Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlands OVERZICHT

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het boek Job lezen wij in hoofdstuk 14 : 1: De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust".

Alzo is het leven des mensen niet altijd geweest, In de hof van Eden genoten onze voorouders een zalige rust. Geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, verkeerden zij met God de Heere als een vriend met zijn vriend en hadden zij in Hem een volkomen rust.

Deze zo heugelijke en zalige gemeenschap hebben zij echter, niet God de Heere, verbroken, en dat door hun zonde, en sindsdien is het leven des mensen zat van onrust, wellce te groter is naar mate de zonde te groter is.

Deze onrust zoekt een mens, want hij is een rustzoeker, wel zo veel mogelijk als hij maar kan uit zijn leven te bannen, maar het zal hem nimmer gelukken haar daaruit te verdrijven. Stellig zal hij zo veel mogelijk als hij maar kan naar rust zoeken, doch met al zijn pogingen brengt hij het nooit verder dan zich een valse rust te verwerven, welke geen stand zal, noch kan houden.

Nochtans heeft de mens reeds eeuwenlang er naar gestaan de valse rust te bekomen. De leidslieden des volks zijn hem daarin voorgegaan. De Achabs, de Jorams, de Izebels en huns gelijken en de valse profeten hebben Israels volk met him zo jammerlijk voorbeeld en leer daartoe aangezet en bij dat volk maar een al te gretig gehoor gevonden.

En zo is het ook al in onze eeuw er naar toe gegaan.

De zogenaamde verlichte denkbeelden en leringen, welke in flagrante strijd met Gods geopenbaard Woord zijn, hebben niet nagelaten hun verderfelijke invloed op de mensen ook van onze eeuw uit te oefenen.

Er bestaat, zo werd in deze denkbeelden en leringen geleerd, geen drieënige God, geen geopenbaard Woord van God, geen wet van God, waarnaar men zich onvoorwaardelijk heeft te richten; geen voortbestaan na de dood, en daarom ook geen vergelding, geen oordeel — maar de mens is zelf god, zijn wil zijn enige wet, en tijdelijk en zinnelijk aards vermaak en geluk zijn ganse bestemming, waarbij God van Zijn troon gestoten en de mens daarop gezet werd.

En hoeveel heerlijks en heugelijks werd door de verkondigers van deze denkbeelden en leringen de mensen al voor ogen gespiegeld! Niet minder dan dat er een tijd van ongekende rust en vrede, van ongehoorde welvaart zou aanbreken, indien de mens, waarbij hij God, Diens Woord en gunst zeer wel kon ontberen, zijn talenten maar ontplooide^ zijn verstand en rede maar volgde, en zijn natuurlijke vermogen en krachten maar gebruikte.

Overeenkomstig deze denkbeelden en leringen werd eerst de Volkenbond en daarna de Organisatie der Verenigde Naties in het aanzijn geroepen; werden er conferenties, de één na de ander, gehouden, en nog al zo veel meer gedaan — en wat is de uitkomst daarvan? Een allerbedroevendste en een allerbeschamendste. Vrede werd beloofd, doch oorlogen zijn gekomen; en nog woedt de koude oorlog in al zijn hevigheid en dreigt een derde wereldoorlog uit te breken, welke, zo hij uitbreekt, de twee voorgaande in alle verschrikkingen nog ver en ver zal overtreffen. Rust werd voorspeld, en er heerst onder heel de mensheid thans een onrust, zoals er in heel de geschiedenis nog geen tweede geweest is.

Voorwaar, wij zien thans weder bewaarheid het Woord des Heeren, dat, wanneer de leuze wordt aangeheven: „Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen", Die in de hemel woont, zal lachen, de Heere hen zal bespotten. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.

De onrust bevangt toch op het ogenblik millioenen en nog eens millioenen mensen. De luchthartigste van weleer, die er vroeger de spot mee dreef als hem van de naderende oordelen Gods gesproken werd, is de spotlach thans op zijn gezicht bestorven, en zelfs hij erkent, dat wij donkere dagen, zat van onrust, beleven.

Dit valt ook al heel moeilijk te ontkennen. Men sla de bhk maar op Hongarije en Egypte, en hetgeen daarin voorvalt en daarmede in nauw verband staat, en men treft een schrikbarende onrust aan.

