Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De regeringsnota betreffende bestedingsbeperkingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De regeringsnota betreffende bestedingsbeperkingen

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De reeds geruime tijd door het ministerie aangekondigde nota is Maandag 18 Februari dan bij de Staten-Generaal ingediend.

De nota, waar vrij algemeen in de pers over geklaagd wordt, is een niet gemakkelijk te lezsn stuk, niet helder en klaar, maar op bepaalde punten verward. Waarop velen gehoopt hadden, dat de regering in deze nota een ingrijpende bezuiniging op de hoge rijksuitgaven zou voorgesteld hebben, is echter niet geschied.

Er is toch op dit gebied terdege wel te bezuinigen. De rijksuitgaven zijn in vier jaar tijds op een enorme wijze gestegen. Van 1953 tot 1957 zijn de staatsuitgaven maar eens eventjes van ƒ 5616 millioen tot ƒ 7368 milhoen gestegen, dat is niet minder dan ruim 31 procent.

Doch hierop is in hoofdzaak niet bezuinigd. De particulieren en de bedrijven zullen in plaats daarvan hoofdzakelijk de lasten te dragen krijgen. In die vorm, dat consumentsprijzen en ook de belastingen verhoogd zullen worden. En dit op geen geringe wijze.

De melk zal in de loop van dit jaar tien cent per hter duurder worden. De prijs van het brood zal 0, 4 cent per brood, en suiker 3.5 cent per kilogram duurder worden; verhogingen, welke de regering echter niet vóór October van dit jaar invoeren wil.

Tabaksartikelen zullen eveneens in prijs veAoogd worden, waardoor de belastingopbrengst niet weinig zal stijgen.

Het tussentarief van de omzetbelasting (waarbij het gedistilleerd, dat al zo veel zwaarder belast is, uitgezonderd blijft) zal van 8 tot 10 procent stijgen. Ook het weeldetarief zal (uitgezonderd voor auto's en motorrijwielen) van 15 tot 18 procent verhoogd worden.

Eveneens zal de omzetbelasting op autobanden van 5 tot 15 procent de lucht ingaan, terwijl op radiotoestellen, televisietoestellen en bier 10 procent geheven zal worden.

Door de huurverhoging per 1 Juli a.s. zal de personele belasting ook al stijgen met bedragen, welke variëren tussen ƒ 11.13 en ƒ 3.39 per jaar. Verder zal het tarief van de vennootschapsbelasting van 40-43 % tot 44-47 % worden verhoogd, derhalve met 3 procent.

Hierbij dient de aandacht er op gevestigd te worden, dat de regering de zo hoog geklommen rijksuitgaven wil besnoeien door op verschillende begrotingsposten te bezuinigen, onder meer door afschaffing consumentensubsidie op suiker en melk, en tariefsverhoging bij de Posterijen, Telegrafie en Telefonie, en dit 'met een totaal van ƒ 197 millioen. Hiervan bedraagt de totale investeringsbeperking via de Rijksbegroting ƒ 67 millioen. Bovendien wil de regering de uitgaven van de gemeenten met ƒ 100 millioen beperkt zien. Voorts denkt zij een bedrag van ƒ 75 millioen te besparen door een versdhuiving van niet urgente gemeentefinancieringen naar een later tijdstip, en ƒ 25 millioen te besparen door het niet verhogen van de uitkeringen uit het gemeentefonds. Ondanks deze bezuinigingen blijft nochtans het tekort op de begroting voor 1957 vrijwel even groot. Dit heeft zijn oorzaak daarin, dat de regering een aantal beleidsmaatregelen noodzakelijk acht, welke onvermijdelijk nieuwe uitgaven meebrengen. Deze betreffen onder andere uitgaven voor de hulp aan onderontwikkelde gebieden en vluchtelingen, de uitkering van Japans smartegeld en tegemoetkomingen aan oorlogsslachtoffers uit het voormalige Nederlands-Indië. Deze uitgaven mogen voor een deel of geheel inderdaad noodzakelijk zijn, maar met dat al zal het tekort op de gehele dienst van de begroting slechts dalen van ƒ 786 millioen tot ƒ 759 millioen, waarbij de regering niet aangeeft hoe zij dit tekort wil dekken.

