Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe zou de profeet Hosea gestemd hebben?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe zou de profeet Hosea gestemd hebben?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God.

Hoséa 14 : 4

Vaarde lezers, gij weet wat er in het geling is aanstaande week: de verkiezing. Iet gaat hierbij om de erve onzer vadeen, die in hun regeringsbeleid in het ipenbare leven de geboden Gods wensen gehandhaafd en nageleefd te zien.

iln dat niet slechts met mooie vrome voorden, maar met betrachting in de iraktijk, ook in staat en maatschappij. Jelijk de profeet Hoséa zich hier in dit loofdstuk wendt tot het ganse volk van sraël. Israël vertoonde in zijn dagen 1 overeenkomst met ons land in onze en. Eerst rijk beweldadigd door de !eere; en als het wandelde naar Gods [Zettingen, was Israël meester van zijn lositie.

let lag midden tussen de grote mogendleden als Assyrië, Egypte, Babel enz., 'elke rijken telkens een begerig oog op eruzalem en Samaria (het hoofd der tien tammen) sloegen. Maar de Heere was Israels Koning en Behoeder. Week Isaël echter van die God af, dan had de eere in deze vreemde, grote volken de : esel bij de hand, om Israël te tuchtigen, leeds was het de profeet van Godswege leopenbaard, wat te wachten stond en 'at ook geschieden zou, namelijk: Saaria, gij zijt gevallen!

vallen vanwege uw ongerechtigheid. et stond zó vast, dat God onderweg as met Zijn oordelen, dat de profeet piak alsof het reeds een voldongen feit as geworden. En dat wel vanwege Se igerechtigheid, niettegenstaande de rij-: e weldaden en zegeningen, die het van Ie Heere genoten had.

wat was dat Israël allengs meer afmllen en verdord. Net als met Nederd; behalve publiek ongeloof en afval, 'ok nog een schijngeloof en schijngodslienst, waardoor men over zichzelf nog 'Onder tevreden was, maar wat voor 'Ods heiligheid de zaak nog al verwer-•lijker en verfoeilijker maakte.

der deze omstandigheden nu is er laar één uitkomst te wachten, en dat 'et, zoals dat in ons land heden ten lage maar al te zeer het geval is, van jenaamde cultuur, moderne cultuur, chtscultuur, genotscultuur, zelfverlos-™g en eigen kracht, met enorme zondii^ zelfoverschatting, opgeluisterd met luziek en dans en toneel, applaus en 'oerah's, enz. enz. absoluut niet! Dit al-' IS juist een gruwel te meer in de ^en Gods, als de ware, enige weg niet •"rdt gezocht; en die weg is: De weg 'f God terug.

«keer u tot de Heere, uw God, toe. •od heeft namelijk recht er op, daarom: „tot uw God". Ziet, dat is het wat de Heere van ons vraagt, van Vorstenhuis, regering, overheid en onderdaan, van staat en kerk. Met minder kunnen we voor Hem niet volstaan, met minder is er geen redding meer te wachten. Ook voor u niet, o land, land onzer liefde; en waaraan God zulke grote genadebewijzen heeft geschonken.

En hoe moeten we dit dan doen? Wat is die weg naar God terug? Heerlijke God van Israël! O, wat wenst Gij toch Uw, ja Uw Israël aan Uw voeten terug! En daarom zegt Hij Zelf, hoe ge u tot Hem wenden moet en ook hoe gij de volgende week uw stem moet uitbrengen. De Heere Zelf stelt voor de wederkerende boeteling het request op, dat hij aan de voet van Gods genadetroon heeft neer te leggen. Ze moeten zelf het dan uitroepen wat de Heere hun onderwijst, namehjk: Assur zal ons niet behouden.

Israël hield er bij het missen van God nu een ongeloofspolitiek op na; dat was hulp bij Assyrië zoeken. Immers dat rijk was zeer machtig. Zonder God. zouden ze het nu maar eens daarmede wagen. Een echte ongeloofspolitiek, welke in onze dagen zowel bij „hnks" als bij „rechts" zo zeer opgeld doet, maar die in het eind Israël tot verderf en ondergang zou strekken. . . . Assyrië heeft straks Samaria verwoest.

2. Wij zullen niet rijden op paarden. Dit ziet op Egypte, bekend in die dagen vanwege zijn geweldige, uitnemende ruiterij. Israël huurde dan wel voor sommen gouds die Egyptische cavelerie, maar ze is verslagen en verpletterd geworden. Op paarden rijden, ja, dat wordt dan gezocht in de plaats van Gods hulp. Op paarden, waarmede men zich dan overal gemakkelijk heen kan bewegen. Men zou kunnen zeggen: de politiek van „elck wat wils". En waarbij soms een pracht van vroomklinkende taal kan gehoord worden, maar welke woorden telkens niet worden toegepast in de praktijk. Paardenvolk, prachtige paradepaarden, schitterende manoeuvres, met applaus, hoerah's, met Gods Naam soms op het vaandel; maar dit belet niet om de sabbat in het publiek te schenden, Gods Naam te lasteren enz. enz., alles te over bekend, zodat we er hier geen woord meer over behoeven te zeggen. O, belijdt het, dat ge God de rug toegekeerd hebt, roept de profeet uit, en stuurt de hele ruiterij naar huis. Iets anders moeten we hebben.

3. En tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God.

Dit zag op de beeldendienst, waarbij Israël hout en steen tot afgoden stelde; de Baals in plaats van Jehova, en waarvan ze dan hun koren en most verwachtten; ja waaraan ze de schrikkelijkste offers brachten.

Mede valt Rome hier ook onder te rangschikken; en kortom alle mensen-en beeldendienst, waar onze tijd vol van is. Maar o Israël, dan, als ge dit alles nu eerlijk prijsgeeft en gans en al van uw eigengemaakte hulp afziet, en in de hand Gods zult vallen; o Israël, dan hebt ge niets meer, dan staat ge onverzorgd, onbeschermd, dan zijt ge in de gestalte van een „wees" gekomen,

juist, en dat is toch de weg tot verlossing. Want, zo zegt Calvijn hiervan terecht in zijn commentaar, als gij zo arm en ontledigd voor God staat, dan, dan juist is nu de weg open gekomen voor God om u Zijn ontferming te betonen. Immers, God belooft, dat een wees bij Hem ontfermd zal worden. God kan Zijn hulp niet kwijt, als gij nog één paard, nog één penning, nog één beeld van eigen of schepsel hulp hebt overgehouden. Zo zie ik de profeet Hosea in 'n gestalte tot ons komen deze week, in zijn gestalte van waarachtige godsvrucht; waarbij het niet twijfelachtig is, hoe hij zijn stembiljet zou ingevuld hebben.

In elk geval, als wij in deze gestalte eens ter stembus mochten opgaan, dan zullen we ons niet beschuldigd hebben te gevoelen als we onze stem op de S.G.P. hebben uitgebracht. Deze onze mannen in de Tweede Kamer zijn er toe verwaardigd geworden, dat zij ons volk teruggeroepen hebben tot de eis van Gods Woord. Zorgt er voor, dat ge aan de avond van die dag u niets zult te verwijten hebben.

Betracht maar het woord van wijlen onze oude Ds. van Brummen van Driebergen, die placht te zeggen: „Ik zou dit geluid niet gaarne in de Kamer vdUen missen".

Doorn

G. WISSE

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1956

De Banier | 8 Pagina's

Hoe zou de profeet Hosea gestemd hebben?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1956

De Banier | 8 Pagina's