Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlands OVERZICHT

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Aanmerkt, gij onvernuftigen onder het volk! en gij dwazen, wanneer zult gij verstandig worden? Zou Hij, Die het oor plant, niet horen? Zou Hij, Die het oog formeert, niet aanschouwen? Zou Hij, Die de heidenen tuchtigt, niet straffen. Hij, Die de mens wetenschap leert? De Heere weet de gedachten, des mensen, dat zij ijdelheid zijn" — zo lezen wij in Psalm 94. Onder de onvernuftigen en dwazen hebben alle natuurlijke mensen zich te rekenen. Doch wie hunner rekent zich daaronder? Wie heeft zich door Goddelijk onderwijs als een onvernuftige en dwaas leren kennen? Wie hunner heeft bevonden, dat zijn gedachten ijdelheid zijn? Wie hunner leeft met de geheiligde kennis, dat Hij, Die het oor plant, hoort, en dat Hij, Die het oog formeert, aanschouwt? Wie is er onder hen, die met de apostel Paulus al roemende onwijs is geworden? Degenen, die alzo geleefd hebben, zijn al de eeuwen door door de wereld als dwazen beschouwd en ook heden ten dage gaat er geen ander oordeel over hen. Sedert toch de mens van God afviel, zien wij de menselijke wijsheid gehuldigd en ijverig betracht, en worden degenen, die aan hun eigen wijsheid hebben mogen sterven, niet alleen als vreemdsoortige lieden, maar, om een Paulinische uitdrukking te bezigen, als aller afschrapsel geacht. Doch wat heeft de algemeen gevolgde en bewonderde menselijke wijsheid anders gebracht dan de ene ellende na de andere ellende? Wie zal kunnen tellen de oorlogen, welke er op aarde gevoerd zijn, de verwoestingen, welke daardoor zijn aangericht, al het bloed, dat de aarde daardoor heeft ingedronken, al het onheil, dat daardoor gesticht is? En de oorzaak van al die ellende is im­

mer daarin gelegen, dat de mens naar Hem, Die het oor geplant heeft, niet gehoord heeft, en naar Hem, Die het oog geformeerd heeft, niet heeft opgezien, en naar Hem, Die honing uit de rotssteen kan doen vloeien, niet gevraagd heeft. Doch ook is het hierbij altijd gebleken, dat de gedachten der mensen ijdelheid zijn! Al hun raadslagen om de oorlog uit de wereld te bannen, zijn immers verijdeld geworden. Al hun pogingen daartoe zijn op niets uitgelopen. En ofschoon de wijzen en machtigen der aarde dit op allerlei wijze en in allerlei vorm geprobeerd hebben, zijn hun gedachten vanwege de hovaardij hunner harten verijdeld. Verijdeld door Hem, Die Zich niet laat bespotten; door Hem, Wiens Woord nog geldt: „Ken Mij in al uw wegen, en Ik zal uw paden recht maken". Twee wereldoorlogen hebben wij beleefd. Doch wie is in deze smeltkroes der ellende gelouterd? Wie is er wijzer uit te voorschijn gekomen? Let men op de gedragingen der mensen, dan is het als weleer in Farao's dagen na de slagen: „Wie is de Heere, dat wij Hem zouden vrezen? " Let men op die van de regeerders der volken, dan is het nog dezelfde heilloze stuurman, hun menselijk inzicht, die het schip van de staat en van de wereld bestuurt, met het gevolg, dat het schip als weleer ook nu weer op de klippen gestoten is en schipbreuk geleden heeft. Men sla maar eens aandachtig gade wat er in het Midden-Oosten gebeiud is en nog gebeurt. Alle hens zijn daarbij aan dek gebracht om de schipbreuk te verhinderen. De Veihgheidsraad, de Algemene Vergadering van de Organisatie der Verenigde Naties, het ene overleg na het andere heeft er plaats gevonden, en wat is er ook al gereisd van het Oosten naar het Westen, en dan weer van het Westen naar het Oosten. Met dat al is de toestand in het Midden- Oosten zo, dat de Israëlische ministerpresident Ben Goerion in een brief aan United Press verklaard heeft, dat hij verwacht, dat binnen enkele jaren, zo niet eerder, een nieuwe oorlog tussen de Arabische landen en Israël zal uitbreken. De vrees voor het ophouden van de wapenleveranties aan Israël, wanneer sancties daartegen zouden uitgevoerd zijn, heeft volgens hem er de doorslag aan gegeven, dat de Israëlische troepen van het Egyptische grondgebied zijn teruggetrokken. Met het oog op de te verwachten oorlog achtte zijn regering, alzo wordt in de brief uiteengezet, het haar voornaamste taak er zorg voor te dragen, dat een gestage stroom van wapens zijn land bereikt. Zodat er met alle grond te constateren is, dat de toestand, welke in het Midden-Oosten heerst, die van een gewapende vrede is, waartoe stellig ook de verklaringen van de regeringen van de Arabische landen aanleiding geven, waarbij toch door hen bij herhaling verzekerd is, dat zij niet eerder zouden rusten, alvorens de staat Israël van de kaart verdwenen was.

