Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlands

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlands

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Psalm 102, de verzen 26—28, lezen wij: „Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen; Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven, en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geëindigd worden". Voorwaar, wij leven in een wereld van gestadige veranderingen. Wat heden voor de hoogste wijsheid wordt verklaard, zien wij een kwart eeuw later al menigmaal als een grote dwaasheid beschouwd; wat thans als een voortreffelijk werk wordt aangemerkt, wordt straks als onuitvoerbaar veroordeeld; wat vandaag hooguit wordt geprezen, wordt kort nadien vaak al scherp afgekeurd. Er is gedurig gezegd, dat niets zo veranderlijk is dan een mens. En dit niet zonder gegronde redenen. In zijn leven verandert hij toch menigwerf reeds van inzicht, en dat niet alleen; in zijn stervensure verandert hij geheel van gedaante. Zijn heerlijkheid gaat dan ook die van de bloemen niet te boven, die bloeien en verwelken. Dit is zelfs het geval met de machtigste monarchen der aarde, die de kroon eenmaal van het hoofd zal vallen. Ja, wat verandert hier niet op aarde? Er is niets, dat hier op aarde zijn stand zal behouden. Daarom is het Woord des Heeren zo op zijn plaats: „Een wijze beroeme zich niet in zijn wijsheid, een rijke niet in zijn rijkdom". En wie zich op zijn hart verlaat, die verklaart het Woord des Heeren zeer terecht voor een dwaas. De mens moge al een plan beramen, doch wie waarborgt hem, dat hij het ook ten uitvoer zal brengen? Wie kan er ook verzekerd van zijn, dat hij te eniger tijd niet van inzicht verandert? Alles vloeit, alles verandert, zo is reeds door één der oude Griekse wijsgeren geconstateerd. Doch bij alle veranderingen en bij al het onzekere, dat het menselijk leven ons biedt, er is er toch Eén, Die niet verandert, bij Wie zelfs geen schaduw van ommekeer bestaat, Die altijd Dezelfde is en blijft. Op Wie een iegelijk mens zich met alle gerustheid kan verlaten, met Wie hij nooit bedrogen zal uitkomen. Zijn Naam is Jehova, Ik zal zijn. Die Ik zijn zal. Zijn Raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. Wie Hem in de weg van wedergeboorte en geloof in Christus Jezus tot zijn God, deel en lot mag hebben, die kan met David betuigen: „De Heere is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welke ik betrouw; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek"; terwijl de apostel Paoilus van de Heere getuigt, dat Hij hem een sterke vertroosting, het anker der ziel is, hetwelk zeker en vast is. Naar Hem, Wiens Woord vast en zeker is, verwijst ons de apostel Jakobus, als hij schrijft: „En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere. Die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden. Maar dat hij ze begere in geloof, niet twijfelende, want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, wie van de wind gedreven en op en neder geworpen wordt".

