Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De begrafenis van wijlen de heer Joannes de Kok

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De begrafenis van wijlen de heer Joannes de Kok

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zaterdag 25 Mei 1.1. werd het stoffelijk overschot van wijlen de heer J. de Kok, die vanaf 5 Aug. 1919 tot 1957 zitting had in het Hoofdbestuur der S.G.P., aan de schoot der aarde toevertrouwd. Vooraf had in het kerkgebouw der Gereformeerde Gemeente te Middelburg, welke gemeente de overledene ongeveer 25 jaar als ouderling heeft mogen dienen, een rouwdienst plaats.

Te 11 uur werd deze dienst, vraarvoor grote belangstelling bestond en bijgewoond werd door verscheidene predikanten en ambtsdragers, ook uit andere plaatsen van Zeeland en daarbuiten, alsmede door de hoofdbestuursleden Ds. Zandt, Ir. van Dis en de heer D. Kodde, door Ds. L. Rijksen van Rotterdam-W. geopend met het laten zingen van Psahn 102 : 11 en 16, waarna door hem gelezen werd 2 Gorinthe 5 : 1—10 en werd voorgegaan in gebed.

Ds. Rijksen richtte zich vervolgens allereerst tot de familie, die door het heengaan van hun man, vader en grootvader zulk een smartelijk verlies geleden heeft. Dit heengaan is echter niet alleen voor de familie een groot verlies, aldus Ds; Rijksen, maar ook voor de kerk en voor de scholen, die hij met de gaven, door de Heere liem verleend, zo vele jaren in alle eenvoudigheid en nederigheid heeft mogen dienen.

Ds. Rijksen wees er voorts op, dat dit alles niet naar voren gebracht werd om de mens te verheerlijken, maar om hetgeen de Heere in de heer de Kok geschonken had, Hem te erkennen en Hem alleen daarvan de eer te geven.

Ds. Rijksen bepaalde vervolgens zijn gehoor bij 2 Tim. 4 : 7 en 8, waarin Paulus betuigt: „De heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, weïïce mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben".

EDc mens, aldus Ds. Rijksen, heeft een strijd te strijden, maar daar is een groot onderscheid tussen strijd en strijd. Paulus mocht de goede strijd strijden, de strijd tegen de driehoofdige vijand: de duivel, de wereld en het eigen vlees. Een strijd, die met overwinning be­ kroond wordt, omdat Christus aan Gods recht heeft voldaan en alle vijanden overwonnen heeft. Het is slechts door genade, dat deze strijd tot een goed einde kan worden gebracht. In eigen kracht is zulks onmogelijk. Waar echter de Heere dat werk der genade begonnen is, daar zal Hij het ook voleindigen, want Hij laat nooit varen de werken Zijner handen. Al het volk, dat in de tijd door Hem is opgezocht — en "wij mogen geloven, dat de overledene dit ten deel gevallen is — zal Hij met de kroon der rechtvaardigheid begiftigen, daar deze niet alleen voor Paulus was, maar, zoals Gods Woord zegt, voor allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad. Dat volk zal nimmer iets aan zichzelf toeschrijven, maar alles alleen aan Hem, aangaande Wie de psahndichter zegt: „Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen".

Na voorts nog enige woorden tol de familie en alle aanwezigen te hebben gericht, daarbij de wens uitsprekend, dat de Heere Zich aan de zielen mocht verheerlijken, en er op wijzend, dat Gods volk de overledene eens hierboven zal mogen wederzien, verzocht Ds. Rijksen te willen zingen Psalm 89 : 7, waarna Ds. Zandt als voorzitter der S.G.P. het woord verkreeg.

