Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De deblokkering van de huurverhoging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De deblokkering van de huurverhoging

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De regering heeft dezer dagen doen weten, dat zij nader in overweging wil nemen om het wetsontwerp inzake de blokkering van de huurverhoging zodanig te wijzigen, dat degenen, die verbeteringen aan woningen aanbrengen, binnen een vaste termijn na goedkeuring van het gemeentebestuur voor deblokkering in aanmerking komen, ongeacht het tijdstip, waarop de verbeteringen worden voltooid.

Deze toezegging heeft de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid gedaan naar aanleiding van opmer'kingen tijdens het mondeling overleg over dit wetsontwerp tussen de regering en de commisie van voorbereiding.

Voorts verklaarde de minister voorlopig allerminst gesteld te zijn op een zeer grote activiteit bij de verbetering van oude woningen, omdat de nieuwbouw vooralsnog de voorrang moet hebben.

Aangaande de vooruitzichten op de woningmarkt was de miinster niet optimis­ tisch gestemd en als de woningmarkt eenmaal verzadigd is — dat kan bij de gedurige teleurstelling en trage gang van de woningbouw nog zeer geruime tijd duren — dan verwacht hij, dat de overgrote meerderheid der huiseigenaars van oude woningen de huurprijs verlaagt en de woningen laat voor wat zij dan zijn en aldus geen verbeteringen aan de woning zal aanbrengen.

Hieiibij kan met alle recht gevraagd worden, als dit zo is, wat de blokkering dan eigenlijk voor zin heeft.

Het standpunt van de regering is altijd geweest en is nog, dat zonder blokkering er van de verbetering van woningen niets terecht komt. En ziet, nu verklaart de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid, dat hij verwacht, dat als de woningmarkt eenmaal verzadigd is, de grote meerderheid der eigenaars van oude woningen de huurprijs verlaagt en de woningen — zonder daarin verbeteringen aan te brengen — laat voor wat zij dan zijn.

Eerstens is het volstrekt niet zöker, dat de verwachting van de minister betreffende de woningverbetering verwezenhjkt zal worden, en tweedons, wanneer zal de woningmarkt verzadigd zijn? Zodat de beschouwing van de minister op ons geen andere indruk kan maken dan dat hij een ongegrond argument ter verdediging van het standpunt der regering te berde gebracht heeft. Voor ons is het dan ook niet anders dan een drogreden, waarmede goedgepraat moet worden wat niet goed te praten valt, namehjk het compromis, dat in 1956 bij de formatie van het kabinet Drees aangegaan werd tussen de P.v.d.A. en de K.V.P. en mogelijk ook nog andere partijen of personen, die daarbij betrokken waren. Toen toch werd overeengekomen tot blokkering van een gedeelte van de huuropbrengst. En dit compromis, waaraan de genoemde partijen in zekere mate gebonden zijn, wil de regering ten uitvoer gebracht zien en daarvoor voert zij allerlei redenen aan, die geen steek houden en waarbij zij ook nog meer dan eens in haar verdediging zichzelf tegenspreekt.

De deblokkering

Daarvan is nog steeds niet vastgesteld wanneer zij definitief zal plaats vinden. Het heet, dat de deblokkering na tien jaar zal geschieden, doch definitief zeker is dit allerminst. De datum van de deblokkering kan, zaals het er voor staat, - verlengd worden, zelfs nog tal van jaren. De duur van de huurblokkering is derhalve nog geheel onbekend en hangt nog in de lucht. Dit is zo en niet anders gesteld, ook al zeide de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid terzake van het in de wet vastleggen van tijdstippen van deblokkering, dat hij en ook de regering geen blokkering tot in lengte van dagen uitsluitend voor woningverbetering wensten, omdat dan een altijd durende administratie zou onstaan, waaraan zij geen behoefte hebben. Dit zegt op zichzelf al heel weinig, want de regeringen, die in de toekomst aan het bewind komen, kunnen op dit punt wel € en geheel ander inzicht hebben en zijn volstrekt niet gebonden aan zuljk een losse, feitelijk niets zeggende beschouwing van de huidige regering. De minister van Financiën schonk op dit punt nog iets klaarder wijn toen hij pertinent verklaarde, dat terzake van het in de wet vastleggen van tijdstippen van deblokkering uit 'n oogpunt van huurbeleid het noemen, van data niet mogelijk was wegens de niet te voorspellen ontwikkehng van de bouwmarkt. Uit een oogpunt van monetair beleid, aldus deze minister, zou het opnemen van tijdstippen in de wet thans eveneens een slag in de lucht zijn.

