Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CTI.

Groen, opsteller en medeondertekenaar van het adres der zeven Haagse heren.

Bleek uit Groens brochm'e inzake de maatregelen tegen de Afgescheidenen, dat hij zich ook met de aangelegenheden betreffende de kerk bezighield, hiermede is nog lang niet alles inzake Groens werkzaamheden op dit gebied vermeld. In hetgeen nu volgt, zal dit nader blijken. Wij verplaatsen ons daartoe naar het jaar 1841. De Afscheiding was toen al een voldongen feit, maar in de Hervormde Kerk waren er nog heel wat, die, al waren zij niet met de Afscheiding meegegaan, het in beginsel, wat de aloude Gereformeerde beHjdenis betreft, volkomen met de Afgescheidenen eens waren. Tot diegenen behoorde ook Mr. Groen van Prinsterer. Naast anderen — wij noemen slechts Ds. Moorrees, predikant te Wijk, die zich in 1841 aan het hoofd van een adresbeweging stelde, waaraan nog vijf andere predikanten deelnamen en voorts niet minder dan 8790 gemeenteleden — heeft ook Groen zijn naam gegeven aan een adres, dat tot de Synode gericht was. Dit adres heeft de naam gekregen van het adres der „Zeven Haagse heren". Het werd in 1842 ingediend en was ondertekend door zeven aanzienlijke Hagenaars, namelijk D. van Hogendorp, M. B. H. W. Gevers, A. Capadose, G. Groen van Prinsterer, P. J. Elout, J. A. Singendonck en C. M. van der Kemp, voor hef merendeel leerlingen van Bilderdijk en, op één na, allen rechtsgeleerden. De volledige naam van het adres was: „Adres aan de Algemene Synode der Hervormde Kerk over de Formulieren, de Academische opleiding der predikanten, het Onderwijs en het Kerkbestuur". Groen was niet slechts ondertekenaar van dit Adres, doch ook de opsteller.

Aanleiding voor het indienen er van was het afwijzende antwoord van de Synode op het zoeven genoemde adres van Ds. Moorrees, waarin gevraagd was om herstel van het eedsformulier voor predikanten en handhaving van de aloude leer der kerk, zoals die in de drie Formulieren van Enigheid omschreven was. De Synode had op een verontwaardigde en hooghartige toon in haar afwijzing, alsof er helemaal geen reden voor bezorgdheid was, te kennen gegeven, dat de nieuwe organisatie de oude grondslagen der Gereformeerde Kerk in generlei wijze had losgerukt, en dat het geldende ondertekeningsformulier de predikanten tot het aannemen van het wezen en de hoofdzaak der kerkleer verplichtte.

Deze laatste zinsnede nu grepen de zeven Haagse heren aan om zich tot de Synode te richten en haar met haar eigen woorden in het nauw te brengen. Daartoe vroegen zij aan de Synode, wat, ter bepaling van dit wezenlijke en hoofdzakelijke, haar toetssteen was. Lag deze in de veranderde mening van eeuw en dag, of in de geest der opstellers der Formulieren van Enigheid en in de Christelijk-Historische eigenaardigheid der Nederlands 'Hervormde Kerk? Wanneer dit laatste werkelijk het geval was, zo vroegen de Haagse heren, hoe komt dan uw geruststellende verklaring overeen met de grenzenloze leervrijheid, welke in toenemende mate openbaar wordt? Lag de toetssteen der Synode in het eerstgenoemde, dus in de veranderde mening van eeuw en dag, dan konden zij de tot 'nietsbeduidendheid rekbare term: hoofde zaak en wezen, niet anders kwalificeren dan als verraad aan de Gemeente. Zij drongen er daarom bij de Synode ten sterkste op aan zich duidelijker omtrent de genoemde uitdrukking uit te spreken, opdat het woordenspel, waarmede de Synode de Gemeente in slaap wilde wiegen, eindelijk eens zou ophouden.

Ten aanzien van de Formulieren verlangden de adressanten voorts een niet voor tweeërlei uitleg vatbare uitspraak, namelijk één, waarbij onomwonden verklaard werd, dat door aanneming der Formulieren datgene als leidraad van prediking en onderwijs zou worden erkend, wat de Nederlands Hervormde Kerk te allen tijde als wezen en hoofdzaak der iHei-vormde en Christelijke leer aangemerkt had, te weten de navolgende onveranderlijke waarheden: de genoegzaamheid der Heilige Schrift tot enige kenbron en onfeilbare toetssteen van het geloof; God één in Wezen, nochtans in drie Personen onderscheiden; de waarachtige en eeuwige Godheid van Jezus Christus; de waarachtige en eeuwige Godheid van de Heilige Geest; des mensen val en onvermogen tot het ware goed; de erfzonde; de eeuwige verkiezing Gods; de voldoening van Christus; de rechtvaardigmaking alleen door het geloof in Hem; de heiligmaking en de goede werken, voortkomende uit de goede wortel des geloofs; de algemene Christelijke Kerk, die geweest is van het begin der wereld en zal zijn tot het einde toe, verwerpende alle dingen, die zijn tegen het zuivere Woord Gods, houdende Jezus Christus voor het enige Hoofd; de rechtmatigheid der onderwerping aan de wettige overheid, door welke het God belieft ons te regeren; de verwachting van het eeuwig oordeel, waai-bij de gelovigen, uit genade, met eer en heerlijkheid zullen worden gekroond.

Inzake de academische opleiding der predikanten wezen de Haagse heren er op, dat aan twee van de drie vaderlandse hogescholen de anti-christelijke leer der Groninger richting werd gedoceerd. De adressanten merkten daarbij voorts nog op, dat de aanstaande predikanten even goed en wellicht nog beter naar de school der 'Rabbijnen konden gezonden worden, daar men op die school althans nog eerbied voor het Oude Testament behouden had, terwijl dit door de professoren der Groninger richting scherp bekritiseerd werd. Voor de opleiding op de wijze dezer professoren konden zij geen zachter naam vinden dan verraad aan de dierbaarste belangen der Kerk. Daarom vroegen de adressanten van de Synode de nadrukkelijke verklaring, dat de leer, welke door drie hoogleraren in het tijdschrift „Waarheid en Liefde" voorgedragen werd, strijdig was tegen de Belijdenis der Hervormde Kerk en de zahgmakende leer der Heilige Schrift. Vervolgens kwamen zij op tegen het Koninklijk Besluit van 2 Januari 1842, waarbij aan de onderwijzers der jeugd ten strengste verboden was enige uitlegging te geven of uitdrukking te bezigen, die voor andersdenkenden aanstotelijk zou kunnen zijn. De zeven adressanten verlangden van de Synode een protest tegen deze verordening, als zijnde onverenigbaar met een christelijke opvoeding naar de leer der Nederlands Hervormde Kerk.

Tenslotte vroegen de adressanten inzake het kerkbestuur een aanvankelijke herziening der kerkelijke reglementen, ter handhaving ener christelijke kerktucht in leer en wandel en ter voorbereiding ener kerkvertegenwoordigende Synode.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1956

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1956

De Banier | 8 Pagina's