Ds. Zandt begon met er de nadruk op te leggen, dat genade geen hoge en grote mensen in zichzelf maakt, maar juist arme, ellendige en strafwaardige mensen, die vsüi zichzelf gruwen. Die genade — aldus Ds. Zandt — was bij de overledene te bemerken. Zij was het, die hem eenvoudig en nederig deed zijn en gering van zichzelf deed denken. In het hart des mensen toch woont totaal niets goeds. Het is gans en al bedorven. Door Gods genade alleen vallen de schellen van de ogen en leert de mens de schuld niet bij anderen, maar allereerst bij zichzelf te zoeken. Dan wordt de schuld van land en volk, van kerk en staat, ook zijn schuld. Langs die weg komt er plaats voor de tollenaarsbede. Wij beleven — aldus Ds. Zandt — donkere, droevige dagen. Gods geboden worden met voeten getreden. Sion gaat onder een wolk. Jakob is dun geworden; de rechtvaardigen worden weggeraapt vóór de dag des kwaads; doch wie merkt het op? De overledene ging de schuld van land en volk ter harte, vandaar dat hij zich al spoedig aan de S.G.P. verbond, welke partij hem om haar beginselen lief en dierbaar was.

Ds. 2^ndt stond daarna nog eens stü bij de vrije genade Gods, namelijk hoe elk mens van nature daar vijandig tegenover staat. Zó, dat hij Hever met kiezelstenen in zijn schoenen van Middelburg naar Rome loopt, dan van vrije genade te willen leven. Slechts door Goddelijke bearbeiding kan de mens voor vrije genade ingewonnen worden. Dan wordt hij in zichzelf ongeschikt en onbekwaam en gaat hij de zaligheid buiten zichzelf zoeken. Hierin heeft wdjlen de heer de Kok onderwijs van de Heere mogen ontvangen. Als zulke mensen weggenomen worden, is dit voor de Partij een groot verlies. Hij laat dan ook een ledige plaats achter, die moeilijk te vervielen zal zijn. Het was door genade, dat de overledene laag heeft mogen bukken en niets in eigen oog had leren worden, alsook de versmaadheid van Christus heeft willen dragen. Grote dank zijn wij dan ook Gode verschuldigd voor hetgeen Hij ons in de heer de Kok schonk.

Ds. Zandt sprak daarna enkele woorden tot de achtergebleven weduwe, alsook tot de dochter en schoonzoon en kleinkinderen, daarbij onder meer wijzend op de grote verantwoordelijkheid, zulk een vader en grootvader te hebben gehad. Ook de Partij wees hij op de roepstem, welke in het overlijden van de heer de Kok tot haar komt. Die roepstem, aldus Ds. Zandt, mocht eens een wekstem worden, daar wij allen eens naar het graf gedragen zullen worden en het dan voor ons een eeuwig wel of een eeuwig wee zal zijn. Hoe nodig is het dan uit de dood, waarin wij van nature verzonken liggen, te mogen opstaan, want zonder wedergeboorte zal niemand het Koninkrijk Gods zien.

Ds. Zandt verzocht alsnu te zingen Psalm 72 : 11, waarna hij op een hem gedaan verzoek deze plechtige rouwdienst met gebed sloot. Ds. Zandt zag zich, naar hij meedeelde, genoodzaakt om te vertrekken, daar hij des avonds nog een preekbeurt vervullen moest en hij bovendien onlangs kou gevat had, zodat hij het ook deswege niet geraden achtte mede naar het graf te gaan.

Alsnu werd de gang naar de begraafplaats gemaa'kt. Aldaar aangekomen, droegen de leden van de kerkeraad, waarvan de overledene voorzitter was, de baar naar de groeve.

Hier trad als eerste spreker op Ds. A. Verhagen van Gouda, die zeide, dat hij eerst als predikant te MiddelbiKg en daarna in ander verband gedurende vele jaren met de overledene in broederlijke eenheid had mogen samenwerken. Voorts wees Ds. Verhagen er op, dat wijlen de heer de Kok nooit zichzelf op de voorgrond plaatste, doch steeds een bescheiden plaats innam. Vervolgens deelde spreker mede, hoe het steeds de begeerte van de overledene was om eens het Heilig Avondmaal met de Heere Jezus te mogen houden, en dat bij de bediening van het laatste Heilig Avondmaal de Heere in zijn ziel afdaalde met de woorden: „Ik heb grotelijks begeerd het Avondma^ met u te houden", zodat zijn wens daarmede rijkelijk in vervulling ging.