Doch buiten Hem en Zijn geopenbaard Woord is er niets, dat enige zekerheid biedt. Dit tonen ons wel de vele veranderingen, welke er in de loop der eeuwen hebben plaats gevonden en welke nog aan de orde van de dag zijn. Dit tonen ook de grote veranderingen, welke er in Rusland ten aanzien van de hoogst geplaatste regeringspersonen hebben plaats gevonden. Stalin, daarin eenmaal als een afgod verheerlijkt, is neergezet als een massamoordenaar. Molotof, Malenkof, Sjepilof en Kanagovitsj, eens in hoge ere, zijn allen van de aanzienlijke posten, die zij bekleed hebben, ontslagen. En nu weer is maarschak Zjoekof van zijn verheven zetel gestoten, en dat na betrekkelijk zeer korte tijd, dat hij daarop geplaatst was. Kort geleden toch was hem de hoge onderscheiding ten deel gevallen, dat hij tot lid van het zo invloedrijke presidium gekozen en tot minister van defensie benoemd was. En nu is ook hij de laan uitgezonden, ontslagen als hij is als minister van defensie. Daar werd wel een pleister op de wonde gelegd, in zoverre Chroestsjef verklaard heeft, dat hem een andere post zal worden toegewezen, doch welke deze zal zijn, is tot dusver door hem niet bekend gemaakt. Daarop moet maarschalk Zjoekof, die eenmaal als Ruslands grootste oorlogsheld gehuldigd is, nog steeds maar wachten. Over de redenen, welke tot het zo opzienbarende ontslag geleid hebben, tast men nog in het onzekere. Er zijn er, die het ontslag daarin zien gelegen, dat Chroestsgef zich door maarschalk Zjoekof in zijn positie bedreigd zag en hem daarom heeft laten ontslaan, nu hij de macht er toe had. Volgens berichten uit gewoonlijk betrouwbare bronnen heeft het Centrale Comité van de Russische communistische partij maarschalk Zjoekof ontslagen als minister van defensie onder beschuldiging, dat hij het leger van de partij wilde afscheiden. Hij zag het leger als de beslissende macht, welke door zijn tussenkomst de Sovjet-Unie had gered na de dood van StaUn in 1953. Dit moet dan Zjoekof als een ernstige fout door het centrale comité van de Russische communistische partij zijn aangerekend. Doch maarschalk Zjoekof moet dit niet zo inzien. Volgens een Parijs' blad moet hij tot op de dag van heden geweigerd hebben een verklaring te tekenen, waarin hij erkent fouten te hebben gemaakt. Dit zou dan ook de reden zijn, waarom nog geen l> eshssing is genomen omtrent de toekomstige positie van Zjoekof. Chroestsjef zou bereid zijn genoegen te nemen met een verklaring van niet ernstige fouten, indien Zjoekof deze verklaring in het openbaar zou willen afleggen. Doch de maarschalk moet daartoe niet bereid zijn.

Een correspondent van het Italiaanse communistische blad l'Unita berichtte nu uit Moskou, dat er door de Russische communistische partij — zonder te vermelden welke deze zullen zijn — sancties tegen Zjoekof getroffen zullen worden. Hoe het in deze ook zij en welke het verdere verloop van deze affaire ook moge zijn, valt niet met volstrekte zekerheid te zeggen; maar wel dit, dat in betrekkelijk korte tijd er gewichtige veranderingen in iemands leven kunnen plaats vinden en dat het rad van 's werelds fortuin snel draait, en dat degene wel zeer te beklagen valt, die niet anders heeft dan de eer der wereld, welke een mens eenmaal zeker zal ontvallen en