Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlands OVERZICHT

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van het volk van Israël wordt in Hebreeën 3 : 10 van Godswege getuigd: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben Mijn wegen niet gehouden". Dit getuigenis kan van een ieder mens gegeven worden, en de oorzaak van dat dwalen is immer: En hij heeft mijn wegen niet gekend".

Daarom trof Israël eertijds zoveel ellende en treft een iegelijk mens allerlei ellende, die hij steeds aan zichzelf te danken heeft, want hij zelf is de bewerker er van. Daarom ook verricht hij zo veel vruchteloze arbeid, die hem in dit leven en daarna niet dan teleurstelling en ellende zal baren.

Dit is waar te nemen zowel in het klein als in het groot, zowel bij de gewone btorger als bij de machtigen der aarde, die hen regeren.

Wat al moeite hebben de leidslieden der volken zich al getroost om aan de koude oorlog en aan de spanningen onder de volken een einde te maken! Hoevele conferenties, die keer op keer mislukt zijn, zijn met dat doel al belegd en gehouden! Hoe vele verbonden zijn ook al gesloten om de veüigheid en de vrede onder de volken te dienen en te verzekeren. Ën in weerwil van dit alles woedt de koude oorlog en ook de werkelijke bloedige oorlog nog onder de volken — men denke maar aan Algerije, waar hij thans op leven en dood gevoerd wordt. En ook de laatste bijeenkomst van de 15 ministers van buitenlandse zaken van de landen, welke bij het Noord-Atlantische pact zijn aangesloten, heeft weder nieuwe teleurstelling opgeleverd.

Op die bijeenkomst was tot hoofddoel gesteld om gezamenlijk vanwege het Noord-Atlantische pact middelen te beramen en te treffen, om de propaganda, welke de Sovjet-Unie voert om de sympathie onder de volken te winnen en om hen daarmede aan haar zijde te krijgen, door hun financiële en economische hulp te verlenen, van de kant van het Noord-Atlantische pact een tegenpropaganda te gaan voeren door deze volken ook economische en financiële steunen te gaan verlenen. Algemeen verenigden zich de ministers met deze doelstelling der bijeenkomst. Zij waren er allen even en­ thousiast voor om deze tegenpropaganda te gaan voeren. Ja, dat achtten zij een kolossaal goed middel om de Sovjet-Unie de wind uit de zeilen te halen. Doch de eensgezindheid was verdwenen en het enthousiasme bekoeld, toen het op de uitvoering van deze tegenpropaganda aankwam en er nader over beraadslaagd werd hoe men deze uit te voeren had. Toen bleek het, dat er schier evenveel meningen en zinnen waren als er hoofden waren. Men raakte hierbij voor de zoveelste maal weder in een impasse. Hoe daar nu weer uit te komen? De bijeenkomst kon toch moeilijk uiteengaan zonder dat er op dat punt, dat met zoveel enthousiasme was aangesneden, iets gedaan en tot stand gebracht werd. .Dit zou een wel bijzonder slechte indruk in de wereld maken. De Amerikaanse minister Dulles, al was het niet naar aller genoegen, bracht hier de uitkomst. Hij stelde voor, daarin gesteund door zijn Engelse collega, om een ministeriële commissie van drie leden in te stellen, welke de Noord-Atlantische Raad van advies had te dienen over de uitbreiding van de nietmilitaire taak van het Noord-Atlantische pact. Deze commissie zou dan advies hebben uit te brengen — want dit hield het voorstel van minister Dulles eigenlijk in ~ hoe het best tegen de voornoemde Russische propaganda vanwege het Noord-Atlantische pact een tegenpropaganda gevoerd zou kuimen worden.

In deze commissie werden met instemming der bijeenkomst als leden benoemd de Ganadees Pearson, de Noor Lange, en de Italiaan Martino. Deze commissie zll nu de diverse departementen van buitenlandse zaken gaan bezoeken en heeft na ingewonnen adviezen zo spoedig mogelijk een rapport bij de Noord-Atlantische Raad in te dienen.

De Italiaanse minister heeft zich later uitgelaten, dat hij van de werkzaamheden van deze commissie, welker drie leden inmiddels opgesmukt zijn met de betiteling van „de drie wijze mannen", de beste verwachting heeft. Hij verwacht daar zelfs ik weet niet wat van.

Nu zegt dat echter heel weinig. Ook al niet al heeft men nu de drie ministers de titel van „de drie wijze mannen" gegeven.