Wat in de Kamer wel geen bezwaren zal ontmoeten, is, dat de lonen van de landarbeiders met vijf procent zullen worden verhoogd, en ook allicht niet, dat de landbouw te hulp zal worden gekomen met een bijdrage van ƒ 200 millioen. De boeren is daarbij door de regering een hogere en betere beloning voor hun arbeid toegezegd. De kosten daarvan bedragen ƒ 125 millioen. Deze beloning zal ieder jaar worden herzien aan de hand van de ontwikkeling van de algemene loonindex. Voor de prijstvaststelling van de oogst van 1957 gaat de regering uit van de volgende bijdragen voor beloning van de boer: gemengd bedrijf ƒ 6400.-, weidebedrijf ƒ 7200.-, akkerbouwbedrijf ƒ 8200.—.

De thans aangekondigde oplossing van het landbouwvraagstuk is in die nota al heel bijzonder kort toegelicht. De regering aoht hiermede te kunnen volstaan, omdat zij toezegt een uitvoeriger uiteenzetting te zullen geven in de eerstdaags verschijnende Memorie van Toelichting aan de Tweede Kamer over de nog te behandelen begroting van Landbouw voor 1957. De in de nota gegeven beknopte toelichting doet tal van vragen rijzen, welke allicht bij de behandeling van de nota in de Kamer gesteld zullen worden. Het is, indien dit het geval is. te duchten, dat de regering dan wel zal verwijzen naar de nog komende behandeling van de begroting van Landbouw. Wij zijn van oordeel, dat het veel beter geweest zou zijn, dat de regering eerst een klare uiteenzetting gegeven zou hebben in haar nota ten aanzien van haar landbouwpolitiek in verband met het geheel van de bestedingsbeperking. Zoals de Kamer daarover door de regering is ingeliclit, vormt het een zeer ernstig bezwaar voor een deugdelijke bespreking. Ook al is het een groot bezwaar, dat de ƒ 50 millioen door een wijziging in de grondslagen van kostprijsberekingen niet direct aan hen worden uitgekeerd. Dit levert hun geen direct voordeel, want het bedrag wordt geblokkeerd door inschrijving op een grootboek. Deze gelden zullen in geen geval vóór 1959 aan de boeren worden uitbetaald. De voorwaarden voor een deblokkering (de uitbetaling der gelden) zullen door de regering nader worden vastgesteld. Ook op dit punt blijft er derhalve een grote onzekerheid bestaan; alleen is het hienbij zeker, dat de regering zichzelf bevoordeelt, doordat zij in zekere zin leer uit andermans riem snijdt door zich op een wijze, welke onze goedkeuring niet kan wegdragen, van voor haar goedkoop geld te voorzien.

Bij het laatst genoemde bezwaar komt nog, dat, zoals in de nota der regering is aangekondigd, de belastingen, welke reeds zo hoog en drukkend zijn, verzwaard zullen worden. Ten aanzien van particulieren zowel als van het bedrijfsleven zal het systeem van „Sijmen betaal" worden toegepast. Geen wonder, dat daartegen zowel van particuliere zijde, alsook uit de hoek van het bedrijfsleven ernstige bezwaren worden ingebracht. Van de directie van de Holland- Amertka-Lijn is er al scherpe kritiek op de nota der regering in zake de verzwaring der belasting uitgeoefend. Zij heeft daaromtrent verklaard: De steeds vocvtschrijdende ontwaarding van de gulden, gepaard gaande aan schier eindeloze kostenverhogingen, heeft op een bedrijf als • de H.A.L. een zeer nadelige invloed. Terwijl bij de Oosterburen, met wie wij hebben te concurreren, de lasten eerder worden verlaagd dan verhoogd, meent men hier te lande niet beter te kunnen doen dan zich te beraden over de wijze, waarop nieuwe lasten kunnen worden opgelegd.

Het feit, dat de Nederlandse bevolking en het Nederlandse ibedrijfsleven wel het zwaarst in geheel Europa worden belast, wordt verdoezeld. Dat wij uiteindelijk hiervan de wrange vruchten zullen plukken, staat wel vast.