De staat van gewapende vrede blijkt ook hieruit, dat nadat het burgerlijk bestuur in Gaza door Egypte in handen genomen is, de Deense en Noorse contingenten van het politieleger van de Organisatie der Verenigde Naties posten aan de noordgrens van deze landstrook hebben ingenomen, met de nadrukkelijke opdracht, dat zij elke beweging over de demarcatielijn van alle daartoe niet gemachtigde personen hebben te verhinderen, zo nodig door op personen, die, daartoe niet gemachtigd, proberen de grens te overschrijden, te schieten. Nu heeft de Israëlische minister van buitenlandse zaken, mevrouw Meir, bij haar vertrek uit Amerika wel verklaard, dat zij gelooft, dat er betreffende de doeleinden overeenstemming bestaat tussen de regering van Amerika en de hare, zowel aangaande de doorvaart door het Suezkanaal en de Golf van Akaba, als aangaande de verantwoordelijkheid van de Organisatie der Verenigde Naties in de strook van Gaza, doch daarmede is de kwestie nog allerminst opgelost.

Er bestaan toch altijd nog tussen Israël en Egypte geschilpunten, onder meer betreffende de tolgelden voor de doorvaart in het Suezkanaal. De Egyptische regering heeft daaromtrent voorwaarden gesteld, weDce noch bij de Israëlische, noch bij de Engelse, noch bij de Amerikaanse in goede aarde zijn gevallen. De Engelse Tegering heeft dienaangaande verklaard, dat zij bereid is de zes punten te aanvaarden, zoals deze in de Veiligheidsraad in de herfst van 1956 voor het Suezkanaal zijn vastgesteld, welke nog al heel wat afwijken van de zes punten, welke dezer dagen voor heropening van de vaart in dat kanaal door de Egyptische regering werden aangekondigd, dewijl daarin, in tegenstelling met de zes grondslagen, welke de Veiligheidsraad gesteld heeft, de opbrengst van de tolgelden geheel en al voor Egypte werd opgeëist, terwijl bij de voorgestelde regeling van de Veiligheidsraad de opbrengst van de tolgelden slechts voor 50 procent van de kanaalgelden aan Egypte werd toegekend, een regeling, welke onder meer de instemming van de regeringen van Amerika, Frankrijk en Engeland heeft. Ter regeling van deze aangelegenheid heeft de secretaris-generaal van de Organisatie der Verenigde Naties, Hammarskjoeld, zich naar Egypte, waar hij een onderhoud gehad heeft met de Egyptische regering. Over het verloop van dit onderhoud is echter nog niets nader bekend. Afwachten blijft hier dus de boodschap.

Wel is bekend, dat de commissie van buitenlandse zaken van de Franse Twee­

de Kamer een wetsontwerp heeft goedgekeurd, waarin de naasting van de Suezkanaalmaatschappij door de Egyptische regering onwettig wordt verklaard.