hem menigmaal reeds in zijn leven ontvalt. Veranderingen, en geen geringe, zijn er ook voorgekomen in het Turks-Syrische geschil. Heeft het er enige tijd tenig veel van weg gehad, dat dit ernstige gevolgen zou kunnen hebben, zó zelfs, dat van Russische zijde verklaard werd, dat, indien het geschil niet op een bevredigende wijze werd opgelost, het het uitbreken van een derde wereldoorlog tengevolge zou kunnen hebben; zoals de zaken thans staan, schijnt heel het geval met een sisser af te lopen en is heel deze affaire niet veel anders geweest dan een storm in een glas water. Het is waar, dat er in de Algemene Vergadering van de Organisatie der Verenigde Naties vrij heftige debatten gevoerd zijn. Op een ouderwetse wijze zijn daarin wederzijdse beschuldigingen geuit, waarbij het niet ontbroken heeft aan wederzijdse verwijten. Vooral de Russische en Syrische gedelegeerden hebben zich daarin meesters betoond. Zij hebben op een vrij vinnige vwjze hun oude beschuldigingen herhaald, namelijk, dat op aanstoken van de Amerikaanse regering de Turkse haar troepen zou gelasten Syrië aan te vallen. Werd dit door de Turkse regering al op de meest stellige manier ontkend, het mocht niet baten. Het belette de Rusissche en Syrische regeringen niet om hun beschuldigingen steeds maar weer in het openbaar te herhalen. Zij hebben zelfs niet gerust alvorens hun grieven tegen de Amerikaanse en Turkse regeringen op de agenda van de Algemene Vergadering geplaatst waren en daarin in behandeling genomen werden, en daarin zelfs een resolutie ingediend, waarin werd voorgesteld, dat er een commissie benoemd zou worden, welke een onderzoek naar de toedracht der zaken in Turkije en Syrië zou instellen. Zij hadden daarbij begrijpelijk gehoopt, dat deze resolutie aangenomen zou worden. Doch zij zijn daarbij van een koude kermis thuisgekomen. Geen enkele gedelegeerde, zelfs niet één van de Afrikaans- Aziatische landen, heeft deze resolutie wdUen ondersteunen. Zo bleven zij dan in de kou staan. Wel werd er een andere resolutie namens verschillende gedelegeerden ingediend, waarin werd voorgesteld, dat de secretaris-generaal Hammarskjoeld zich naar Syrië en Turkije zou begeven om daar een onderzoek ' te stellen en daar bemiddelend zou o treden. Doch zoals het nu gesteld - schijnen geen van beide resoluties • stemming te zullen komen. De Russiscli Syrische niet en ook de andere niet. Wai de Russische betreft, is dit gemakk: te verstaan, want zij zou geen schijn varf kans gehad hebben om aangenomen te worden, daar alleen de Russische en Sv rische gedelegeerden en die van de Rn, sische vazalstaten hun stem er voor uit, gebracht zouden hebben. Wat niet te verwonderen is, want het lag er dik ven op, dat de Russisch-Syrische bëschuldigingen niet met de waarheid strookten, maar louter dienst moesten doen als propagandamiddel om do Amerikaanse en Turkse regeringen verdacht te maken en in een zwart daglicht te stellen. Of echter nu daarmede de beschuldigingen voorgoed van de baan zijn dient afgewacht te worden, want in deze kunnen er nog altijd veranderingen plaats vinden, gelet op de sterke antipathie, welke er in Rusland tegen Amerika bestaat, en de zucht van de Russische regering om deze ook bij andere volken op te wekken en te vestigen.