Voorts wordt door de directie in haar jaarverslag nog opgemerkt: Sedert de laatste wereldoorlog is ons land voor zijn bestaan meer dan ooit aangewezen op zijn dienstverlening en export. Willen wij de internationale concurrentie het hoofd kunnen blijven bieden, dan hebben wij een vastere lijn in het overheidsbeleid nodig, waaronder ons dit op langere termijn economisch en fiscaal niet onmogelijk wordt gemaakt.

Verder is een ander bezwaar tegen de in de nota voorgestelde maatregelen der regering, dat het reeds zo dure leven nog al duurder gemaakt zal worden, zodat dit voor velen, die geringe inkomsten hebben, nog zo veel moeilijker en benarder zal worden. Wordt het indexcijfer voor het levensonderhoud in 1949 op 100 procent gesteld, dan komt het indexcijfer, volgens de door de regering gedane schatting, als dit op het einde van 1957 met 6, 8 % verhoogd zal zijn, op ruim 140 procent ten opzichte van 1949, wat niemand een geringe verhoging zal kunnen noemen, maar veeleer en dat met alle recht een grote genoemd kan worden, welke füet na zal laten tal van Ne­ derlanders zwaar betreffende hun levensonderhoud te treffen. Ten deze merkt het bestuur van het N.V.V. op, dat mede door de reeds ingegane prijsverhogingen een veel sterkere stijging van de kosten van het levensonderhoud tengevolge van de regeringsmaatregelen moet worden gevreesd. En wij zijn van oordeel, dat de vrees van dit bestuur volkomen gerechtvaardigd is. Mede door de in de nota aangekondigde regeringsmaatregelen staat bovendien nog te wachten, dat de gulden nog meer van zijn waarde zal verliezen. In een artikel van het „Algemeen Handelsblad" van Maandag 18 Februari j.L, getiteld „Geleide beperking", wordt onder meer ten aanzien van de nota gezegd: „De nota, die men juister inflatienota zou kunnen noemen".

En in deze is het wel heel merkwaardig, dat door onderscheidene ministers namens de regering bij herhaling is gezegd, dat het hoofddoel van het regeringsbeleid is om inflatie te voorkomen en om de waarde van onze munt op het bestaande peil te houden en te handhaven, en dat minister Zijlstra meer dan eens verklaard heeft, dat het doel van zijn ministerieel beleid is om de verhoging der prijzen tegen te gaan en tot een prijsstabilisatie te komen, terwijl met de aangekondigde regeringsmaatregelen noch het één, noch het ander bereikt wordt, maar juist het tegendeel er van zal komen.

Zoals het dan ook ten opzichte van de in de nota aangekondigde regeringsmaatregelen staat, verwachten wij niet, dat deze de gewenste uitkomst zullen brengen in de hoogst onbevredigende toestand, zoals de regering de huidige toestand zelf noemt. In de nota staat toch te lezen „Het jaar 1956 heeft wel een zeer duidelijke verslechtering van de situatie te zien gegeven. De situatie, zoals deze thans is gegroeid, moet hoogst onbevredigend worden genoemd, vooral ook omdat geen wezenlijke vefbetering valt te verwachten, zonder ingrijpende maatregelen op korte termijn".

In haar samenvatting aan het einde van de nota, welke de ondertekening van al de ministers draagt, geeft de regering als haar oordeel, dat „ wat de begrotingspositie betreft, 1957 nog een moeilijk jaar zal blijven", doch daaraan wordt zeer positief toegevoegd: „er mag dan ook op gerekend worden, dat de situatie in 1958 aanmerkelijk zal zijn gesaneerd". Deze zo positieve regeringsverklaring kan bij ons om verschillende redenen geen instemming vinden; ook al omdat daarbij in het geheel geen rekening is gehouden met het feit, dat niet enig mens, maar God de Heere alle dingen bestuurt en Hij in een jaar zodanige veranderingen kan werken, dat daardoor alle plannen en berekeningen geheel in duigen vallen, maar ook anderszins, naar ons oordeel, zijn de aangekondigde regeringsmaatregelen niet bij machte om in de hoogst onbevredigende toestand de redding te brengen.

