Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Provinciale Staten van Zeeland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Provinciale Staten van Zeeland

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede van de heer Kodde

Voorts voerde burgemeester Kodde het woord over: Wijziging van hét reglement van Politie voor de Polders of Waterschappen in Zeeland (bijlage 11b).

Mijnheer de Voorzitter! Ik word als het ware genoopt om het woord te vragen, want als ik hier niet over zou spreken, zou het klaarblijkelijk niet goed zijn. Er bestaan, Mijnheer de Voorzittei-, bij mij toch wel enige bezwaren tegen dit voorstel. Ik zal nu niet in alle punten afdalen en zeker weer niet treden in hetgeen van de zijde van het polderbestuur van Walcheren naar voren is gebracht, hoewel ik dat wel wü onderschrijven, maar het grote bezwaar, dat ik tegen dit voorstel heb, is hierin ge­ legen, dat er inderdaad tooh wel een begrip „duinen" kan zijn en dat Gedeputeerde Staten daartegenover kurmen stellen dat het „zandheuvels" zijn, doch dat er over het begrip „heuvel" misschien ook geen eenparigheid van gevoelen bestaat. Wat is een heuvel? De één zal het een berg noemen en de ander een heuvel en de derde meent, dat het geen van beide is en daarom geloof ik, dat het toch wel noodzakelijk zal zijn, dat men het begrip „duinen" hier nader gaat verklaren. Nu weet ik wel, dat ook in het reglement, zoals het nu luidt, iets over de duinen wordt gezegd en dat daarin het begrip „duinen" ook niet precies is omlijnd, maar hetgeen nu wordt voorgesteld, gaat toch wel wat ver. Voor dijken is er wel een omschrijving en een dijk is op zicWi veel gemakkelijker waar te nemen een duin.

Er zijn plaatsen op Walcheren waard, zaak zeer eenvoudig is, maar komt bijvoorbeeld in het gebied van H; stede, dan weet men niet waar het dii begint en waar het eindigt. Bovendit» is bekend, dat duinen zich verpl al is dat dan ook zonder 's mensen toe^ doen. Steeds meer komen zij waarts en wat op het ogenblik oeen duingebied is, kan dat nog worden ei nu is bij mij het bezwaar gerezen, da men door de verschillende bepaljnm tenslotte een publieke last op de privatj eigendom gaat leggen en kan leggen Ik vrees ook, dat hetgeen door Gedepu. teerde Staten in de afdelingen is merkt omtrent de mogelijkheid, te bfcn bewijzen, dat men bijvoorbeeld niet een duin heeft gebouwd, moeilijkhec zal geven. Men zal het uit het negatieve moeten gaan bewijzen, want men zal moeten zeggen, dat men geen vergunniai nodig heeft gehad. Met andere woorden om hier het juiste bewijs te leveren, zal men naar het publiekrechtelijke lichaam terug moeten gaan, want een einenaat — en ik wil niet zeggen, dat alle eicrenaren slecht zijn, maar er kunnen er zijn — kan gemakkelijk zeggen, dat hij dat papier al lang niet meer heeft. Een ander geval kan het zijn, wannea een eigenaar een papier in handen krij4, dat hij vrij mag bouwen, maar dat kai> men ook niet doen, want dan zou men iedereen zulk een papier moeten geven. Het is echter heel goed mogelijk, dat men nu buiten het duin bouwt, maar er binnen een tiental jaren binnen zit. Ik geloof. Mijnheer de Voorzitter, dat het inderdaad wel van belang kan zijn, deze zaak nog eens te bekijken. , \u is mij te voren wel gezegd, dat ik in met een concreet voorstel zou moeten komen, maar het is toch wel erg moeilijk om in een zodanige technische kwestie en een zodanig technisch reglement mijnerzijds een voorstel te doen. Ik loof zelfs, dat dat zeer onjuist zou zijn, want daarvoor is een gedegen voorbereiding nodig en ik geloof niet, dat één onzer over de nodige gegevens beschi'st om die voorbereidingen te treffen. Ik zou het toch wel op prijs stellen wan-' neer deze zaak nog eens werd bekeken en dat Gedeputeerde Staten nog eens de mogelijkheid in het oog zouden willen nemen of aan de bezwaren tegemoet is te komen. Het lijkt mij toch, dat wij hier niet voor een beslissing staan, die zoveel spoed vereist. Ik geloof, dat \vij daarmee wel even kunnen wachten. Dat ik wat bevreesd ben ten opzichte van deze bepaling, zit ook wel in de omstandigheid, dat hetgeen men aanvoelt misschien sterker spreekt dan hetgeen men ziet. Ik heb met deze dingen ook wel eens te maken en ik zou er vrede mee kunnen hebben, dat men dit regelt zoals hier wordt voorgesteld, als ik niet de gedachte had, dat men hiet een regeling gaat treffen, waa-rop men over twee jaar terugkomt. Nu vertrouw ik volkomen, dat het geen bezwaren zal geven als het huidige college deze zaak gaat uitvoeren, maar wij gaan hier iels vastleggen, en nu is mij in besprekingen wel gebleken, dat men in andere plaatsen soms op voorschriften teruggrijp' van drie eeuv/en geleden. Wij zullen ét voor moeten waken, dat wij geen vooischriften gaan stellen, waardoor men later de mensen in. moeilijkheden kan brengen, want men zegt hun dan, dat zij hadden kunnen voorzien, dat zij binnen het duingebied zouden vallen. Neen, dat had men niet kunnen voorzien, maar men mag hier wel eens teruggrijpen naar hetgeen in 1933 bepaald is. Dan zegt men: „Nu sta je daai maar en je staat eigenlijk gezegcl in "* kou". Daarvoor nu, Mijnheer de Voorzitter, ben ik bevreesd en daarom z™ ffraag zien, dat Gedeputeerde Staten leze zaak nog eens onder ogen zagen. - weet ik wel, dat men kan aanvoeren, ij er toch wat gebeuren moet. Ik ben . gf ook volkomen mee eens, dat wij [e plicht hebben om bescherming tegen et zeewater te bieden, maar ik ben er •i daartegenover eveneens van bewust, ni)' lat het niet juist zou zijn wanneer men léze publieke last tenslotte zou afwenelen op hem, die, door omstandigheden, eigendom zo dicht bij een duin l'éeft liggen- Die personen hebben even- , eel recht op bescherming, maar zij lebben niet de taak om deze last te dra- -en en dit zou er tooh uit kunnen voortjoeien. Ik geloof, dat wij ons op het tandpunt moeten stellen, dat hij, die leze publieke last te volvoeren heeft, er enslotte ook voor moet zorgen dan het echt van eigendom te verkrijgen over Ie stukken waarop die publieke last iventueel kan rusten. kunt zeggen, dat het misschien later lodio- zal zijn dit uit te breiden, wanleer het maar eenmaal in beginsel is LStcelegd. Werkt bijvoorbeeld zon juin eens enige meters om, zodat men ater denkt veel meer nodig te hebben, lan zal men ook veel meer moeten gaan lansohaffen. Daarbij kan men van de edachte uitgaan, dat dit grote finaniële lasten op die lichamen zal leggen daar ben ik mij ook wel van bewust, naar goed, dan zal men dat deze lichalen moeten doen dragen. Men kan toch leze financiële last niet afwentelen op legene, die de eigendom heeft, lis volgend argument zou men kunnen eoenwerpen, dat men daarmede dan laar rekening moet houden bij het kolen, maar er zijn nu toch ook al eigena- 1 en die worden dan toch op de één f andere manier in hun eigendomsrechen aangetast. Daarom, Mijnheer de 'oorzitter, zou ik het zeer op prijs stelen wanneer het college deze zaken ogeens zou willen overwegen en evenueel deze voorstellen nog zou kunnen anhouden en dat men ze niet verder OU doorwerken. Ik dank u.

