Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Door de aanschouwing des Heeren overweldig en bemoedigd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door de aanschouwing des Heeren overweldig en bemoedigd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; En Die leef, en Ik hen dood geweest; en zie. Ik hen levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods.

Openbaring 1 : 17—18.

n,

In deze gunst mag hij ondervinden, dat de Heere de gemeenschap met Johannes niet verbroken heeft, doch bestendigd. Hij mag duidehjker weten dan voorheen op welke gronden. Is het Jezus dan niet, Die hier Zijn rechterhand op zijn schuldige hoofd legt? In zo'n toestand moet men wenen en God groot maken. Johannes moet van zichzelf zeggen: Ik verliet Hem, ja, ik vluchtte toen de Borg gevangen werd genomen, maar Hij verliet mij niet. En dat de gemeenschap met Johannes geoefend door de Borg echt is, mag hij weten uit die rechterhand. Hoe dat zo, vraagt gij? Wel, is hij niet doorboord? Zijn de nagels er niet doorgeslagen om het handschrift der zonde voor eeuwig uit te wissen? Is Hij niet een vloek geworden voor de Zijnen en tot zonde gemaakt voor de kerk? Juist omdat die hand doorboord is, wordt de gemeenschap inet de verhoogde Christus zo echt en waar. De Middelaar heeft de bewijzen bij zich tot in alle eeuwigheid, dat Johannes er één van is, waarvoor Hij Zich vrijwillig gegeven heeft. Alle twijfel is uitgesloten, maar dan ook, alle roem is uitgesloten. Als Christus op dit ogenblik aan Johannes gevraagd had: Johannes is het waar, dat Ik alles voor u moest doen, om u eeuwig welgelukzalig te maken? Dan zou hij geantwoord hebben:

Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen; Want God is ons ten schild in 't strijdperk van dit leven, En onze Koning is van Isrels God gegeven.

De oefening der gemeenschap met de Heere gaat van de Heere uit en is daarom onvergetelijk. Die gemeenschap laat wat na. Die gemeenschap verbindt zo nauw aan Christus, omdat Hij Zijn leven gaf voor mensen, die belijden moeten, liever te willen sterven dan eenmaal om genade te smeken. Die gemeenschap maakt onderdanig, omdat Hij het Hoofd 's van Zijn gemeente. De gemeenschap tan niet geproefd als het Hoofd er niet 's> dooh evenmin als de gemeente ontlireekt. En nu is het naar het welbehagen Godl, dat het Hoofd en het lichaam één zijn, gelijkerwijs de Vader en de^ Zoon één zijn.

De vastheid, de liefelijkheid dezer gemeenschap is dus daarom vast en lief-• devol, wijl de eenheid Gods hieraan ten grondslag ligt. • Deze gemeenschap met de zondaar is volkomen geoorloofd, omdat alle deugden Gods in Christus zijn gehandhaafd.

De deugd van Gods recht is niet geliquideerd door de deugd van Gods liefde, Gods toorn is niet weggenomen door Zijn barmhartigheid. Recht en gerechtigheid, heiligheid, werden door Christus gehandhaafd. Hij is met de overtreders geteld geweest. De hittigheid van Gods gramschap is geblust door de prijs des bloeds.

Johannes dacht: Nu moet ik sterven; maar Die leeft tot in alle eeuwigheid betuigt: Ik leef en gij zult leven. Leven in Mijn gemeenschap. Een beter gezelschap kunnen wij niet wensen. Daar zit Christus op de troon en de kerk aan Zijn voeten. Daar zal Hij tot hen spreken: Vrees niet.

Dikwijls had de Heere dit gezegd. Hoe bekend moet het Johannes in de oren geklonken hebben. Eens hadden zij de deuren gesloten uit vrees voor de Joden. Toen is Jezus binnengekomen en heeft gezegd: Vrede zij ulieden. Dit, om de vrees uit te bannen.

Vrees niet! Dit zegt Hij om Johannes te bemoedigen. Hij lag daarnet nog als een krachteloze en dode. Nu komt de kracht in hem terug en hij mag weten, dat hij leeft.

Het is nodig, dat de Heere dit zegt, want Johannes vreesde met een grote vrees. En we horen de opmerking: Maar hoe kan dat toch als iemand werkelijk een kind van de Heere is? Weet u, wie dat vragen? Dat zijn dezelfden, die straks als de kenners en weters en kunners werden voorgesteld. Zij zijn alleen bevreesd als hun ik in het gedrang komt. Dan roepen ze ook: Heere, help mij, want ik verga! Doch als zij vrij over de wereld kunnen gaan en staan en hun plichten vervullen in de dienst des Heeren, menen zij, dat er geen oorzaak is om te vrezen en dat alles wel mee zal vallen. Zij strijden immers tegen de boze en de wereld en daarmede heb­ ben zij hun eigen ik buiten schot gesteld. Het moet hun welgaan, als zij de rekening opmaken. Van vrezen en beven moet men dezulken niet spreken. Dat kan eenvoudig niet waar zijn. U moet eens horen hoe goed zij over God denken, en wie goed over de Heere denkt, komt immers niet in aanmerking voor vrezen? Dat mag nodig zijn voor iemand die zich te buiten gaat, maar niet voor degenen, die over de rechte paadjes wandelen.

