Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Repliekrede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Repliekrede

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijnheer de Voorzitter! Ik dacht dat de andere heren mij nog zouden voorgaan, maar blijkbaar gebeurt dit niet. Daarom wü ik toch ook nog een enkel woord zeggen. De heer van Oorschot heeft medesedeeld niet in politieke beschouwingen te willen treden. Ik voor mij vind altijd, dat wij in deze statenvergaderingen eigenlijk nooit politieke beschouwingen moesten houden, doch dat wij de zaken eenvoudig in het licht van onze politieke beginselen behoorden te bespreken, want dat behoort eigenlijk hier in de staten. Ook mijnerzijds zal ik thans echter op al die dingen niet ingaan en mij slechts tot een paar punten beperken.

Ik heb er in eerste termijn niet over gesproken. Ik kon mij aansluiten bij wat de heer van Oorschot had gezegd omtrent de verhoudingen in Schouwen. Nu heb ik tot mijn blijdschap van Gedeputeerde Staten vernomen, dat daar enige verlichting in de toestand is gekomen. Ik kan alleen maar hopen, dat het oyerleg, hetwelk nu gaande is, tot een goed einde zal worden gebracht, opdat de •misverstanden, die er waren en de toestanden, die er ontstaan zijn — ik zal mij niet begeven in een beantwoording van de vraag wie ten deze de schuld treft — tenslotte uit de weg worden geruimd en er op Schouwen weer een mogelijkheid tot behoorlijke samenwerking komt. Wij kunnen moeihjk in details treden. Als ik van de heer Stemerding hoor, dat een vooraanstaand man als prof. Thijsse zelfs heeft gezegd, dat de delingsdijk op Schouwen niet nodig is, wie zal van ons dan uitmaken of die dijk wel of niet nodig is!

De heer Stemerding: De delingsdijk zou , , een ramp" zijn volgens prof. Thijsse. De heer Kodde: Een ramp; nog sterker! Ik heb met enige verwondering kennis genomen van de vraag van de heer van Oorschot, of Gedeputeerde Staten verwachten een hogere rijksuitkering te zullen ontvangen dan de geraamde. Ik verwacht dat niet, want naar mijn mening zullen Gedeputeerde Staten de uitkering geraamd hebben, waarop zij menen te mogen rekenen en ik geloof, dat uit de toelichting in de begroting ook voldoende blijkt, dat men zich niet aan deze gedachte behoeft vast te klampen, teneinde aldus te trachten nog iets uit de begroting te peuren voor een doel, waarvoor men gaarne nog een bedrag beschikbaar zou willen stellen. Ik kan het niet anders zien, dan dat er in de begroting op reële basis is geraamd en als wij uitgaven tot een hoger bedrag verlangen dan door Gedeputeerde Staten is voorgesteld — en op één punt verlangen wij die zeker — dan vrees ik, dat er op de post „onvoorziene uitgaven" niet veel zal overblijven.

Wij hebben een zeer lange motie vóór ons gekregen^ Mijnheer de Voorzitter. Ik kan de inhoud daarvan eigenlijk niet in eens beoordelen en ik vraag mij af: Is zulk een motie wel noodzakelijk? Misschien is het wenselijk, dat de Staten een uitspraak doen, maar ik dacht zo, dat het wel voldoende zou zijn, als Gedeputeerde Staten voelen, dat wij in deze geheel achter hen staan. Indien het college echter prijs stelt op een uitspraak door middel van een motie, heb ik daartegen geen bezwaar. Alleen zou ik dan gaarne even tijd hebben om de motie rustig te bezien, opdat ik niet alleen na het aanhoren van de voorlezing zal behoeven te oordelen.

Wat de vaste oeververbinding aangaat, deze acht ik even goed nodig ah de heer van Oorschot tot uiting heeft gebracht. Overigens sta ik ook op het standpunt, dat, wanneer het bedrijfsleven meent meer gebaat te zijn met een matig tarief dan met vrije veren, wij misschien in die richting iets kannen doen, maar primair is voor mij een goede verbinding, zodanig, dat het economische leven er niet door wordt geschaad. De heer van Poelje heeft gezegd, dat naar zijn mening hier de bestedingsbeperking door de regering op een verkeerd object wordt gezocht. Ik kan dat onderschrijven, al vrees ik, dat men op een andere plaats die mening niet deelt; ik hoop echter, dat ons inzicht daar ingang zal vinden en dat men aan Zeeland de aansluiting zal geven), welke het zozeer behoeft, vooral in deze tijd, waarin er in Zeeland zoveel staat te gebeuren. Wij moeten trachten de ontwikkeling te bevorderen door zekere mogelijkheden open te leggen en wij moeten daarmede nu reeds beginnen, wil Zeeland van de komende mogelijkheden kunnen profiteren; als eenmaal de grote werken in Zeeland zijn uitgevoerd, moet de provincie daarvoor gereed zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1957

De Banier | 8 Pagina's

Repliekrede

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1957

De Banier | 8 Pagina's