Ds. Verhagen richtte zioh verder tot de weduwe, die zo veel verloren heeft, en wenste haar toe, dat de Heere haar mocht sterken en Zijn genade bij aanvang of voortgang in haar hart en in dat der kinderen en kleinkinderen mocht verheerlijken.

Zich tot de aanwezigen richtende, merkte spreker op, dat de overledene zich van hun bloed bad mogen vrijmaken. voor zover zij onder zijn bearbeidin, weest waren, en wees er voorts on het te zeggen zal zijn als dit in dj ^ der dagen tegen hen getuigen zou. ^1 wat Gods kinderen aangaat, dezen ziw elkaar hier niet voor het laatst. Zij len elkaar wederzien en dan hun b neerwerpen voor het Lam, Dat hen kocht heeft, om eeuwig lof en danl te brengen aan Hem, Die op de wl zit. '

De heer de Priester, thans voorzitter de kerkeraad der Gereformeerde G» meente te Middelburg, wees hierna i, de nauwe band, die er tussen hem eni overledene en diens familie gelegd vta Die band met hem is nu verbroken, dod wat zou het groot zijn als het afedieij niet voor altijd zou zijn. De overleda had veel strijd gehad, zowel mtweniJ naar het lichaam, als inwendig naarè ziel, maar de Heere had hem ook tijd zijn ziekbed wel eens rijkelijk bedei zó zelfs, dat hij de kleinen in de gen; moed mooht inspreken. Spreker bep de de aanwezigen voorts nog bij een jedeelte uit de Openbaring van Johannes, ' namelijk bij de grote schare uit alle ge. slachten, talen, natiën en volken, dieiü de grote verdrukking komt, waarvai; naar geloofd mag worden, ook de wti ledene deel uitmaakt, zodat hij nu Ij Lam mag volgen en mag instemmei met het: „Gij hebt ons Gode geko(J|; met Uw dierbaar bloed".

Als laatste spreker richtte de heer Koëi zich met enkele woorden tot de aanwl zigen, en wel als vriend van de overledene en namens de S.G.P. in Zeeland Walcheren en ter plaatse.

Spreker wees er op, dat de overleden! eigenlijk meer dan een vriend voor hen was geweest, namelijk een vader, m wie hij veel had geleerd. Voor de vrwj van de overledene was het wel eens bezwaarlijk, dat haar man zich voor Iisl staatkundige leven gaf, maar de overledene was er van doordrongen, dat dek' langen van kerk en onderwijs, van M en volk samengaan. Hij zag de nooèakelijkheid er van in, dat ons volk gew] 2!en wordt op de eisen van Gods Woorf en wet. Het was dan ook een grote wel-l daad, dat God ons de heer de Kok vMj de Partij in Zeeland gaf. Tussen hemen de heer de Kok had steeds een goeè verhouding bestaan. Wel was er eeis verschil van mening, maar van verwijdering is er nooit sprake geweest, In het laatst van zijn leven kwam A overledene minder naar voren. Zij« lichaam werd meer en meer afgetakdJ en het ging met hem zoals met alk vlees. Dit graf spreekt ons dan ook vu wat wij door de zonde geworden zijn ei roept ons toe: Haast u en spoed u M uws levens wdll Dat wij, evenals de overledene, het beginsel der wijsheid, namelijk de vreze des Heeren, mochten deelachtig zijn of worden, en kregen te leren bukken en buigen voor en oniw Hem, Die het waardig is geëerd, ^ diend en gevreesd te worden.

Hierna trad Ds. L. Rijksen naar voren zeggende, dat God niet een God der i< ^ den is, dat Gods volk met de dood nie* weg is, maar leeft tot in eeuvdgheid, zodat er alle reden was om op verzoek da familie aan deze groeve Psalm 68 : ' met elkander aan te heffen.

Nadat hieraan voldaan was, bedankte de schoonzoon, de heer de Visser, voor de eer, aan de overledene bewezen, en vet' liet de talrijke schare de dodenakker.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1957

De Banier | 8 Pagina's

De begrafenis van wijlen de heer Joannes de Kok

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1957

De Banier | 8 Pagina's