Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Eerwaarde Beer D. Dekker †

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Eerwaarde Beer D. Dekker †

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dezer dagen is deze, die tevens in leven voorganger van de Evangelisatie „Waarheid en Genade" te Epe was, de S.G.P. door de dood ontvallen.

Hij heeft in de S.G.P. een vooraanstaande plaats ingenomen. Hij was immers jaren achtereen de geachte voorzitter van de Provinciale Vereniging Gelderland der Staatkundig Gerefomieerde Partij, in welker vergaderingen de leiding in zijn handen berustte. Ook was hij door deze vereniging verscheidene malen als de lijstaanvoerder op de candidatenlijst der S.G.P. geplaatst en werd hij als zodanig tot lid van de Provinciale Staten van Gelderland gekozen, waarin hij met zijn mede-afgevaardigde een moeizame post bezette, dewijl hij daarin tegen de stroom had op te roeien. Bovendien was hij voorzitter van de Statenkring Apeldoom- Harderwijk der S.G.P. en heeft hij ook de S.G.P. in de gemeenteraad van Epe vertegenwoordigd.

Dit alles verdient te meer waardering, waar hij in de laatste jaren van zijn leven dit met een hoogst wankele gezondheid deed en in korte tijd na elkander twee malen een ernstige operatie onderging, welke hem echter niet het gewenste herstel van zijn zo geknakte gezondheid gaven.

Hadden wij eerder kennis genomen van het overlijden, dan zouden wij daar reeds in het nummer van 21 Februari van „De Banier" gewag van gemaakt hebben, doch het bericht daarvan bereikte ons te laat om dit in dat nummer nog te doen.

Wat wij toen reeds gaarne hadden willen doen, doen wij thans en dat onder zeer erkentelijke dank voor hetgeen hij voor de S.G.P. gedaan heeft. En dit is waarlijk niet gering, want hij heeft daarin mede aan de spits gestaan, getuige de belangrijke functies, welke hij in haar en voor haar als afgevaardigde in de Staten van Gelderland en in de gemeenteraad van Epe bekleed heeft.

Heeft dit overlijden een verHes in voor de S.G.P., nog veel meei- heeft het dit in voor zijn eenzaam achtergebleven vrouw, wie wij in dit voor haar zo zware verlies dan ook van harte de sterkte en de steun des Heeren in deze voor haar zo droeve dagen toewensen.

Reeds meermalen kwam tot ons het verzoek een verslag te geven van het gesprokene door onze Statenleden. Wij willen, voor zover de plaatsruimte dit toelaat, hieraan gaarne voldoen. Heeft het vorig jaar de heer van Rossum in de begrotingsrede het standpunt der S.G.F, vertolkt en zal D.V. Ds. Zandt volgens afspraak dit het volgende jaar doen, thans voerde namens de fractie de heer Vlasblom het woord.

Spreker begon met er op te wijzen, dat hij namens ons volk wenste te spreken, dat in overeenstemming is en moet zijn met onze landsgeboorte. In de vorige vergadering was hem het verwijt gedaan, dat hij steeds sprak van ons volk, tewijl dit in feite maar een kleine fractie daarvan was.

Aan de hand van een verkiezingsblad „Binding" der C.H.U. werd door hem daarop gewezen, dat ook daarin sprake is van ons voDc, en dat geheel ons volk zich moet onderwerpen aan Gods Woord. Welnu, daarbij sloot spreker zich aan, maar wenste dit dan ook ten uitvoer te zien gebracht in het college van Gedeputeerde Staten. Deze gedachte moet worden gerealiseerd en de S.G.P. wil die poging gaarne steunen om die gedachte nader uit te werken. Voorts werd door de beer Vlasblom betoogd, dat op dit standpunt velen in ons land hebben gestaan, wat met citaten werd aangetoond, dat met name — en dat gold voor de aanwezige A.R. en C.H. — Hoedemaker, Groen en Keuchenius een geheel ander geluid hebben doen horen.