Zo ziet zich dan de 'huiseigenaar beroofd van een deel van de hem wettig toekomende gelden. Dit is niet anders dan een schreeuwend onrecht. Al kan hjerbij als een zekere pleister op de geslagen wonde en het gepleegde onrecht beschouwd worden, dat de minister van Volks'huisvesting en Bouwnijverheid als zijn aanvankelifke mening te kennen gaf, dat, indien in onderling overleg tussen huurder en verhuurder werkzaamheden tot stand komen, tengevolge waarvan het woongerief en der'halve de waarde van de woning stijgen, zodanige werkzaamheden als „verbeteringen" als bedoeld in het wetsontvrerp te beschouwen zouden zijn, zodat de zo gedane uitgaven uit het geblokkeerde geld vergoed zouden kunnen worden.

Staatsobligaties

De minister van Financiën houdt zich het recht voor de eventuele deblokkering te doen plaats hebben in staatsobligaties. Wanneer dit geschiedt wordt de huiseigenaars een nieuw grievend om-echt aangedaan. De minister rechtvaardigt deze uitgifte met de opmerking: Aangezien deze obligaties ter beurze verhandelbaar zullen zijn, levert deze afgifte voor belanghebbenden geen nadelen op. Hoe de minister dit kan beweren, is even onverklaarbaar als toen hij verklaarde, dat waar de huiseigeoaren btm geblokkeerde geldelijke bedragen met een rente van drie procent per jaar gehonoreerd krijgen, dezen een redelijke rente van hun gelden bekomen. Waar — zo mag men vragen — kan er bij de huidige standaard tegen drie procent worden geleend? De rentestandaard is niet alleen nu, maar vrijwel doorgaans hoger. De rentevergoeding is op zichzelf al zeer onredelijk, waarbij nog komt, dat wanneer de geblokkeerde gelden in staatsobligaties aan de huiseigenaars worden uitbetaald en de huiseigenaars willen deze ter beurze verkopen, dit voor hen een nieuwe schadepost betekent. Ook op dit punt staat de huiseigenaren een groot onrecht aangedaan te worden. Zij kunnen worden afgescheept met staatsobligaties van nominaal ƒ 1000.—, maar met een beurswaarde, die veel en veel lager is. De minister van Financiën mag naar zijn socialistische opvatting — waar de schatkist leeg is — alzo de staat dienen, maar dit heeft wel plaats op een gruwelijk onrechtvaardige wijze. En dit is vrijwel het geval bij eDce maatregel, die in verband staat met de huurwetten. Daardoor bekomt de staat vele honderden millioenen, welke voor een heel groot deel de huiseigenaren toekomen. En dit mede door de blokkering en ook mede door de lage rente en de mogelijke uitgifte van staatsobligaties. Men lette hierbij op het feit, dat de Herstelbank onlangs onder garantie van het rijk een vierjarige dollarlenin'g heeft gesloten met een rente van 5 3/8 percent.

De compensatie

De humrverhoging van alle daarvoor in aanmerking komende huurwoningen bedraagt naar schatting en berekening ƒ 180 milHoen. Hien^an komt ten laste van zelfstandigen ƒ 26 millioen, zodat de huurverhoging ten laste van loontrekkenden ƒ 154 millioen beloopt, waar tegenover een looncompensatie van ƒ 290 millioen staat, wat inheeft, dat de vergoeding voor de verhoogde huur omstreeks het dubbele bedraagt van hetgeen aan huurverhoging moet worden betaald.