Daar is toch al eerder door de Noord-Atlantische Raad een soortgelijke commissie ingesteld, waarvan één der drie wijze marnien, de Canadese minister Pearson, de voorzitter was. Deze commissie, welke uit vijf leden, de ministers van buitenlandse zaken van Canada, België, Itahë, Noorwegen en Nederland — Mr. Stikker had er zitting in — bestond, werd in 1951 te Ottawa ingesteld en heeft in Februari 1952 een rapport uitgebracht. Dit rap­ port werd op de vergadering van de ministers van buitenlandse zaken te Lissabon in Februari 1952 op een weinig eervolle wijze begraven, want het werd door die vergadering voor kennisgeving aangenomen en is daarna in het archief opgeborgen. Er werd niet meer naar omgezien en het is thans zelfs vrijwel geheel vergeten.

Op de laatst gehouden bijeenkomst was ook de eensgezindheid onder de ministers zelfs zoek, in zoverre zij de Franse minister in tweeërlei opzicht alleen lieten staan.

De Franse minister Pineau had daarin een voorstel ter tafel gebracht, dat inhield, om bij de Organisatie der Verenigde Naties een plan voor hulpverlening aan de onontwikkelde landen voor te stellen.

Dit voorstel vond echter bij geen enkele der ministers bijval. Vooral de Amerikaanse regering was daar tegen. President Eisenhower gaf daar duidelijk blijk van, toen hij zich daar dezer dagen opzettelijk in het openbaar tegen verklaarde, zeggende, dat deze hulpverlening een aangelegenheid van elke regering apart behoorde te zijn en te blijven.

Ook in een ander opzicht waren de ministers het met him Franse collega niet eens. En dit op een punt, dat bij hen een zekere onrust, bezorgdheid en onzekerheid verwekt heeft. De Franse minister heeft er namelijk bhjk van gegeven, dat de Franse regering een zekere toenadering tot Rusland beoogt en daarin veel verder wil gaan dan de andere ministers. Vooral de Belgische minister Spaak heeft zijn scherpe afkeuring daarover uitgesproken, waarbij hij hulde bracht aan de waardige en koele wijze, waarop de Britse regering Boelganin en Chroestsjef heeft ontvangen, daarbij de Engelse standvastigheid aan de Franse regering ten voorbeeld stellende.

Ofschoon Pineau verzekerde, dat hij wat betreft zijn Noord-Atlantische gezindheid solidair met de overige ministers was, heeft deze verklaring hen toch allerminst kunnen bevredigen. Onderscheidene ministers gingen zelfs zó ver in hun ongerustheid over Pineau's verklaringen, dat zij spraken van een Frans isolement. En niet alleen daarin was de eensgezindheid onder de niinisters geheel zoek. Dit was het geval op tal van andere punten. De Engelse minister kwam voor het pact van Bagdad op, waartegen Frankrijk gekant is. Dulles trok scherp van leer, sprekende over het Verre Oosten, tegen het communistische China, dat hij in geen geval als lid tot de Organisatie der Verenigde Naties toegelaten wil zien, ten aanzien waarvan de Engelse regering een gans ander standpunt inneemt.

Minister Beyen heeft, toen de toestand in het Verre Oosten ter sprake kwam, de Indonesische kwestie ter sprake gebracht en nog eens de zo anti-Nederlandse strekking van de strafprocessen onderstreept. De andere ministers hebben hem daarbij in de kou laten staan, dewijl uit niets is gebleken, dat minister Beyen daarbij enige bijval van hen gevonden heeft.

De toestand op Cyprus, welke toch zo ernstig is, hebben de ministers blijkbaar niet durven bespreken, mogelijk met het oog daarop, dat de verstandhouding tussen de Engelsen en de Grieken daardoor nog verslechterd zou worden.

En wat Algerije betreft, bleek er ook al geen eensgezindheid onder de ministers te bestaan. De houding, welke de Franse regering daarbij aangenomen heeft, verkreeg geen toejuiching van de andere ministers, veel eerder afkeuring. Al heeft daarover in de tweedaagse vergadering geen openbare discussie plaats gevonden, toch hebben verscheidene ministers er blijk van gegeven, dat zij het afkeuren, dat er door de Franse regering geen politiek plan ontworpen is om tot een bevredigende oplossing te komen wanneer de oorlog aldaar ten einde gekomen is, ook zelfs niet'als de Fransen daaruit als overwinnaars te voorschijn komen.