Groen sprak van ons Nederlandse volk en hij protesteerde steeds, dat men ons volk een beginsel opdrong, dat met de oorsprong van Nederland in strijd was. Wij hebben altijd rekening gehouden met het historisch gewordene, met onze oorsprong, welke ligt in de Reformatie. Dat is het beginsel onzer kracht geweest. Wij zijn, zegt Groen, voortgekomen uit het Geneve van Calvijn.

Het is de Reformatie, die in haar onvoorwaardelijke onderwerping aan het Woord des Heeren daarin de kracht vond voor haar strijd.

Daaraan wil de S.G.P. medeweifcen. Evenals Groen stelde spreker er prijs op te verklaren, dat de S.G.P. een eigen beginsel beleed, en dat hij liever met weinig, desnoods alleen overbleef, dan een standpunt te verlaten, dat voor zijn partij, voor zijn beginsel onmisbaar was. Ook Hoedemaker was er van overtuigd, dat er naast de bestaande christelijke partijen plaats is voor een partij, welke het ongewijzigde artikel 86 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis handhaaft. Principieel stelde Hoedemaker aan de orde, op staatkundig gebied, dat heel ons volk, als een eenheid, zich boog voor het Woord des Heeren.

Niet zonder reden was er dus door de heer Vlasblom gesproken van „ons voUc", en derhalve moet een grondslag worden gelegd, welke niet gegrond is op de helft plus één, maar in de Heilige Schrift. Toen dit werd gehandhaafd, ging het ons volk goed. Daarom is dit de preliminaire kwestie, die altijd gelden blijft: handhaving van de oude Gereformeerde belijdenis. Zo lang wij het daarover niet eens zijn, gaan wij niet aan dezelfde tafel zitten.

Toch kan een kleine partij sterk zijn, omdat in kerk en school en maatschappij die beginselen bevattelijk zijn, die rust en vrede brengen in het hart en tot heil van ons volk. Maar dan moeten wij onverzwakt handhaven de beginselen, die daaraan ten grondslag liggen, welke gelden voor iedere overheid. Niet het standpunt huldigen, dat in onze dagen weer nader is belicht, dat de wet der Tien Geboden niet voor ons volk geldt, omdat wij niet uit Egypte uitgeleid zijn. Wat een sophisme, maar dan verdienen zij het woord van Ds. v. d. Kemp, dat zij worden gerangschikt bij de wetbestrijders, die ook zo spraken. Maar Ds. v. d. Kemp zegt, dat het dwaasheid is van hen om te besluiten, dat de wet van Mozes ons niet aangaat, daar het toch is die wet, die uit Gods Opperwezen, dat Hij de Jehova is, vloeit. Geciteerd wordt wat Dr. Kuyper en Dr. Bavinck te dien aanzien hebben neergeschreven, doch vastgesteld wordt, dat voor alle tijden en ook voor ons de Dekaloog geldt.

Het zou Gods eer te na komen, indien men nu stellen zou, dat God Zijn wil niet zo duidelijk had bekend gemaakt; dat zijn dienaresse in de zaken, die haar regarderen. Diens wil niet uit Zijn Woord en wet zou kunnen weten 2X)nder intermediair van de theoloog of de kerkelijke exegeet. Hiermede stellen wij ons tegen Rome en het standpunt der andere christelijke partijen.

De begroting spreekt van een reeks ingewikkelde verschijnselen, waarop nader een antwoord door ons zal worden gegeven. Richtlijnen zijn door Gedeputeerde Staten vastgesteld, welke geen grond aangeven, waarop een zuinig beleid en een gericht beleid mogelijk is. Met name worden die punten genoemd, die voor ons onaannemelijk zijn, die niet behoren tot de taak der overheid, zoals toneel, ballet, muziek, orkesten, cultuurverheerlijking, kampeerraad, openbare leeszalen, jeugdherbergen enz., allemasO, zaken, die ons volk niet zullen verheffen, doch het op doen gaan in de ijdele dingen van deze wereld.

