Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXXI. Groen over de Afgescheidenen in zake de praedestinatie. Verweer van Ds. van Velzen. Ook inzake het leerstuk der predestinatie hebben Mr. Groen van Prinsterer en Ds. van Velzen met elkaar van gedachten gewisseld. Groen wees er namelijk in zijn geschrift „Het Recht der Hervormde Gezindheid" op, dat er onder de Afgescheidenen een deel was, dat ijverde voor de Formulieren van Enigheid, maar daarbij in een uiterste verviel. Om Groens woorden letterlijk weer te geven, laten wij hier zijn betoog te dezer zake volgen. Hij schreef: „Datgene wat nooit door de vaderen, op wie zij het oog 'hadden, verricht is; datgene waartegen de vaderen, als berispelijk en gevaarlijk, gewaarschuwd en vermaand hebben. Als ware het om de woorden en de wetten Gods te doen, zijn zij blijven hangen aan een woord, aan een letter, aan een tittel; zij hebben de scliriftuurlijkheid der waarheden nauwelijks erkend, waar zij niet in de formuliermantel waren gehuld. Nog meer, omdat, tengevolge der bijzondere lotgevallen van onze kerk, de predestinatieleer een voorname plaats in haar symbolische •weken bekleedt, heeft men zich bijkans geërgerd aan elke verdediging van het Evangelie, waarbij het leerstuk, dat vóór twee eeuwen aan de orde van de dag Was, niet weder aan de orde gesteld, of Diet uit elke vorm en elke regel der contra-remonstrantse taktiek in acht geno- "len en gevolgd werd. Ja zelfs, indien ik Wel onderricht ben, uit voorliefde te de- *n opzichte, beeft men voor schoolboekles gezorgd, waarin deze verborgenheid "er Heilige Schrift in de kaleidoscoop van een aantal leeslesjes vertoond, waar- "1 zij, als de onvervalste melk misschien ^vaavvan de apostel gewag maakt! aan fle beklagenswaardige kinderkens opge- •ï'st wordt".

Tot hier het citaat uit Groens geschrift. Onzes inziens drukt Groen zich hierin enerzijds zeer vaag uit, anderzijds blijkt er uit, dat maar al te zeer door hem over het hoofd gezien wordt, dat het leerstuk der predestinatie toch niet zo verborgen is, dat zij door Gods Woord niet zeer duidelijk geleerd zou worden. Groen maakt wel het verwijt, dat door degenen, die hij op het oog had, aan een woord, een letter, een tittel een te grote betekenis wordt .toegekend, maar het is toch bij aangelegenheden als het hier geldt, zo gesteld, dat verandering van één woord aan een bepaalde zaak

een geheel andere betekenis kan geven. Wanneer bijvoorbeeld in de brief aan de Romeinen staat: „Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof", zou vervanging van 'het woord „uit" door het woord „om" aan de waarheid groot geweld aandoen, zó zelfs, dat van een vervalsing der waarheid gesproken zou moeten worden. Het geloof toch zou dan niet meer een instrument of middel zijn door hetwelk de zondaar Christus en Zijn weldaden krijgt toe te eigenen of te omhelzen, .maar een voorwaarde, die de mens zou moeten vervullen om gerechtvaardigd te worden, wat door en door remonstrants is. De remonsti-anten toch, niet alleen die uit de 17e eeuw, doch ook in de eeuwen daarna, stellen het zo voor, dat God, door het borgwerk van Christus voldaan zijnde, aan de mensen voorstelt het leven en de vergeving der zonden, op voorwaarde, dat zij in Christus geloven zullen; dit wil zeggen, tot Hem zullen gaan en Hem aannemen om aldus het door God aangebodene te verkrijgen. Tegen dat remonstrantse leer-gevoelen zijn de vaderen, mits men onder dezen de oude gereformeerde vaderen verstaat, met alle kracht opgekomen, waarbij ze wel degelijk op het rechte gebruik der woorden hebben gelet en gewezen. Ook inzake het leerstuk der predestinatie, aangaande hetwelk zij beleden, dat deze niet geschied is uit een voorgezien geloof en gehoorzaamheid des geloofs, heiligheid of enige andere goede hoedanigheid of geschiktheid, als een oorzaak of voorwaarde, tevoren vereist in de mens.

die verkoren zou worden, maar tot het geloof en gehoorzaamheid des geloofs, tot heiligheid enz. Hier ook dus weer het onderscheidenlijk gebruik van de woorden uit en tot, wat een zeer groot wezenlijk verschil uitmaakt. Het ware dan ook wel te wensen geweest, dat Groen zich te dezer zake nader had verklaard, onder meer door namen van vaderen te noemen, die hij hierbij op het oog had. Te begrijpen is het dan ook, dat Ds. van Velzen zich tegen de boven aangehaalde passages uit Groens geschrift in zijn Apologie verweerde. Dienaangaande schreef Ds. van Velzen het navolgende: , , Ik zal niet zeggen welke gewaarwordingen die woorden mij veroorzaken. Ik verzoek u alleen, te bewijzen wat daar gezegd is. En wanneer gij het niet kunt, dan verzoek ik u de aantijgingen, door u gedaan tegen leraars en opzieners met de gemeenten, die bij hen zijn, zelf te kwalificeren. Geen uitvluchten! Het is niet genoeg, dat iemand of enkelen genoemd worden, die zich wellicht, soms uit vrees, wegens geopenbaarde losbandigheid bij sommigen, angstig hebben uitgedrukt. Zal uw beschuldiging iets gelden, dan moet bewezen worden, dat de Vereniging der Afgescheidenen een richting openbaart gelijk door u beschreven wordt. Uw woorden kunnen niet op sommigen toegepast worden, die behalve de eerst door u veroordeelde partij, en schijnbaar in een tegenovergesteld uiterste vervallen zijnde, ook van de grootste menigte der verenigde Afgescheiden Gemeenten zijn afgekeerd. Blijkbaar doelt gij op die verenigde meerderheid. Blijkbaar zoekt gij de heersende richting vdor te stellen bij hen, die zich houden aan de Fomulieren en aan de Kerkeordening van Dordrecht. Welnu, ik erken, dat zij, ziende hoe door enige verandering in de Kerkeordening van Dordrecht verwarring ontstaan was, zich zoveel mogelijk daaraan hebben verbonden; maar ik ontken, dat zij aan een woord, aan een letter, aan een tittel zijn blijven hangen, als ware het om de woorden en de wetten Gods te doen. Ik erken, dat zij zonder voorbehouding en volledig de Formulieren als uitdrukking van hun geloof houden; maar ik o-./tken, dat zij de schriftuurlijke waarheden nauwelijks erkend zouden hebben, waar zij niet in de formuherenmantel waren gehuld. Ik erken, dat zij Gods vrijmachtige verkiezing als de bron van alle genadegiften, als de enige oorzaak, die 'hen onderscheidt, als de troostgrond onder zwakheden, de aansporing tot godzaligheid en de bemoediging tegen de dood, belijden; maar ik ontken, dat men zich bijkans geërgerd heeft aan elke verdediging van het Evangelie, waarbij dit leerstuk niet weder aan de orde gesteld, of niet elke vorm en elke regel der contraremonstrantse taktiek in acht genomen en gevolgd werd". (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1957

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1957

De Banier | 8 Pagina's