Hongarije

Uit Hongarije, dat volgens de voorspellingen der communisten onder hun bestuur een soort van paradijs zou worden, houdt de stroom van vluchteUngen nog maar steeds aan. Velen trachten zelfs met groot levensgevaar uit het-oord der verschrikkuigen weg te vluchten. De Russische troepen zoeken hun dit te beletten. Zij beschieten hen op hun vlucht, zodat sommigen hunner daarbij het leven verliezen of gewond in Oostenrijk aankomen. Zelfs hebben deze troepen de bruggen in de vluchtwegen naar Oostenrijk opgeblazen. Doch deze maatregel is niet bij machte om de vlucht uit Hongarije te beletten. Wanneer de oververmoeide vluchtelingen voor het kanaal komen, dat de grens tussen Oostenrijk en Hongarije vormt, springen zij in het ijskoude water en pogen de laatste twintig meter al zwemmende af te leggen, wat sommigen gelukt, maar niet allen, want er zijn er ook, die, door kramp overvallen, voor de ogen van hun lotgenoten verdrinken. Desniettemin zijn er Donderdag 22 October nog 8000 Hongaren Oostenrijk binnen weten te komen, waar­

naar sedert 4 November 60.000 Hongaren zijn gevlucht, van wie nog maar 8000 naar andere landen hebben kunnen doorreizen.

Het laat zich onder deze omstandigheden zeer wel verstaan, dat de Oostenrijkse regering, te meer waar de stroom van vluchtelingen nog maar steeds aanhoudt, een beroep op de regeringen van andere Westerse landen heeft gedaan om ook gevluchte Hongaren in hun landen op te nemen. Wij — zo verklaart de Oostenrijkse regering — hebben de mogelijkheden niet meer om de huidige toestand het hoofd te bieden. Scholen, gemeentehuizen en andere openbare gebouwen zijn reeds bezet.

De gestage vlucht uit Hongarije wijst wel uit, dat het daarin nog verre van rustig is en dat men er bevreesd voor is om door de Russen naar Rusland weggevoerd te worden, of om door de regering Kadar te worden gearresteerd, daar deze begonnen is om de jongelieden, die aan de opstand hebben deelgenomen, systematisch te arresteren.

Volgens het ene bericht is de driedaagse staking, welke door de arbeidersraad afgekondigd was, door deze raad opgeheven, nadat door de regering Kadar enige van zijn eisen waren ingewilligd; volgens een ander bericht duurt de staking voort. Dat er echter gestaakt is, dat is wel zeker, zelfs de Hongaarse communistische radio geeft dit toe, doch verklaart, dat het werk slechts tijdelijk heeft stil gelegen uit gebrek aan voldoende kolen. Bij alle onzekerheid en de elkander tegensprekende berichten staat het feit wel vast — want het wordt in alle uit Hongarije afkomstige berichten vermeld — dat de voormalige titoïstische minister-president Nagy en met hem vier-enveertig titoïstische vooraanstaande communisten, het Joegoslavische ambassadegebouw hebben verlaten, nadat hun door de regering Kadar de verzekering was gegeven, dat tegen hen geen strafmaatregelen zouden genomen worden; hetgeen volgens de Russische commandant van Boedapest, naar hij aan de vereniging van Hongaarse schrijvers mededeelde, ook het geval zal zijn betreffende alle Hongaren, die aanvankelijk aan de opstand hebben deelgenomen, terwijl misdadige elementen en degenen, die na 10 November wapens hebben gebruikt, ter beschikking van de Hongaarse autoriteiten 'zullen worden gesteld.

Doch hierbij is het gebleken, dat er op de verklaringen en verzekeringen van de regering van Kadar in het geheel geen staat valt te maken.

De voormalige Hongaarse minister-president Nagy is volgens de laatste berichten, toen hij zijn toevluchtsoord, de Joegoslavische ambassade in Boedapest, met een vrijgeleide van de regering Kadar had verlaten, ondanks een Joegoslavisoh-Hongaarse verzekering, dat hem geen haar gekrenkt zou worden, door de Russen gearresteerd.

Nagy en 44 andere Hongaren werden door een autobus van de Hongaarse regering afgehaald, terwijl twee Joegoslavische diplomaten eveneens in de bus hadden plaats genomen, welke Nagy en de zijnen veilig thuis zou brengen.

Toen de bus echter in beweging werd gezet, sprong een Russische officier in de bus en dwong de chauffeur naar het Russische miHtaire hoofdkwartier te rijden.

De gevangenneming van Nagy heeft bij de regering van Tito grote verontwaardiging verwekt, aangezien zij vóór Nagy's vertrek uit haar Ambassade met de Hongaarse regering overeengekomen was, dat hem geen letsel zou treffen.