De vraag is gesteld: Moeten onze mensen daarvoor hun zuurverdiende penningen opbrengen aan belastingen, om die op de dag des Heeren te zien doorgebracht? Is dit geen aanklacht tegen deze overheid? Heeft zij daarin geen roeping? Groter waarden zijn er in het menselijke leven, noodzakelijker dan al deze dingen. Wij moeten iedere aanraking met deze wereld, die in het boze ligt, vermijden om des beginsels wil. En dan zijn wij niet dopers, maar wel gereformeerd, dat bewijst onze aanwezigheid op deze plaats.

Heilloos wordt door de heer Vlasblom dit pad genoemd, om alles wat zich aanbiedt te gaan steunen, zonder te vragen of dit in het belang van de provincie is. Veelal zijn het onderwerpen en zaken, waarbij Gods dag is gemoeid, waarbij onze beginselen in het gedrang zijn. Daarom varen wij, ondanks de voorlichting door Gedeputeerde Staten in de mist en komen wij er nooit uit.

Spreker kwam nu tot het financiële van zijn betoog, waar de vorige onderwerpen bij betrokken waren. Aangetoond werd, dat de regering en de provincie te veel belasting heffen van haar onderdanen. Met cijfers werd aangetoond, dat ondanks er door de regering ƒ 400 millioen meer was ontvangen dan men berekend had, er nochtans een nadehg saldo viel te constateren van ƒ 750 millioen. Reeds in de laatste tien jaren is bewezen, dat per jaar meer dan een milliard gulden meer is ontvangen dan nodig is geweest. Belastingverlaging was nodig geweest over de gehele linie, doch daarvan wil men niet weten. Aan de belastingbetalers hadden deze tien milliard gulden terugbetaald moeten worden, maar dat doet men niet. Zuiver socialis­ tische poHtiek. Er is dus door de overheid meer belasting geïnd dan nodig was. Dat is fout.

Getekend werd hoe deze regering, eindelijk zittend, een zittend leven heeft en al deze dingen rustig doet blijven bestaan. En nu worden door minister Hofstra bezuinigingen in het leven geroepen, die de vitale belangen van ons voUc raken, terwijl de cultuurverheerlijking doorgaat, want daaraan mag niet worden getornd. Scherp werd de situatie van de rijksfinanciën getekend, waarbij die van de provincie zo nauw betrokken zijn, en uiteengezet, dat dit funest voor ons volk is en zal zijn. Nu moeten de lagere organen bezuinigen op last van een regering, die met het geld smeet en die nu, nu het spannen gaat, alarmerende berichten lanceert in het parlement, om dat murw te maken.

Maar dat wisten de S.G.P.-ers allang en zij hebben het ook gezegd, maar daar sloegen de andere partijen geen gehoor aan, want dat zou hun stemmen kosten. Spreker wijst er op, dat nu weer een belasting is voorgesteld, groot ƒ 110 müliosn, die weer gaat drukken op ons volk. Nieuwe eisen, nieuwe belastingen, en ons voDc, dat eenmaal opstond bij de tiende penning van Alva, zal ook dit, dat viermaal zo veel is, moeten slikken.

Dit alles werkt de sluipende inflatie in de hand, omdat er een neiging is om de bestedingen met de reeds beschikbare reële middelen te overtreffen. De waardevastheid van onze gulden is in het gedrang. Want een economische expansie, gebaseerd op inflatoire financiering, ondermijnt de gulden, veroorzaakt een crisis, die de inleiding is van een depressie. Dit is niet ter harte genomen toen door onze partijgenoten, ook op andere plaatsen daarop is gewezen. Daarop wezen ook mannen zoals Mr. Holtrop, president van de Nederlandse Bank, die het weten kan. Deze koers moest worden veroordeeld, doch dan ook een andere weg aangewezen, die leiden zou tot opheffing daaruit. Met inspanning van alle krachten bijtijds het roer omwenden, met grote soberheid zouden wij met Gods hulp er dan uit kunnen komen