Evenmin heeft de nog steeds voortgezette wapenlevering van Frankrijk aan Israël instemming bij de vergadering kunnen vinden. Op dit punt heeft Pineau de vergadering min of meer bevredigd door te verklaren, dat de Franse regering deze binnenkort zal beëindigen. Uit heel de gang van zaken op de tweedaagse bijeenkomst blijkt wel heel duidelijk, dat de positie van het Noord-Atlantische pact allesbehalve sterk is, omdat daarop heel wat aan de eensgezindheid bij de samengekomen 15 ministers ontbroken heeft.

Wij zien hierbij weder bevestigd, hoe zeer de opvatting van Rousseau, dat de wereld met miskenning van Gods Woord opperbest alleen door de rede en het verstand van de mens te regeren is, faalt, alsook hoe zeer allen, die deze opvatting huldigen en min of meer in de praktijk steunen, jammerlijk dwalen.

In het kort nog het volgende. De oorlog in Algerije woedt nog steeds in alle hevigheid. De Franse regering heeft daar thans meer troepen onder de wapens staan dan zij er ooit in Oost-Azië gehad heeft. Desondanks blijkt het, dat de opstandelingen nog in staat zijn om aldaar dorpen en boerderijen van Franse en Europese kolonisten in brand te steken, waarbij zij behalve dat tevens nog allerlei gruweldaden bedrijven door de bewoners er van om het leven te brengen. Dit heeft een geweldige onrust verwekt bij de Franse en Europese kolonisten, die demonstraties gehouden hebben tegen de Franse gouverneur Lacoste. Hoe lang dit alles nog zal diu^en, valt moeihjk te voorspellen; in eDc geval is het wel zeker, dat de positie der Fransen en die der Franse regering uiterst moeilijk is.

Op Cyprus heerst al evenmin vrede. Ook ten aanzien daarvan is de positie der Engelse regering uiterst moeilijk. Zij heeft er in toegestemd, dat twee opstandelingen ter dood zijn gebracht. Als een soort van tegenprestatie heeft de Griekse terroristische organisatie op Cyprus bekend gemaakt, dat zij twee Britse soldaten heeft opgehangen, als represaille voor de executie van de twee Cypriotische terroristen Karadis en Demetrion. Dit heeft een geweldige ontroering en onrust doen ontstaan. In Athene zijn er tegen de Britten demonstraties gehouden, waarbij de Griekse politie handen vol werk had om de demonstranten in toom te houden, en waarbij erJcelen gedood en velen gewond zijn, en de verhouding tussen Engelsen en Grieken nog zeer verscherpt is. De oppositiepartijen hebben het aftreden van het huidige Griekse ministerie geëist, omdat 't naar hun oordeel veel te slap is opgetreden. De gemeenteraad van Athene heeft besloten een monument op te richten voor de twee terechtgestelde jonge Cyprioten, en de naam van de straat, waaraan de Britse ambassade gelegen is, te veranderen in Karadis en Deme, trionstraat. Op Cyprus zelf is de toestand ook al zeer gespannen. De terroristische organisaties hebben berichten gepubliceer.d, waarin verklaard werd: Wij zuUen ophanging met ophanging beantwoorden, en pijniging met pijniging.

In hun tuinen zagen de Britten vlugschriften hangen, waarop zuBcs medege­ deeld werd. Mede deswege zitten Britse vrouwen in hun eigen huizen gevangen, sinds drie dage^ geleden een instructie werd uitgegeven niet op straat te komen wegens gevaar, dat zij alsdan om het leven gebracht zouden kunnen worden.

Churchül heeft m Aken. waarin hij zeer koel ontvangen is, de - Karel de Grote-prijs in ontvangst genomen. Hij hield bij deze gelegenheid een rede, waarin hij verklaarde, dat, indien bleek, dat de Russische regering werkelijk het standpunt van Stalin opzij had gezet, de Sovjet-Unie in de Europese gemeenschap kon worden opgenomen en in het Noord-Atlantische pact als lid kon worden opgenomen; een verklaring, waarmede de Westduitse minister van buitenlandse zaken von Brentano het niet, maar de Amerikaanse regering het wel eens is.

Tito, de Joego-Slavische leider, is op het ogenblik te Parijs bij de Franse regering op bezoek. Daarbij is veel politie ingezet om demonstraties tegen hem te voorkomen en zijn veiligheid te waarborgen, wat dan ook tot op de dag van heden gelukt is, al schijnt er dan wel op een afgelegen plaats te Parijs een demonstratie van uitgeweken Joego-Slaven plaats gehad te hebben, waarbij dezen in, , opschriften op borden de viijheid voor Joego-Slavië opeisten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1956

De Banier | 8 Pagina's

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1956

De Banier | 8 Pagina's