Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlands

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlands

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

OVERZICHT

Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Dit is een vraag, welke alle eeuwen door gesteld is. De mens is nu eenmaal belust op het goede, ook al heeft hij van nature er immer een verkeerd oordeel over wat voor hem het goede is. Met zijn natuurlijke ogen bezien, beschouwt hij een voorspoedig, zonnig leven, waarin geen enkel ongetij of storm tegen hem opsteekt, als iets zeer goeds. Hij kent en waardeert, goed en wel beschouwd, geen andere rijkdom en geen andere schatten, geen ander goed en welzijn, dan de wereld hem kan geven. Daar gaan zijn verlangens en begeerten naar uit en daarop heeft hij zijn hart en liefde gezet. Hij moge daarbij zelfs alleszins godsdienstig zijn, met zijn mond de waarheid van Gods Woord belijden, doch zijn hart is van nature ver van de Heere. Doch hoe gans anders heeft de psalmist de vraag: , , Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? " beantwoord, als hij zeide: „Verhef Gij over ons het hcht Uws aanschijns, o Heere". In dat licht had hij het licht gezien, en ook gezien, dat er heerlijker, beter en waardevoller schatten zijn dan de wereld geeft. Hij had de vreugde en vrede in God leren kennen. Vandaar zijn getuigenis: „Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ter tijd als hun koren en most vermenigvuldigd zijn. Ik zal in vrede tezamen nederüggen en slapen; want Gij, o Heere, alleen zult mij doen zeker wonen".

Doch hoe bitter weinig wordt thans over het algemeen genomen het goede aan de troon der genade gezocht! Inderdaad, het leven is voor menigeen door allerlei oorzaken ver van gemakkelijk. Niet weinigen gaan gebukt onder allerlei zorgen, vooral degenen, die een groot gezin met kleine kinderen te verzorgen hebben, zodat het hun wel eens bang te moede kan worden en de vraag bij hen opkomt: hoe moet ik daar nog door en uit komen? Onder ook al zeer benarde omstandigheden verkeerde David eenmaal. Wij lezen daarvan in 1 Samuel 30 : 6: „En David werd zeer bang, want het volk sprak van hem te stenigen, want de zielen van het ganse volk waren verbitterd, een iegelijk over zijn zonen en zijn dochteren; doch David sterkte zich in de Heere, zijn God".

Zo kon hij het dreigend gevaar getroost, welgemoed, zelfs blijmoedig tegemoet zien, gesterkt als hij was in de Heere, zijn God. Welk een onuitsprekelijk voorrecht was dit! Doch zo weinig als dit in God gesterkt zijn in onze donkere dagen voorkomt, zo veel zijn de zorgen, de bedreigingen, de onrust en de geschillen daarin, met gevolg, dat de spanning onder de volken nog steeds voortduurt.

Het kan toch niet ontkend worden, dat de geschillen en de spanning nog steeds voortduren. Dit bleek wel heel duidelijk in het debat in de politieke commissie van de Algemene Vergadering van de Organisatie der Verenigde Naties, dat dezer dagen daarin over de Algerijnse kwestie gevoerd werd.

De Franse afgevaardigde Pineau heeft daarin in krachtige bewoordingen betoogd, dat deze kwestie een binnenlandse aangelegenheid betrof, welke alleen Frankrijk aanging en daarom feitelijk niet in de Algemene Vergadering behoorde behandeld te worden, en dat de Franse regering daarom de resoluties, welke in deze vergadering genomen zouden worden, van nul en generlei waarde achtte en niet ten uitvoer zou brengen. Hierbij wordt ons weer een voorbeeld geboden, dat een grote mogendheid maling heeft aan de resoluties van de Organisatie der Verenigde Naties, wanneer deze niet naar haar zin zijn en niet met haar belangen stroken. Het onrecht, dat op deze wijze tegenover de kleine naties bedreven wordt, loopt de spuigaten uit. Men bedenke maar eens welk een onrecht er tegenover ons land bedreven werd in een geheel gelijk geval, namelijk in de Indische kwestie, welke ook een zuiver binnenlandse aangelegenheid was, welke alleen Nederland aanging. Doch toen lette men daar niet op en stond ook geen enkele grote mogendheid beslist aan Nederlandse zijde. Men liet het kleine Nederland alleen staan.