De Joegoslavische regering had van tevoren de Hongaarse regering van Kadar gewaarschuwd, dat de goede betrekkingen tussen beide landen in gevaar zouden komen, wanneer personen, voor wie zij een vrijgeleide verstrekt had, iets zou overkomen.

Toen Nagy en de zijnen gearresteerd werden, protesteerden de Joegoslavische diplomaten daar krachtig tegen, maar dit baatte niets. De Russische officier lapte dit protest aan zijn laars, verklaarde dat hem niets bekend was van een Joegoslavisch-iHongaarse overeenkomst, en dat hij strikte bevelen had om de bus tot stüstand te brengen en Nagy en de zijnen te arresteren.

Daarop stapten de Joegoslavische diplomaten uit de bus, en terwijl zij er bij stonden, werd de bus omringd door lichte Russische pantserwagens en reed zij weg met onbekende bestemming.

Door deze gebeurtenis is de verstandhouding tussen de Russische regering en die van Tito, welke in de laatste tijd toch al lang niet goed meer was, ongetwijfeld nog verslechterd. Tito had kort geleden verklaard, dat er tussen de Russische autoriteiten een strijd om de macht was uitgebroken en dat deze thans in hevige mate woedde. Deze verklaring is hem door de Russische autoriteiten stellig niet in dank afgenomen. In twee verklaringen hebben zij Tito op hun beurt er van beschuldigd, dat hij er op uit was om verdeeldheid tussen de communistische regeringen te zaaien.

Wat de verklaring van Tito betreft, daarin zal hij het wel bij het rechte einde hebben. Men kan er wel zeker op gaan, dat er inderdaad een strijd tussen de stahnistische en de anti-stalinistische Russische autoriteiten woedt, waarbij het er alles van weg heeft, dat de stalinistische daarbij aan de winnende hand zijn. In deze is het veelzeggend, dat Molotof, een stalinist van de oude stempel, tot minister van staatstoezicht is benoemd; een functie, welke in het verleden meermalen de springplank geweest is om in de Sovjetregering aan de hoogste macht te komen.

De gevangenneming van Nagy is uitermate geschikt om de onrust in Hongarije te vermeerderen. Zelfs voordat deze plaats had, was het daarin verre van rustig. Volgens een artikel in het Russische blad „Pravda" is dat de reden, waarom de Russische troepen nog niet uit Hongarije zijn teruggetrokken. Als in Hongarije de orde en rust eenmaal zijn teruggekeerd, zo verklaart het blad, dat het officiële orgaan der Russische regering is; dan zullen de Russische troepen worden teruggetrokken.

Men kan achter deze verklaring, gelijk achter alle Russische verklaringen, echter wel een groot vraagteken zetten. Het moet toch beslist in twijfel getrokken worden, of er van een terugtrekken van de Russische troepen uit Hongarije wel ooit iets zal komen. Zelfs moet dit dan nog in twijfel getrokken worden, als de zogenaamde „zachte" politiek van Chroestsjef, waaraan volgens de stalinisten de opstanden in Polen en Hongarije te wijten zijn, in de toekomst gevoerd zal worden, want niets wijst daarop. De tyrannie wordt in Hongarije door de Russen op een ontaarde wijze bedreven, hetgeen wel zeer in strijd is met de beginselen, welke de Organisatie der Verenigde Naties in haar handvest belijdt; beginselen, welke deze Organisatie ten aanzien van Hongarije voor de ogen van heel de wereld te schande maakt. De machteloosheid dezer Organisatie komt hierbij wel op heel sprekende wijze aan de dast. Haar Veiligheidsraad is reeds door de veto's der grote mogendheden, inzonderheid door die van Rusland, een machteloos instituut gebleken te zijn. Hij is dan ook buiten werking gesteld. Men heeft nu de toevlucht moeten nemen tot de Algemene Vergadering, welke ook al machteloos is gebleken te zijn, en hoogst partijdig bovendien. Daarin wordt met twee maten gemeten. Wel zijn daarin twee resoluties ingediend en aangenomen in­ 2ake Hongarije. De ene houdt in, dat er waarnemers van de Organisatie in Honrarije toegelaten moeten worden, en de indere, dat de Russen hun troepen iiit Hongarije moeten terugtrekken. Van een jending van politietroepen naar Honga-(jje, zoals dat wel naar Egypte is geschied, heeft men in de Algemene Vergadering z«lfs met geen woord gerept, en een resolutie in die geest is er daarin niet ingediend.