Nu heeft de Egyptische regering, op het eerste oog bezien, aangaande de regeling van de tolgelden in het Suezkanaal wel enige inschikkehjkheid betoond. Zij heeft namelijk verklaard, zoals zij oorspronkelijk had vastgesteld, dat de tolgelden niet meer alleen ten bate van Egypte geind zouden worden, maar dat een deel er van op een gezamenlijke rekening van Egypte en de Organisatie van de Verenigde Naties zou worden gestort, waarvan de nadere bestemming in gezamenlijk overleg door deze beide partijen zou bepaald worden, doch zó, dat zowel Egypte als de genoemde Organisatie daaraan haar goedkeuring heeft te hechten, alsook dat Egypte zich alle recht voorbehoudt, dat zonder haar goedkeuring er geen enkel besluit te dezer zake rechtsgeldigheid zou hebben.

Aanvankelijk was de Westerse pers nogal ingenomen met dit Egyptische voorstel. Doch bij nadere beschouwing bleek er een adder onder het gras te schuilen. De Amerikaanse regering kon er onmogelijk mee accoord gaan. Deze had zich verplicht om de verschuldigde tolgelden van de schepen, welke onder Amerikaanse vlag varen, te storten op de rekening van de Vereniging van de Kanaalgebruikers. Het Egyptische voorstel had voor de Amerikaanse regering derhalve grote bezwaren in. Het plaatste haar voor de keuze óf het Sue2ikanaal niet te gebruiken, óf dubbele tol te betalen, óf haar woord tegenover de overige Westerse zeevarende naties te breken. Of dit er aanleiding toe gegeven heeft, dat er op het ogenblik een aanmerkelijke wijziging in de houding van de Amerikaanse regering ten gunste van de Westerse mogendheden is gekomen, valt moeilijk uit te maken, maar voor zover wij op de laatste berichten kunnen afgaan, is deze ingetreden. Daarvan legt de op Bermuda getroffen overeenkomst tussen president Eisenhower en de Engelse minister-president MacMiUan een getuigenis af. Zoals reeds lang bekend was, zouden president Eisenhower en de Engelse minister-president MacMiUan op Bermuda samenkomen om daar gezamenlijk te beraadslagen over de door hen te volgen politiek.

Deze bijeenkomst heeft nu plaats gevonden. Zij zijn daarop besloten geen oude koeien uit de sloot te halen, maar om ten aanzien van hun te voeren regeringsbeleid tot overeenstemming te komen. En deze is bereikt. Wij kunnen met vrij grote zekerheid aaimemen, dat niet alleen de houding van de Egyptische regering ten opzichte van het Suezkanaal, maar ook heel haar gedragswijze daartoe geleid heeft. Want de overeenkomst houdt een gevoelige slag voor de regering van president Nasser in, dewijl deze zich immer als een grote vijand van het Bagdadpact heeft doen kennen. De overeenkomst nu houdt juist een geweldige versterking van dat pact in. Er is nu tussen Eisenhower en MacMüIan overeengekomen, dat de nodige stappen genomen zullen worden om onmiddelhjk een vergadering van de raad van het Bagdadpact bijeen te roepen, met het doel de toetreding van Amerika als lid van de militaire commissie van het pact te bespoedigen. De Amerikaanse toestemming om tot deze commissie toe te treden, welke dezer dagen bekend gemaakt werd, is het directe resultaat van de voorstellen, welke de Engelse regering langs diplomatieke weg aan de Amerikaanse had doen toekomen.

Het belangrijkste doel van het Bagdad­

pact is het Midden-Oosten tegen Rusland te verdedigen, en aangezien president Nasser nauwe betrekkingen met de Riissische regering onderhoudt, is het toetreden tot de mihtaire commissie een directe waarschuwing voor hem om zijn politiek te veranderen — zo verklaarde een vooraanstaande Amerikaanse expert. Er zijn bovendien nog andere waarschuwingen onderweg. Er zijn besprekingen tussen Eisenhower en MacMiUan gevoerd over zwaardere economische druk op de Egyptische regering. Wat het regeringsbeleid van president Nasser betreft, is de Amerikaanse regering nu volkomen wakker en op haar hoede. Amerika was reeds lid van de commissie tegen subversieve activiteiten en de economische commissie van het Bagdadpact. Door toe te treden tot de müitaire oommissie is het nu, behalve in naam, bijna volledi-g lid van het pact — zo voegde de expert aan zijn eerste opmerking toe.