In de Algerijnse kwestie staat de zaak geheel anders. Zelfs de Amerikaanse regering heeft partij voor Frankrijk gekozen. De Amerikaanse gedelegeerde. Lodge, verklaarde in flagrante strijd met de destijds in de Indische kwestie door de Amerikaanse regering aangenomen houding, dat de Amerikaanse regering gekant is tegen elk ingrijpen van buitenaf, dat elke regehng ter plaatse tot stand moet komen en dat zij er met alle besh'stheid tegen is, dat de Organisatie der Verenigde Naties zich met de binnenlandse aangelegenheden van de volken bemoeit, welke leden van deze Orgj satie zijn. Dit Amerikaanse betoog; ongetwijfeld vele Fransen als muziek de oren geklonken hebben; of het eclï in staat zal zijn om de antipathie, wel bij een groot deel van het Franse ' bestaat, geheel weg te nemen, mag twijfeld worden. r

Ook de Engelse regering stelde zich heel en onvoorwaardelijk aan de A van Frankrijk. Haar vertegenwoordig Allan Noble, minister van staat, ging deze zelfs zó ver, dat hij bepaalde Ij den er van beschuldigde, dat zij jj met onbevlekte handen ter vergaderir waren gekomen, omdat zij in deze kwe tie gedreven worden door het eigenl lang, bepaaldelijk om een wit voetje de Arabische volken te bekomen en deze gunstig voor zich te stemmen, opd zij alzo hun invloed en machtssfeer 'Men bewere nu maar eens, dat in de Organisatie, welke velen willen ; merkt hebben als een zuiver rechtscoli ge, de belangen niet de doorslag ge zoals dat toch vrijwel keer op keer in deze kwesties het geval is.

Begrijpelijk, Frankrijks belang breBj dit ontegenzeggelijk mee, dat de Fran afgevaardigde, De Soustelle, een voorn lige resident-generaal van Algerije, voor de Franse regering opnam, een voerige redevoering houdende, waa: hij punt voor punt weerlegde wat de I rische afgevaardigde een dag tevoren gen Frankrijk inzake Algerije had inj bracht, en waarin hij onder meer l toogde, dat er geen sprake van is, i Algerije als een Arabisch land kan wt den beschouwd, en Syrië en Egypte 1 recht ontzegd om uit naam van Algt te spreken. Tevens stelde hij de Syriscl bewering in een bespottelijk licht, zouden gehele Algerijnse gebieden de opstandelingen worden bestuui waar er in werkelijkheid in geheel AIj rije nog niet één dorp is, waarover opstandelingen 'het bestuur vormen; ti wijl het bovendien 'n feit is, dat de rijnse opstandelingen elkander onderlii met propaganda en zelfs met wapens strijden.

Dat de spanning onder de volken n bestaat, blijkt ook wel daaruit, dat i Amerikaanse regering zich er alle m» te voor getroost om koning Saoed « Saoedi-Arabië voor zich te winnen van dé communisten af te trekken, ( haar dit geheel gelukt is, valt, afgaani op hetgeen president Eisenhower op persconferentie betreffende het bezoi van de koning en de daarbij verkregf resultaten meedeelde, nog niet te ze gen. Hij verklaarde, dat zijn bespreldi gen met koning Saoed veel misverstai tussen Amerika en Soeodi-Arabië haddi opgehelderd, doch het eerder in de pf verschenen 'bericht, dat Saoedi zijn stemming met het plan van preside Eisenhower betuigd had, werd i niet bevestigd. Koning Saoed toch vi klaarde volgens president Eisenhowi na zijn terugkeer in Arabië met andi Arabische leiders over alle zaken te len spreken, met inbegrip van het Eiss howerplan. Hij gaf echter geen re streeks antwoord op de vraag of hij trachten de steun der Arabische leii voor het plan te verwerven.