Dit grote verschil laat zich verklaren indien men let op het feit, dat wegens de loonsverhoging door de huurders aan belasting en sociale lasten ƒ 65 millioen meer zal worden opgebracht, en dat ook loontrekkenden, die wonen in een eigen of nieuwe woning, die niet betrokken is bij de huurverhoging, uiteraard de loonvergoeding ook ontvangen. Deze laatste twee ibedragen worden tezamen geraamd op ƒ 56 millioen.

Naar berekening van deze getallen zullen de loontrekkende bewoners van onder de huurverhoging vallende woningen ƒ 169 millioen meer ontvangen, terwijl zij ƒ 154 millioen meer aan huur zullen moeten 'betalen, zodat deze over het geheel genomen met ƒ 15 mihoen bevoordeeld worden.

Men stelle daar tegenover de behandeling, welke sommige middenstanders bij de invoering van de 'huurwet ten deel zal vallen. Dezen zullen alsdan verhoging van huur voor hun winkelpand en voor hun woning 'hebben te betalen, en zullen bovendien nog hun personeel een compensatie hebben te geven, waardoor de huurverhoging in al haar zwaarte op hen komt te drukken; dit in haar voUe zwaarte, dewijl de niet onaanzienlijke stijging van hun onkosten, zo heeft minister Zijlstra in één der besprekingen met de commissie van voorbereiding verklaard, niet mag worden doorberekend. Dit komt er op neer, dat de zelfstandigen, ook de minder gegoeden onder hen, de lasten in al haar zwaarte zullen moeten dragen.

Is dit al onbillijk en onrechtvaardig tegenover deze categorie van personen, het is dit al niet minder tegenover zo vele anderen, onder meer de vergeten groepen, die ook niet de minste compensatie zullen bekomen.

Hierbij komt nog, dat de overcompensatie aan een zekere categorie van personen weer meer koopkracht geeft, terwijl de regering een politiek van bestedingsbeperking wil voeren. Minister Zijlstra, daarop gewezen zijnde bij 'het mondeling overleg, zeide geen gevaar voor de door hem aangekondigde prijsstabihsatie te zien, wijzende op de belastingheffing, welke zowel bij de huiseigenaars als bij de loontrekkende immers volgens hem toch zo wat de helft van hun hogere inkomsten wegbelast, alsook vijzende op de blokkering van een deel van de huur.

Deze huurvoorstellen zijn reeds daarom alleen ten enenmale verwerpelijk, omdat zij het recht schenden en allerlei onbillijkheden en onrechtvaardigheden in het leven roepen tegen een groepering onder ons volk, terwijl zij een andere groepering nog weer eens extra bevoordelen, de ene groepering compensatie, zelfs een overcompensatie gevende, en een andere groepering, van compensatie verstoken, zwaar treffen.

Huurverhoging ook voor verschillende woningen van na 1940

De huurwetten zijn mede daarom voor een zeer groot deel van ons volk van zo grote betekenis, dewijl dit daarbij ten nauwste betrokken is. Niet alleen toch de oude woningen, maar ook alle 109.000 woningwetwoningen, welke in de jaren 1946 tot en met 1950 zijn gebouwd met steun op voet van de bijdrageregeling 1948, zullen volledig onder de 'huurverhoging vallen. Ditzelfde geldt voor 15.000 in de particuliere sec­ tor tussen 1947 en 1952 gebouwde huurwoningen met steun van de financieringsregeling woningbouw 1947 en 1948. Van de woningwetwoningen, welke na 1950 zijn gebouwd met steun op voet van de bijdrageregelingen 1950 zullen er naar schatting 160.000 onder de huurverhoging vallen. De verhogingspercentages lopsn in dit geval van 1 tot 25 percent. Ook zal van een nog onbekend aantal van de op voet van de premieregeling 1950 en de premie- en bijdrageregeling 1953 gebouwde huizen in de particuliere sector de 'huur met 1 tot 25 percent worden verhoogd.

Deze cijfers zijn van regeringswege verstrekt tijdens het mondeling overleg tussen de regering en de commissie van voorbereiding over de wetsontwerpen, waarbij de huurverhoging wordt geregeld, de blokkering en de met één en ander verband houdende fiscale voorzieningen.