De zo hoge staatsuitgaven, waar'op onder meer ook door de S.G.P.-Kamerleden sedert ettelijke jaren is aangedrongen, zijn niet naar behoren besnoeid. De regering zelf wil van de hoge boom blijven leven. Op de door haar verleende subsidies, welke hele bedragen bevatten en tot aan het dansen en de danskunst toe worden gegeven, wil zij geen korting toegepast zien. Een wezenlijke be2niiniging op de hoge staatsuitgaven biedt de nota ons niet. Al is er destijds door de minister van Financiën verklaard, dat het advies van de Sociaal-Economische Raad een te rooskleurige beschouwing van de précaire toestand van 's lands financiën gaf, nochtans gaat de regering niet verder tot ingrijpende bezuinigingen over. En dit niet ofschoon het betalingstekort over ie; afgelopen jaar op ƒ 100 millioen werd geraamd, terwijl het in werkelijkheid ƒ 600 millioen zal 'bedragen. Als reden daarvan geeft de regering in haar nota op, dat zij daarbij in de eerste plaats heeft overwogen, dat al te rigoureus ingrijpende maatregelen tot ongewenste schokken kunnen leiden en dat het daarom de voorkeur verdient bij de uitvoering van het saneringsprogram enige voorzichtigheid te betrachten. Deze voot. zichtigïieid, welke de S.G.P.-Kamerleden al jaren steeds hebben bepleit, had naar ons gevoelen al jaren eerder moe. ten zijn betracht, want de maatregelen, welke de regerig voorstelt te nemen, komen wel op een zeer ongelegen tijd. Zij zullen niet nalaten sommige industrieëj min of meer zwaar te treffen. Reeds zag het bedrijf van „Schokbeton" zich ge-, noodzaakt, omdat op de aanleg van wegen en straten besnoeid zal worden, een deel van zijn arbeiders te ontslaan, et het is te verwachten, dat er nog wel meer bedrijven door de regeringsmaatregelen getroffen zullen worden. De voorzichtigheid had de regering er toe moeten leiden om haar staatsuitgaven nimmer tot zulk een onverantwoordelijke hoogte op te voeren als zij gedaan heeft. Dat verleden wreekt zich heden. En nog wordt er op de staatsuitgaven naar behoren niet gekort, maar de regering wentelt de lasten op de ruggen van de belastingbetalers en consumenten af. Dit komt al heel duidelijk uit onder meer bij de bedragen, welke zij ten behoeve van de landbouw — waartegen wij op zichzelf geen bezwaar hebben — bestemd wil hebben.

Deze bedragen ƒ 300 millioen. Bij ƒ 200 millioen, welke thans door haar voorgesteld worden, dient toch nog een bedrag van ƒ 100 millioen gedekt te worden als gevolg van de stijging van de kostprijs over het afgelopen jaar.

En hoe wil de regering nu aan dit bedra; komen? Hoe wil zij dit bedrag dekken? Voor een zeer groot deel uit de beurzen van de consumenten. Zij stelt toch voor, dat voor dit bedrag via prijsverhogingen door de consumenten (gebruikers) niet minder dan ƒ 95 millioen moet worden opgebracht, waarbij dan nog komt consumentensubsidies op melk en suikei worden afgeschaft — een bedrag van ƒ 75 millioen, dat ook door de eon»menten zal moeten worden opgebracht. Zo belast dan de regering de consumenten met een bedrag van ƒ 170 millioHi door prijsstijgingen van versdiillenè producten.

ÖolTwordt uit de kringen van de gemeentebestuurders er bitter over geklaagd, dat de gemeenten een zo onevenredig groot aandeel in de bestedingsbeperkingen moeten leveren, alsmede het tijdstip waarop dit gedaan moii worden, voor de gemeenten zo ongunstij is. l

In heel deze affaire heeft de regering A grootste lasten van zioh afgewenteld«« op de ruggen van anderen gelegd, geen in brede kringen in de pers en oi ons volk niet weinig ontstemming verwekt heeft, terwijl het een open vt is, of, zoals de regering voorgeeft, financiën van ons land hiermede gesaneerd zullen worden. n • a ' « a "

Hierbij zullen we de bespreking v* deze voor het maatschappelijk leven va« ons volk zo gewichtige aangelegenheii laten, daar wij er allicht nog nader of terug zullen komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 1957

De Banier | 8 Pagina's

De regeringsnota betreffende bestedingsbeperkingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 1957

De Banier | 8 Pagina's