Wel is er volgens het na het bezoeJc j meenschappelijk uitgegeven commu qué volledige overeenstemming beifl over de Amerikaanse miHtaire hulp * Saoedi-Arabië, waarbij overeengekoi werd, dat Amerika in niü daarvoor luchtmachtbasis Dahran nog vijf f mag blijven gebruiken. Ook zal Saoei Arabië economische bijstand van AB rika ontvangen om de problemen in Midden-Oosten op vredelievende wi te regelen, met krachtig verzet het gebruik van geweld, van welke ook.

Met dat al blijft de toestand in het Midden-Oosten gespannen. De Israëlische regering heeft Woensdag 6 Februari aan secretaris-generaal Hammarskjoeld gevraagd, dat hij zou trachten een verzekering van de Egyptische regering te verkrijgen voor het zich wederzijds onthouden van oorlogshandelingen in het oebied van Gaza en de Golf van Akaba. Deze verzekering schijnt echter niet verkregen te zijn. De Israëlische premier David Ben Goerion toch heeft Vrijdag 8 Februari een nota naar president Eisenhower gezonden, waarin hij een beleefd maar krachtig verzoek van president Eisenhower, om de Israëlische troepen terug te trekken achter de bestandslijn van 1949, van de hand gewezen heeft. De secretaris-generaal Hammarskjoeld van de Organisatie der Verenigde Naties moet nu al zijn krachten er voor inspannen om de Israëlische regering met sancties er toe te dwingen, dat zij haar troepen achter de bestandslijn van 1949 zal terugtrekken. Of deze sancties ook werkelijk toegepast zullen worden, kan op dit ogenblik niet met zekerheid vrarden gezegd, maar hoe het in deze ook verder mag verlopen, het staat wel vast, dat de spanning in het Midden-Oosten tot dusver allerminst beëindigd is.

Minister Spaak heeft ons land bezocht en een onderhoud gehad met minister Luns om diens bezwaren tegen de Eiuopese markt weg te nemen. Naar in de pers verluidt, moet hem dit gelukt zijn en moet er te dezer zake een overeenkomst bereikt zijn.

Voor zover men daarmede in kennis gekomen is, bhjkt deze overeerikomst verzet en afkeuring in de industriële kringen verwekt te hebben. Niemand minder dan de voorzitter van de Rotterdamse Kamer van Koophandel heeft verklaard, dat deze overeenkomst althans voorlopig schadelijk voor het Nederlandse bedrijfsleven is. En bij deze uitspraak is het niet gebleven. Nu de schaarse mededelingen over de economische consequenties voor ons land van de gemeenschappelijke Europese markt langzamerhand meer in de industriële kringen doordringen en overwogen worden, is daarin een scherpe kritiek daartegen losgekomen. Men vreest daarin zelfs, dat er tengevolge van de overeenkomst bedrijven gesloten zullen moeten worden. Men beschouwt, dat in de overeenkomst Frankrijk zeer bevoordeeld is, en maakt er grotelijks bezwaar tegen, dat in het investeringsfonds voor de Franse koloniën — een punt, waarover de onderhandelingen nog lopende moeten zijn — door Nederland, terwijl België daartoe niets zal hebben bij te dragen, niet minder dan ƒ 250 miUioen jaarlijks zou moeten worden gestort. Dewijl over deze aangelegenheid echter nog niet het volle Kcht is opgegaan, zullen wij het hierbij moeten laten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1957

De Banier | 8 Pagina's

Buitenlands

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1957

De Banier | 8 Pagina's