lijnheer de Voorzitter! Hier is nu juist zaak weer goed gesteld, want er i'ordt gezegd, dat de gemeenten het in et uitbreidingsplan regelen. De geleenten moeten dus de consequenties laar nemen. Dat is echter niet juist, i'ant dan gaat men de publieke last, ie eigenlijk op het waterschap moet .'Orden gelegd, op de gemeenten legen. Ik ken deze gevallen, J len kan het geval krijgen, dat men in m zekere bevriezingstoestand komt en aaraan kunnen inderdaad grote finanmoeilijkheden voor de eigenaar aan itten. De gemeente zal dan deze last p zich moeten nemen, terwijl zij eigenjk de zaak moet uitvoeren voor het faterschap. Nu kan het college wel zegen, dat men na tien jaar het uitbreiingsplan kan herzien, maar men staat an weer voor hetzelfde geval. Hier zal en andere regeling gesteld moeten worsn, waarbij men vooropstelt, dat er oor het waterschap wat kan en zal loeten gebeuren, maar dat dan ook het 'alerschap de volledige consequenties P zich neemt, ook de financiële. Nu rees ik juist, dat door deze bepalingen I net reglement met een publieke last P een publieke wijze gaat opleggen, "nvijl het op privaatrechtelijke wijze Met gebeui-en. Dat is mijn bezwaar. "i kan ik er wel inkomen, dat men dat er tenslotte niet zulke bezwa- -" bestaan, om het voorstel af te wij- *i maar ik zou toch een beroep op "• 'puteerde Staten willen doen om de niet dan pas te bezien als er in de 'mst moeilijkheden rijzen, maar om y van stonde af aan te bekijken. Die jing zou ik graag willen hebben " 'Is ik deze krijg, geef ik graag mijn 131.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1957

De Banier | 8 Pagina's

Provinciale Staten van Zeeland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1957

De Banier | 8 Pagina's