Egypte

En daarvoor bestond overeenkomstig de beginselen van de Organisatie der Verenigde Naties alle reden. En dit niet ; n. Want verkrachting van beginselen en van gerechtigheid kan ook inzake Egyptische kwestie met alle reden deze Organisatie ten laste worden gelegd.

gelegd. De Organisatie der Verenigde Naties lieeft zich als beginsel onder meer ten joel gesteld: „het uit de weg ruimen van bedreigingen van de vrede", en, wanneer vrede toch verbroken is, „deze te herstellen, in overeenstemming met de beginselen van gerechtigheid en internationaal recht".

Ten aanzien van het uit de weg ruimen van bedreigingen van de vrede is de Organisatie wel heel jammerlijk in het nakomen van haar beginsel tekort gescho-Het was die Organisatie bekend — wat algemeen bekend was — dat Egypte en Syrië sedert de laatste maanden volgestopt waren met Russische wapens van allernieuwste vinding, welke moesten dienen om een aanval op Israël te doen. Dit vormde een bepaalde bedreiging van vrede. Volgens de beginselen, welke door die Organisatie aangaande de aanval (agressie) waren-vastgesteld, had de zo ongewone en zo grote verzameling van troepen en oorlogsmateriaal aan de grenzen van Israël als agressie moeten worden beschouwd. Doch dit is niet geschied. Doch daarentegen werd Israël door haar, als het uit zelfverdediging gewapend tegen Egypte optrad, als de aanvaller verklaard.

En dit is het niet alleen, waarin de Organisatie in het nakomen van haar beginselen tekort is geschoten. Ook ten aanzien van de Suezkanaalkwestie is dit het ; eval. De Suezovereenkomst van 1888 «rzekerde aan alle volken de vrije doorvaart door dit kanaal. Egypte belette doorvaart echter keer op keer aan Israëlische schepen. Bovendien had het volgens de overeenkomst van 1888, zelfs* verdediging van het eigen land, dit niet door schepen te laten zinken mogen versperren. Het het echter wel schepen zinken en belette alzo de vrije •rvaart door dit kanaal. De versperling van de vrije doorvaart door dit kawas alzo een ernstige schending van »an het door de regering van Nasser zelf ïkende recht van vrije en ongehinderdoorvaart van alle zeevarende naties. Doch hoe is de Algemene Vergadering ran de Organisatie der Verenigde Naties aanzien van de Suezkanaalkwestie ipgetreden?

resoluties, welke daarin zijn aangelomen, houden de eis in, dat de troevan Israël en van Frankrijk en Engei'nd onmiddellijk van Egyptisch grond-!«bied teruggetrokken moeten worden. fevens is daarin aangenomen, dat er politieleger in Egypte gevestigd zal i'Orden. Doch daarin heeft de Egypti-*lie regering slechts onder bepaalde 'Herwaarden willen toestemmen, waar-"a de voornaamste is, dat het politie-'ger onmiddellijk teruggetrokken moet 'Orden, als de laatste vreemde troepen 'Sypte hebben verlaten. Ook deze over-*komst met Nasser, waarin de secretais-generaal Hammarskjoeld van de Orga-'satie der Verenigde Naties heeft toefttemd, is een eenzijdige bevoorreching van Egypte; gelijk dat ook het geval met het feit, dat Hammarskjoeld Egyp­ te heeft voorgesteld, dat de kosten van de opruiming van de versperringen in het 'Suezkanaal, welke nota bene de Egyptische regering heeft aangebracht, voorlopig door de Organisatie der Verenigde Naties zullen worden gedragen.

Dat de regeringen van Frankrijk, Engeland en Israël zich niet met de gedragswijze van de Organisatie der Verenigde Naties kurmen verenigen, blijkt wel uit hun daden. Al hebben zij hun troepen een eind teruggetrokken, zoals Israël deed, of een deel daarvan verminderd, wat Engeland deed, zij hebben hun troepen niet onmiddellijk van het Egyptische grondgebied teruggetrokken en zijn ook niet voornemens, afgaande op de verklaringen dier regeringen, dit te doen.

Al met al is de Egyptische kwestie nog lang niet opgelost. Zij draagt het hare er toe bij, dat millioenen en millioenen in een staaf van spanning en onrust verkeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 1956

De Banier | 8 Pagina's

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 1956

De Banier | 8 Pagina's