In het kort nog het navolgende. De Franse president Coty heeft Felix Gaillard, de minister van financiën in het vorige ministerie, opgedragen een ministerie te vormen. Deze heeft deze opdracht aanvaard. Hij zal dinsdag 5 november zich aan de Franse Kamer voorstellen en van haar de benodigde goedkeuring zien te verkrijgen. Zijn kans van slagen wordt in Frankrijk niet ongunstig beoordeeld, hetgeen echter nog weinig zegt. De kans van slagen werd voor Mollet ook niet ongunstig geacht, nochtans kon hij in de Kamer niet het nodige aantal stemmen bekomen. Gaillards kans wordt daarom gunstig geacht, dewijl de ministeriële crisis nu reeds meer dan een maand geduurd heeft en omdat hij als de jeugdige politicus — hij is 37 jaar — nog heel weinig persoonlijke vijanden heeft, Volgens Gaillard is het hard nodig, dat er aan de crisis een einde komt, dewijl deze Frankrijk reeds 200 miljard francs aan niet uitgevoerde besparingen en 100 miljoen dollars aan deviezenvlucht gekost heeft. Doch met dat al is nog allerminst zeker, dat Gaillard Frankrijks toekomstige minister-president zal worden. Veel zal er in deze van afhangen, hoe het door hem samengestelde kabinet et zal uitzien en met welk program hij zich in de Kamer zal aandienen. In Indonesië gaat het er thans meer dan barbaars tegenover de Nederlanders naar toe. Aanleiding daartoe waren de woorden, welke de Indonesische minister van buitenlandse zaken in de Algemene Vergadering van de Organisatie der Verenigde Naties sprak, toen hij dreigend zeide, dat voor het geval Indonesië geen voldoening zou verkrijgen inzake iNieuw-Guinea, zij andere middelen zou gebruiken. Uit deze woorden viel voor een goede verstaander op te merken, dal al werd het niet in zo vele bewoordingen gezegd, er allerlei gewelddaden gebruikt zouden worden en allerlei verfoeilijke maatregelen door de Indonesische regS' ring genomen of althans door haar goedgekeurd zouden worden. Zo werd hel ia Indonesië ook opgevat en daarmede werden allerlei scherp afkeurenswaardige daden door deze regering gesanctioneerd. Het loopt toch alle spuigaten uit on drijf' de spot met alle fatsoen, wat er thans u Indonesië is voorgevallen. De zogenaamde campagne voor de bevrijding van Nieuw-Guinea is er thans ingezet. In P" heel Indonesië is deze campagne begonnen. Te Djakarta waren maandagmorgeo 28 oktober de gevels van de kantoren van buitenlandse bedrijven bedekt w^' allerlei anti-Nederlandse slagzinnen, uitgevoerd in grote rode en zwarte letteis- Op de aan deze dag voorafgaande avond «lerden die slagzinnen geverfd op de etaijoeruiten in het winkelcentrum van de loofdstad, alsmede op de gevels van de jjederlandse hoofdkantoren van Philips, Je B.P-^^-' de scheepvaartmaatschapuijen en de Nederlandse drukkerijen. Ook de muren van de Amerikaanse Stanjjtd Vacuum Peti'oleum Maatschappij en jgt toegangshek tot de Austrahsche ambassade en het bijkantoor van de Australische handelscommissaris waren met yerf besmeurd. pe slagzinnen luiden: Verdrijft de Nederlanders uit West^Irian (Nieuw-Guijja). Draagt West-Irian onmiddellijk jygf, wacht niet tot het bloed van de jeugd het kookpunt heeft bereikt. De jeugd is bereid de wapens op te nemen (ji West-Irian te veroveren. Vervloekt de onderdrukker van West-Irian. Verovert West-Irian met alle beschikbare jiiddelen. Ook op een in het paleis van Soekarno gehouden jeugdbijeenkomst werd door Je jeugd verklaard: „De jeugd onderschrijft niet alleen de verklaring van politici, dat de betrekkingen met Nederland verbroken moeten worden, maar wil zelfs verder gaan en de oorlog aan Nederland verklaren". De eerste golf van de anti-Nederlandse campagne voor de bevrijding van westelijk Nieuw-Guinea — zo werd bekend gemaakt — is ten einde. Doch de tweede zal 10 november beginnen en nog een feller karakter dragen. Dit is wel in het bijzonder koren op de communistische molen. Een communistisch blad noemde de voorbereidingen voor de tweede actie de ineest belangrijke voor het Indonesische volk. Geen wonder, dat tal van Nederlanders in Indonesië de schrik om het hart geslagen is en in een paniekstemming verkeren. In afwachting van de verdere gebeurtenissen blijven de meeste Nederlanders op het ogenblik 's avonds thuis, achter gesloten en beschilderde ramen, terzij dagelijks slagzinnen als „dood aan de Nederlanders" Icunnen lezen. Het is wel heel erg, dat deze Nederlanders, die aan de gang van zaken betreffende Nieuw-Guinea niet de minste scbuld hebben, dit zo ergerlijke moeten ondervinden en daar weerloos tegenover staan. Zij zijn ook in het bijzonder de slachtoffers geworden van de zo onverantwoorde soevereiniteitsoverdracht van bidië aan Indonesië. Wat nu in Indonesië gebeurt en gebeurd is, was vóór de soevereiniteitsoverdracht klaar en duidehjk te zien. Alleen de regering en de haar steunende partijen wilden dit niet zien. Zij gedroegen zich als degenen, die ziende hlind en horende doof zijn. De hetze, welke tegen Nederland gevoerd werd, hestond toch ook al in de dagen vóór de soevereiniteitsoverdracht. Zij is voortgezet en duurt thans op een ontaarde wijze voort. Allerlei aangelegenheden ziju daarvoor aangegrepen. Eerst was het de aanwezigheid van een Nederlandse militaire missie, daarna de knellende Unieband, vervolgens de opheffing van de Haagse Ronde-Tafelovereenkomst, en nu weer de teviijding van Nieuw-Guinea. Het waren en zijn al zeer geschikte dingen voor Soekarno en de zijnen om de aandacht van het Indonesische volk af te leiden van de slechte gang van zaken in Indonesië, waarbij Nederland als de grote Mndebok de woestijn wordt ingestuurd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1957

De Banier | 8 Pagina's

Buitenlands

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1957

De Banier | 8 Pagina's