Hierbij dient wel in acht genomen te worden, dat volgens de verklaring van de Amerikaanse onderminister van buitenlandse zaken de toetreding van Amerika tot de militaire commissie van het Bagdad-pact niet betekent, dat Amerika volledig lid van dit pact wordt. Het volledige lidmaatschap brengt wederzijdse steun tegen elke aanval met zich, terwijl de Eisenhowerleer slechts steun in geval van een communistische aanval toestaat. Dit heeft echter niet belet, dat president Eisenhower en MacMiUan overeengekomen zijn een gezamenlijke politiek tegenover Egypte te voeren, waarbij de vrije vaart door het Suezkanaal en de Golf van Akaba gegarandeerd zal worden, terwijl bovendien overeengekomen werd — wat stellig niet van belang ontbloot is — dat de Amerikaanse en de Engelse regeringen voortaan dagelijks contact zullen onderhouden.

Bovendien heeft president EiseóLower toegezegd, dat door zijn regering aan Engeland aUe geleide atoomprojeotielen en de technische kennis te leveren, welke Engeland voor zijn verdediging behoeft en waardoor het bovendien in staat gesteld zal worden om bij een eventuele tegenaanval diep in Rusland door te dringen, hetgeen de Engelse regering de gelegenheid biedt om op haar bewapening ingrijpend te bezuinigen. Hierbij is tevens overeengekomen, dat Engeland zich bereid verklaard heeft, dat het op beperkte schaal internationale waarneming en controle op zijn kernwa­

pens zal toestaan, onder voorwaarde, ook de Russische regering daartoe reid is, wat reeds is medegedeeld aan Russische afgevaardigde bij de ontwaJ ningsbesprekingen te Londen. Voorts is door president Eisenhower Ü loofd, dat de Amerikaanse luchtmacht de zesde Amerikaanse vloot in de Mj dellandse Zee alle steun zuUen verlejj aan de Turkse, Iraakse, Perzische kistaanse en Britse troepen, die het ^[i^ den-Oosten tegen een eventuele coniJ nistische aanval verdedigen. Hierbij komt nog, dat de Amerikai minister Dulles aan de secretaris-g raal van de Organisatie der Verenigi Naties, die op het ogenblik met Nas besprekingen voert, bericht heeft, dat troepen van deze Organisatie in het bied van Gaza en langs de Golf van Als ba moeten blijven.

Een karakteristiek van het onderhi tussen Eisenhower en MacMiUan te Be muda gevende, zeide hij: Ik ben ovaj tuigd, dat er tussen de Engelse en Amerikaanse regering weinig verschil mening meer bestaat over Nasser. In gelijke geest heeft ook MacMillj zich uitgelaten op een persconferenl waarop hij nog een nadere toehchl gaf over de op Bermuda tot stand men overeenkomst, onder meer veri rende, dat de Amerikaanse en de Engel regering hun gezamenlijke poUtiek voa] het Midden-Oosten zowel op korte al| op lange termijn hebben vastgesteld Dat er inderdaad een wijziging in Amerikaanse regeringsbeleid heeft pi gevonden, daarop wijst ook het feit, dï| er een oliepijpleiding van Irak en IK via Turkije naar de Middellandse zal worden aangelegd. De grote petio leummaatschappijen zullen deze hekostt| gen, maar zij verkrijgen daarbij de tieke en ook eventueel de militaire steii| van Amerika en Engeland.

Deze pijpleiding haalt een geduclt streep door de rekening van de Egyptt] sche en de Syrische regeringen. Echter dient voor de toekomst afgewadj te worden of de Amerikaanse regeiiii! ook de les geleerd heeft, dat een geschi den optreden van de Westerse m heden in het Midden-Oosten hun niel dan schade berokkent, en dat het vi hen van het grootste belang is, dat al ook in het Midden-Oosten een gezameii lijk regeringsbeleid voeren, waardoor i Sovjet-Unie en Egypte niet met de vmi zullen kunnen gaan strijken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 1957

De Banier | 8 Pagina's

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 1957

De Banier | 8 Pagina's