Spreker wijst aan, dat men dit ook in dit college niet wil. Liever doorgaan totdat de bodem der kist zal worden gezien. En aan die belangen zal getornd moeten worden, die van veel groter invloed zijn. Moet het weer zó ver komen, dat tot bezuiniging van de salarissen van de ambtenaren moet worden overgegaan? Spreker wil met dit college eens aan één tafel gaan zitten en aanwijzen die posten, die geschrapt moeten worden, waarbij hij er zo een post van ƒ 200.000.— uithaalt. Maar als men daaraan komt, komt men aan een heilig huisje, waar niets af kan.

Er is gelukkig bij ons volk nog offervaardigheid, wat spreker met feiten en cijfers aantoont. Kijkt slechts naar buiten, daar staan de producten van liefdadigheid, niet op papier, maar in werkelijkheid. Vervolgens vvdjst spreker er op, dat wij in Nederland met ƒ 700.000.000.- boven onze stand leven. Dat is ƒ 70 per hoofd, een wanverhouding, die steeds groter wordt. Maar deze overheid is bezig zich te verrijken ten koste van de middenstand en de belastingbetalers.

De provincie zal zuinig moeten gaan leven, terwijl er nu wel een progressie valt te constateren van de uitgaven, die geen gelijke tred houdt met die der inkomsten. Bijtijds wende men toch het roer, geve terug wat te veel is geind en voere een voorzichtige, zuinige politiek. Wat baat ons een 'loonsverhoging, als tegelijk de prijzen omhoog gaan en het levensmiddelenpakket duurder wordt? Daar is geen enkele stand bij gebaat. Spreker wijst er op, dat de politiek van deze regering is, de middenstand en de kleine bedrijven dood te drukken, en daartegen wenst de S.G.P. op te komen, Zij toch zijn te veel afhankelijk van de prijzenstabiUsatie, zij mogen niet boven het maximum van hun prijzen gaan, tenzij de regering dit hun toestaat. Zij worden door deze poUtiek sterk ge. drukt.

Hiermede is de provincie niet gediend en is de maatschappij niet mede gediend, maar alleen het socialisme. Hiermede kwam spreker tot de gedachte, die door hem in de afdelingen reeds was gelanceerd, namelijk tot verlaging van de opcenten op de grondbelasting, bebouwd en onbebouwd. Daar deze tien jaren geleden onder druk van de regering van 50 tot 60 waren gebracht, deeo spreker het voorstel dit weer tot 50 terug te brengen. Hij wees daarbij op die provinciën, alwaar deze ook op 50 waren gesteld, en daar nu de provincie op haar begroting een overschot heeft vaa ƒ 2.140.490.- kunnen deze 8 of 9 ton er royaal af. Deze begroting kan dit zeei wel lijden. Met alle factoren is in deze begroting rekening gehouden, geen enkele tegenvaller kan zich voordoen, zodat deze belastingverlaging er door moet gaan. Dit is een recht, dat wij vragen, Ook te meer daar uit de nieuwe wegenfinanciering zoveel geld zal binnen komen, dat wij dat geld niet meer nodig hebben. Want hoe meer deze provincie aan geld heeft, hoe meer geld zij uitgeeft. Ten deze moeten wij haar kort houden. Billijk is het derhalve, dat tot verlaging wordt overgegaan.

Gewezen wordt thans op verschillende posten, die ieder jaar regelmatig een plaats vinden op de begroting, waartegen zeer terecht een woord van protest moet khnken. De opening van de bruggen op de dag des Heeren, uitsluitend voor de watersport, zoveel uren, maar dan toch geopend. Thans wordt die opening verricht door vrijwilligers, waartegen dezelfde bezwaren bestaan. Ged. Staten blijven voor die opening aansprakelijk, door wie dit ook geschiedt.

