de Trooster niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden".

Voor de weldaad van de komst des Heiligen Geestes moesten echter de discipelen worden toebereid. Het was hun een verborgenheid; zij verstonden het niet, wat de Heere hun bereidde. Toen Hij hen sprak van Zijn lijden en dood, werden zij bedroefd. Aan Zijn kruis ergerden zij zich. Him hart was vol van dwaze, aardse verwachtingen. Zij stonden naar een aards koninkrijk en waren maar al te zeer blind voor de noodzakelijkheid van Christus' dood tot voldoening voor de zonden der uitverkorenen. En zo ook konden zij niet bevatten het heengaan van Christus ten hemel.

Die gesteldheid des harten is aan Gods volk niet vreemd. Onze natuur ergert zich aan het kruis van Christus. Ook al heeft het Hem behaagd Zich in het hart van Zijn volk te openbaren, zodat het uitroepen moest: „Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods", toch blijft er nog zulk een blindheid dikwerf, dat de tegenstand tegen het zalig worden alleen door Hem dikwijls de overhand heeft. Het moet met ons eindigen in de dood, opdat wij in Christus het leven hebben zullen. En daartegen komt nu alles op wat in ons is van nature. Ja, Gods volk heeft de voortdurende onderwijzing van node, om te leven uit de bediening des Heiligen Geestes, Wiens grote werk het is Christus te verheerlijken. Welnu, de Heere bleef veertig dagen bij Zijn discipelen, om hen nader te onderwijzen en voor te bereiden voor Zijn heengaan.

Toen heeft Hij hen uitgeleid buiten Jeruzalem, tot aan Bethanië, naar de Olijfberg, en Zijn handen opheffende, zegende Hij hen. En het geschiedde als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde en werd opgenomen in de hemel.

, , Die nedergedaald is, is Dezelfde ook. Die is opgevaren verre boven al de hemelen".

Dat onbevattelijk wonder mogen wij thans weder herdenken. Want inderdaad, de hemelvaart van Christus is een feit van ontzaglijke betekenis. In Zijn hemelvaart heeft de Heere Jezus onze menselijke natuur, ziel en lichaam, in de hemel der hemelen ingebracht. Die hemel der hemelen is Gods troon; door Hem geschapen, opdat Hij daar Zijn heerlijkheid meer openbare dan elders. Daar dienen de volmaakte engelen Hem dag en nacht. Daar zijn de zielen der gezaligden' en Henoch en Elia, die ten hemel werden opgenomen.

Door onze zonden hebben wij de hemelen toegesloten. In onze val vielen wij af van God en weiden wij voorwerpen voor de hel. En zie, nu opent de tweede Adam die gesloten hemelen en brengt onze menselijke natuur ten hemel in. Want Hij is waarhjk opgevaren. Luther miskende de hemelvaart. Hij leerde, dat de menselijke natuur de Goddelijke eigenschap van de alomtegenwoordigheid deelachtig werd. Dat is onmogelijk. Dit te stellen strijdt tegen de Godheid zowel als tegen de mensheid. God blijft God en mens blijft mens, ook in de allemauwste en onverbreekbare vereniging der naturen tot de eenheid des Persoons in Christus. Bovendien rooft Luthers stelling alle troost uit de hemelvaart van Christus. Zo Luther het geheel tegen de Schriften stelt, is er van een hemelvaart eigenlijk geen sprake. Dan zouden de hemelen niet doorboord, en mitsdien eeuwig gesloten zijn. Zo toch de Heere ons niet bewaart, het blijkt uit de dwaling van de grote reformator wel zeer duidelijk, liggen wij voor alle dwalingen bloot. Het besef daarvan mocht ons wel steeds doen vragen: „Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen Uwer wet".

Daarin ligt de grote betekenis van de hemelvaart van Christus, dat Hij, Die eeuwig en waarachtig God is en blijft, in onze menselijke natuur ten hemel is opgevaren. Het werk, van de Vader Hem toebetrouwd tot verlossing der uitverkorenen, had Hij op aarde volbracht. De hemelen moesten Hem ontvangen. En Hij voer op met gejuich; de Heere met geklank der bazuin. AUe boze geesten en machten der duisternis zijn gevlucht. De engelen en de gezaligden hieven de jubelzang aan en begroetten de eeuwige Verwinnaar met gejuich. O, welk een ingang in de hemelen is die opvaart van Christus geweest; welk een Gode-verheerlijkend, engelen en gezaligden verheugend ingaan in het heihgdom, dat niet met handen is gemaakt. Het is de grote belofte voor de strijdende kerk, dat zij eens Hem zien zal zo Hij is. Zo aanschouwen Hem reeds degenen, die voor de troon zijn; zo zullen de ware Sionieten Hem eens aanschouwen. Hier zijn ogenblikken, dat Gods volk zijn Heere en Koning zien mag door het geloof, en dat gelovig zien, hoewel het slechts een zien is van verre, doet Gods kinderen in aanbidding vallen aan des Heeren voeten. Dit zien is reeds zo overweldigend, dat geen geest meer in hen overblijft en zij met de koningin van Scheba uitroepen: , , De helft is mij niet aangezegd!" Wat moet het dan toch geweest zijn, toen de schare voor de troon de triomferende Immanuël zag binnentreden. Die was nedergedaald en nu is opgevaren! Met gejuich zal elk de hemelen eens vervullen, die mag inkomen en de Heere zien met eer en heerlijkheid gekroond. De hemelvaart van Christus is er éen onderpand van, dat al de gekochten met Zijn bloed eens zullen ingaan in heerlijkheid. l'iJog een weinig, volk! en uw ogen zullen de Koning zien in Zijn schoonheid.