Deze mededelingen van de regering houden voorts in, dat alle woningen, in de jaren 1940—1945 met rijkssteun gebouwd, volledig onder de huurverhoging vallen, evenals de omstreeks 3100 woningen, gebouwd op voet van of overeenkomstig met de hypotheekregeling 1940 en 1941. Verder vallen onder de huurverhoging ongeveer 10.000 noodwoningen, waarvoor financiële steun is verleend op grond van het noodwoningbesluit 1947, terwijl over de herbouvsrplannen, die onder de huurverhoging vallen, geen exacte gegevens bekend zijn.

De laatst bekend gemaakte wijziging in wetsontwerp grootboek woningen verbetering

In deze wijziging heeft de regering enige verruiming van de deblokkeringsmogelijkheden aangebracht. Dit is geschied na haar overleg met de commissie van voorbereiding.

De voornaamste zijn, dat deblokkering van het op het grootboek ingeschreven geld reeds dadelijk na de totstandkoming van verbeteringen mogelijk zal worden, dat ook voor bepaalde onderhoudswerken deblokkering kan plaats vinden, dat nu ook de gemeenten als eigenaressen van woningwetwoningen onder de stortingsplicht worden gebracht, ' en dat de huurverhoging en - blokkering niet op 1 Juli aanstaande, zoals aanvankelijk bepaald was, maar op zijn vroegst op 1 Augustus ingaan.

Om versnippering van de te 'blokkeren bedragen te voofkomen, hetgeen, volgens deze mededeling der regering, niet in het belang van de volkshuisvesting ^^ zijn en ook de administratie van Ipi grootboek extra zwaar zou belasten ; , een minimum gesteld aan de verbetp ringsonkosten, die voor deblokkering ^ aanmerking komen. Deze kosten dienen tenminste 30 percent te bedragen van hetgeen in totaal tot 1 Januari 1967 voor de betrokken woningen zal moeten wor den gestort, hetgeen neerkomt op ongeveer 30 percent van de na de verhoffine geldende jaarhuur.

Op 'het grootboek ingeschreven gelden zullen niet alleen worden vrijgegeven voor woningverbeteringen, maar od; voor schilders- en stukadoorswerkzaamheden binnenshuis. Wat deze laatste aangaat, dat zij alleen tot deblckkerin» aanleiding kunnen geven, als zij binnen bepaalde tijdvakken, afhankelijk van de situatie op de arbeidsmarkt, zijn uitoe. voerd.

Voor de andere onderhoudswerkzaamheden worden geen gelden terugbetaald, behalve voor onderhoudswerk, dat onmiddellijk verband houdt met uitgevoerde verbeterings werkzaamheden.

De bij de vorige wijziging van het wetsontwerp opgenomen mogelijkheid, dat gelden worden gedeblokkeerd ten behoeve van andere woningen van dezelfde eigenaar dan die waarvoor zij zijn ingeschreven, zal pas ontstaan nadat de stortingsplicht is geëindigd, dus na 31 December 1966. Vóór die tijd zal deblokkering van gelden slechts kunnen gesehieden voor verbetering van woningen, waarvoor die gelden zijn ingeschreven. Als de kosten van verbetering van een woning meer bedragen dan drievijfde der voor de : betrokken woning ingeschreven gelden, kan, op verzoek, van het meerbedrag ontheffing van verdere storting worden verleend. Tegen een eventuele afwijzende beschikking van de directeur van het grootboek op zulk een verzoek staat beroep op de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid open.

De uiterste datum, waarop jaarlijks de storting moet gedaan zijn, wordt verschoven van 31 December naar 31 Juli. Dit 'heeft het voordeel voor de postcheque- en girodienst, dat de grote drukte bij de jaarwisseling niet nog vpordt vergroot. Door deze wijziging komen er negen stortingsjaren van 1 Augustus tot en met 31 Juli en een slotperiode van 1 Augustus 1966 tot en met 31 Decemte 1966.

Ten einde de administratie za eenvoudig mogelijk te houden, zal de rentevergoeding alleen geschieden over die gelden, welke jaarlijks op 31 Juli een geheel stortingsjaar ingeschreven zijn geweest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 1957

De Banier | 8 Pagina's

De deblokkering van de huurverhoging

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 1957

De Banier | 8 Pagina's