Bezwaren zijn ook geopperd tegen de manier, wie er nu aansprakeHjk is wanneer er een aanvaring plaats vindt. Proces-verbaal moet worden opgemaakt, de aangebrachte schade opgenomen, enz. Ged. Staten mogen dit bagatelliseren, doch het gaat om één zaak, namelijk: alle bruggen dicht op Zondag, de gehele dag.

Dat wij tegen de stroom des tijds ingaan, is spreker volkomen bekend. Dat zelfs weerstanden worden opgewekt, weet hij, doch dit kan en mag hem niet weerhouden het enige beginsel hier uiteen te zetten. Het gaat nu in het leven niet hierom of ik het mooi vind en goed, maar of het in overeenstemming is met Gods Woord en wet.

Spreker komt nu tot het slot van zijn betoog. Met verwondering heeft hij kennis genomen, dat Ged. Staten volgens hun antwoord onbekend zijn met de met name genoemde posten in de begroting en bezwaren, die daartegen bestaan. Zijn Ged. Staten dan geheel vreemdelingen? Is niet jaar op jaar door de S.G.P. duidelijk uiteengezet welke bezwaren wij hebben tegen de gevoerde politiek? Zijn de beginselen niet op zulk een vvdjze uiteengezet, dat men zelfs sprak van een Statengesprekcentrum, waarin de beginselen duidelijk en klaar zijn uiteengezet? De S.G.P. behoeft zich daarvoor niet te schamen, voor geen mens; doch dan doe men niet alsof men het nog niet weet. Spreker is voornemens daarop te gelegener tijd terug te komen en het college dan te tracteren op de ontviokkeHng van de beginselen, die de S.G.P. voorstaat Bij iedere begroting is gesproken door alle leden van onze fractie, ieder zien baserend op die beginselen, waarvoor de S.G.P. zich heeft ingesteld. Daarom is het voor spreker onbegrijpelijk, dat os college, dat al die jaren daar zit, nu zeot: wij weten de bezwaren tegen deze posten niet. Dit is niet anders dan een uitvlucht, doch die gaat niet op. Neen, }]et was ook geen humoreske, luimige vertelling, maar een cri de coeur, telkens weer. Daarom moet nu in een epiloog, nawoord, precieselijk worden uiteengezet welke bezwaren wij hebben. De Staten houden het maar tegoed, wij gaan dus nu op die vriendelijke uitnodiging niet in.

Kortelijk worden nu de bezwaren nog uiteengezet tegen muziek, toneel, opleidingscentrum. De Vonk, gesprekcentrum, Ned. Kampeerraad, allemaal onderwerpen, die te veel plaatsruimte zouden vragen.

Maar liever zag spreker van alle steun af, om tot groter krachtsinspanning te komen van de latente krachten in de maatschappij, opdat ons volk niet leunen zou op de arm der overheid, doch de middelen ruimer deed vloeien in eigen kring en uit eigen beurs. De overheid bepale zich tot haar roeping. Zij blijve Gods dienares, zoals Calvijn dit zo schoon heeft uiteengezet, en zij stelle zich tot taak Gods wet te handhaven.

Dan kan de overheid zo veel doen voor ons volk, dan kan zij een open oog hebben voor de noden van ons volk, en ieder een plaats vinden op eigen terrein. Dan zullen de ouders hrm roeping weer verstaan, de kinderen ten aanzien van de ouders, ook als zij oud geworden zijn, ook in ziekten, om te helpen. En dan is aan de provinciale overheid opgedragen te handhaven het protestants karakter van ons volk, en te zorgen dat dit bewaard blijft.

En wanneer dit gebeurt, dan zullen wij als S.G.P.-ers ons met dit beleid kunnen verenigen, dan kunnen onze beschouwingen korter zijn en kunnen wij onze steun aan dit college geven.

De verslaggever

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1957

De Banier | 8 Pagina's

De Eerwaarde Beer D. Dekker †

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1957

De Banier | 8 Pagina's