Vraagt de Heere dikwijls voor deze soort godsdienst bewaard te worden, want het is ook in ons hart te vinden, het-zelf-klaar-willen-maken van onze zaligheid.

Johannes vreesde en daarom zei de Heere: Vrees niet! Zolang wij op deze aarde zijn, is het meermalen nodig, dit uit de mond des Heeren te beluisteren. Als het geloof krachtig werkt, springt de kerk met God over een muur en dringt met Hem door een bende, dooh als ons leven alles dreigt stuk te maken, wat God bouwde, gaan we op de vlucht voor strogeritsel. En als de Heere Zich verder aan een ziel gaat verklaren, door haar verder in te leiden in de kennis Vin Zijn majesteit en heiligheid, wie zou dan niet vrezen? Wie zal zonder de heiligheid van Christus en Zijn Koninklijke majesteit kunnen bestaan voor het aangezicht van Hem, Die buiten Christus een verterend vuur is en een eeuwige gloed? Zou het dan niet noodzakelijk zijn, dat de plaatsbekledende Borg Zich daar ontdekt als onze heiligheid en dat Hij door Zijn Borgwerk de kerk leert zingen:

De kerker werd Uw buit, o Heer'! Gij zaagt Uw strijd bekronen Met gaven, tot der mensen troost; Opdat zelfs 't wederhorig kroost Altijd bij U zou wonen!

De reden, waaróm Johannes niet behoeft te vrezen, is: Ik ben de Eerste en de Laatste. Ik leef en Ik stierf en leef in alle eeuwigheid. De Heere laat met enkele woorden weten, wie Hij was, is en zijn zal. Hij brengt hem in herinnering wat Hij meegemaakt en doorleefd heeft. Hij is overgeleverd geworden tot de kruisdood, schimp en hoon werd Zijn deel. Maar Hij is opgestaan en nu mag Johannes een opgestane Heere dienen.^ Hem is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Voor Hem moet zich alle knie buigen, ook de knieën die hem naar Patmos verbanden.

Men heeft hem het zwijgen op willen leggen, maar deze Koning zal zorg dragen, dat Johannes een buitengewone taak ontvangt in de dienst van Christus' gemeenten. De verbanning zal mede moeten strekken tot Gods glorie en tot zaligheid van de hele kerk van Christus.. Niet de verbanning zal het laatste zijn voor Gods volk, maar wat de dichter zegt:

Hun blijdschap zal dan onbepaald, Door 't licht dat van Zijn aanzicht straalt.

Ten hoogste toppunt stijgen.

Nu is de heerschappij van Christus nog niet volkomen merkbaar, maar eens zal Hij Zijn volle heerschappij uitbrengen. Dan zal het realiteit zijn:

De Heer' zal opstaan tot de strijd. Hij zal Zijn haters wijd en zijd. Verjaagd, verstrooid doen zuchten.

Eenmaal zullen zij roepen: Bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons voor Zijn aanschijn.

Niet de mens, maar Hij is de Eerste. Niet de geweldigste onder de mensenkinderen, maar Christus is de Laatste. En tussen dat Eerste en Laatste ligt Zijn Middelaarswerk. Alles wordt door Hem beheerst en allen, die zich niet aan Hem onderwerpen, zal Hij onder Zijn voeten verpletteren. De Alpha en de Omega is van eeuwigheid. Hij was er voordat wij er waren en na Hem zal geen ander zijn. Hij is zonder begin en zonder einde. Hij is de Eerste, daarom dankt alles wat buiten Hem bestaat zijn bestaan aan Hem. Het ontstaan is dus door Hem, maar ook het voortbestaan aller dingen wordt door Hem bepaald, van het kleinste tot het grootste toe. Het doel van dit alles is Hijzelf. Niets heeft een einddoel in zichzelf; Hij is de Eerste en de Laatste. Allen zullen Hem moeten dienen, door genade tot heerlijkheid en dus gewillig, óf onwillig tot radicale ondergang,

Sch. Ds. J. C. v. RAVENSWAAY.

Ds. J. C. v. RAVENSWAAY.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1956

De Banier | 8 Pagina's

Door de aanschouwing des Heeren overweldig en bemoedigd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1956

De Banier | 8 Pagina's