Reeds hier op aarde worden de eerstelingen van de eeuwige 2; aligheid door het geloof ontvangen. Voor wie aan deze zijde van het graf de gesloten hemelen niet geopend worden, gewis, voor hem zullen zij eeuwig gesloten blijven. Och, dat wij ons en onze kinderen niet in slaap wie^ gen alsof voor allen langs de wolken een lieflijke naam ruist. Van de hemelen rommelt de donder van Gods toom tegen de zonde. Geen toegang is er tot God; geen vragen ook naar Hem door enig mens van natm'e. En zo geen wonder van genade in ons plaats grijpt, waardoor wij worden in een verzoende staat met God gesteld, zal in aller eeuwen eeuwigheid de hemel gesloten blijven en de poel ons deel zijn, die brandt van vuur en sulfer. O onbekeerden van hart, mocht de gedachtenis van de hemelvaart van Christus u in het stof doen buigen voor de triomferende Koning der koningen. Dat Hij verwirmaar werd ook in u. Gij mocht niet alleen belijden, maar door ontdekkende genade verstaan en doorleven, dat wij allen hellewichten zijn, opdat wij vluchten mogen tot Hem, in Wie alleen de opening der hemelen is.

Dat is het grote voorrecht van het volk van God. Overtuigd van zonde, gerechtigheid en oordeel, leert het zich schuldig kennen aan al Gods geboden, met een schuld, die tegen het recht Gods begaan is en die Gods toorn heeft opgewekt. Er blijft geen ontkoming; geen andere verwachting bUjft meer dan het eeuwig verderf. Maar o wonder van genade! Christus droeg de vloek en nam die eeuwig weg. Hij heeft de wet van haar vloek ontwapend en de zondaar met God verzoend. Hij nam de gevangenis gevangen en sloot de hel voor de Zijnen en opende de hemel. Van uit die geopende hemel daalt Gods lieve gtmst in het hart Zijns volks. Schuld en zonden zijn weggedaan, en in Gods gemeenschap wordt de in Adam gans doemwaardige zondaar hersteld, als had hij nooit zonde gehad, noch gedaan.

O komt, schuldigen, verlorenen in uzelf. Komt, volk, dat van verre staat, en aanschouwt die Jezus, Die een weinig minder dan de engelen gemaakt is, doch nu met eer en heerlijkheid is gekroond, O dorstigen komt tot de wateren en neemt het water des levens om niet. Geen schuld is te groot, geen zonde te zwart! Gods toorn is gestild in Hem, Die eerst is nedergedaald en daarna opgevaren, verre boven al de hemelen.

In de hemel is Christus, en daar blijft Hij tot Hij wederkomt, om te oordelen de levenden en de doden. Niet eer verwacht Gods volk Hem weder, gelijk de engel geboodschapt heeft aan de jongeren, die Hem nastaarden zolang zij konden. Al dat geroep over een duizendjarig rijk met een lichamelijk vertoeven van Christus op aarde en een voorafgaande opstanding der heiligen is tegen de Schriften. Maar wel is de Heere ten goede Zijner kerk in de hemel, en naar Zijn majesteit, genade en Geest bij de Zijnen. Hij draagt Zijn offerande zonder ophouden de Vader voor. Dat is Zijn voorbede. Zij is een eisen op grond Zijner voldoening. Geen andere voorspraken zijn er. Slechts Eén heeft voor de zonde geleden en vermag te zeggen: „Vader, Ik wil, dat die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt". Wat bazelt het bhnde Rome over der heiligen voorbede, waarmede het Christus van Zijn eer rooft. De voorbede van Christus alleen geldt. En die voorbede betreft alle noden van Zijn volk. Hij is de Hogepriester, Die kan medelijden hebben met de Zijnen, want Hij is in alles verzocht geweest^ uitgenomen de zonden. Indien wij van Hem geen vreemdeling zijn, mocht onze ziel meer tot Hem vluchten en ons hart zich voor Hem uitstorten. Hij opende de deuren van de gevangenis; Hij ontsloot de hemelen in de uren des doods; Hij deed zingen als boeien en ketenen de Zijnen omvingen. Zijn nabijheid is zoeter en troostrijker dan de smart der wereld. Hij zal Zijn volk eens uit de grote verdrukking tot Hem nemen en het doen beërven de heerlijkheid, waarin Hij als hum Hoofd reeds is ingegaan. Heft, o volk! uw hoofden op en aanschouwt uw ten hemel gevaren en met eer en heerlijkheid gekroonde Borg en Zahgmaker, als uw onderpand van eeuwige overwinning en heerlijkheid.

Gods wagens, boven 't luchtig zwerk. Zijn tien-en tienmaal duizend sterk, Verdubbeld in getalen; Bij hen is Zijne majesteit Een Sinaï in heiligheid. Omringd van bliksemstralen. Gij voert ten hemel op, vol eer; De kerker werd Uw buit, o Heer'! Gij zaagt Uw strijd bekronen Met gaven tot der mensen troost; Opdat zelfs 't wederhorig kroost Altijd 'bij U zou wonen.

Wijlen Ds. G. H. Kersten

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1956

De Banier | 8 Pagina's

Hemelvaart

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1956

De Banier | 8 Pagina's