Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

wan.

Ds. van Velzen over de door Mr. Groen van Piinsterer gewraakte schoolboelcjes.

j het vervolg van zijn apologie (ver- «rschrift) tegen het door Mr. Groen an Prinsterer gestelde, gaat Ds. van 'elzen in op de te berde gebrachte ioolboekjes, waarvan door Groen de : lirijver niet vermeld wordt. Ook toont e betreffende passage uit Groens ge- Wt duidelijk aan, dat Groen het beeffende schoolboekje zelf niet in hanen had gehad. Deze passage toch luidt; Ja, indien ik wel onderricht ben, uil oorliefde te dezen opzichte, heeft men oor schoolboekjes gezorgd, waarin deze erborgenheid der Heilige Schrift in de aleidoscoop van een aantal leeslesjes ertoond wordt". ii zijn antwoord hierop begint Ds. van 'elzen er allereerst op te wdjzen, dat er lechts twee scholen bestonden, welke an Christelijk Afgescheiden Gemeenm uitgingen, namelijk te Amsterdam en 9 's Hertogenbosch. Voorts deelde hij lede, dat er, zover hem bekend was, i twee plaatsen enige schoolboekjes in ak gegeven waren. Eén er van, meen- '* liij> dat het door Groen bedoelde lekje was. Dit boekje was volgens Ds. sn Velzen vervaardigd door iemand, ae vroeger bij de oprichting van de cnool te Amsterdam tot onderwijzer ^ aangesteld, maar die de Afgeschei- *''^° na< Jerhand verlaten had. Toen de- P onderwijzer dit boekje vervaardigd en het reeds afgedrukt was, verzocht 'i daarop de kerkelijke goedkeuring, als- "* of het op de betreffende school locht ingevoerd worden. De kerkeraad «noemde naar aanleiding van dit veroek een commissie, om het aangebo- M boekje te onderzoeken. In het ver- % dat door deze commissie na enige ld werd uitgebracht, werd onder meer opgemerkt, dat in het onderzochte boekje vele fouten voorkwamen, waardoor sommige punten, de leer betreffende, kwahjk worden voorgesteld. De commissie noemde haar aanmerkingen en gaf tenslotte als haar gevoelen te kennen, dat de invoering van dit boekje niet doelmatig was, dewijl het vraagboekje van Hellenbroek, genaamd: „Voorbeeld der Goddelijke Waarheden", dat volledig en beproefd was, reeds aan het doel, om de kinderen tot kennis der Goddelijke waarheden te brengen, veel beter beantwoordde. De kerkeraad verenigde zich vrijwel eenparig met dit oordeel der com-missie, zodat dit boekje werd afgekeiud. Ds. van Velzen, die wij nu even zelf aan het woord zullen laten, vervolgde hierop: „Zoveel mij bekend is, heeft geen kerkeraad dit boekje ingevoerd. Is het evenwel door een boekverkopersspeculatie en tegen de afkeuring in, gedebiteerd, dit mag toch niet aan, de Afgescheiden Gemeente geweten worden. En toch wordt de invoering van dat boekske aan de meerderheid der Afgescheidenen ten laste gelegd. Is dit edelmoedig? " Ds. van Velzen gaat dan voorts in op Groens opmerking, waarvan wij hierboven reeds gewag maakten, namelijk dat hij over het bestaan van het bewuste boekje onderricht was. Ds. van Velzen merkt dienaangaande op: „Ik mag daaruit veronderstellen, dat gij uit uzelf nooit zulk een klacht zoudt ingebracht hebben. Dit lenigt de smart, die ik daarover gevoel. Anderen derhalve hebben u, tot bezwaar der Gemeente, die bijzonderheid verhaald; en dit kan mij niet ver­ wonderen, die menigmaal scheve voorstellingen heb vernomen, waardoor men in verachting zocht te brengen die aan de Gereformeerde Geloofsbelijdenis en Kerkinürichting vasthielden. Niet alleen zijn door onafgescheidenen, maar ook door sommigen, die weder van de Afgescheiden Gemeente zijn afgekeerd, vele hatelijkheden verbreid. Treurige blijken zijn daarvan in het tijdschrift „De Reformatie", 1840, in de Aanmerkingen op een verslag van de Synode der Afgescheiden Gereformeerde Gemeente van datzelfde jaar, en in enige andere geschriften, gegeven. De verdraaiing van zaken, daarin voorkomende, was zó groot, dat geen wederlegging nodig geacht werd. Ieder, die met enig doorzicht is begaafd en opmerkzaamheid gebruikt, kan licht de laster ontdekken. Terwijl wij echter zodanige handelwijze dikwijls ondervonden hebben, dacht ik. toch nooit, dat de pen van Mr. Groen van Prinsterer zich zou lenen om, zander genoegzame grond, als daadzaken te vermelden hetgeen de Gemeente tot smaad verstrekt. Ik mag vorderen, wanneer de Afgescheidenen naar berichten worden beoordeeld, dat deze niet worden opgeschreven ter gedachtenis, zo lang zij niet onderzocht en toch tot smaad zijn; dat ook op de geloofwaardigheid van de berichtgevers worde acht geslagen; en bijaldien zij, uit één of andere oorzaak, tegen de Gemeente gekant, of daarmede niet verenigd, wellicht zelfs met de kerkelijke tucht behandeld zijn, dan moet zulker getuigenis ten nadele te meer verdacht wezen. Altoos kon een getuigenis, waar­ van de waarheid nog bhjken moest, geen grond van veroordeling opleveren. Hetgeen door u is aangevoerd om de Afgescheidenen te beschuldiging van overdrijving van de kracht en waarde der Symbohsche Schriften, en van inconsequentie in dit opzicht, is, denk ik, genoegzaam wederlegd. Wie hierin met kennis van zaken wü oordelen, onderzoeke zelf nauwkeurig de toestand der Afgescheidenen en leze de schriften, die in den beginne der Afscheiding zijn uitgekomen. De verdenking van overdrijving of inconsequentie zal dan verdwijnen". Tot zover Ds. van Velzen over hetgeen door Groen te berde was gebracht in zijn geschrift „Het Recht der Hervormde Gezindheid" in zake het overdreven gebruik van de symbohsche geschriften door de Afgescheidenen en met name van het leerstuk der uitverkiezing, ook in schoolboekjes.

Groen heeft in een brief, welke te vinden is in het tweede deel van zijn „Verspreide Geschriften", te beginnen op bladzijde 121, Ds. van Velzen uitvoerig van antwoord gediend. Om ons te bepalen tot het leerstuk der predestinatie, zij er op gewezen, dat Groen in deze brief verklaart, dat hij niet tegen leerstellig onderwijs was, ook niet tegen het gebruik van de Hijbel op de school, evenmin tegen dat van de Catechismus op de school en zelfs niet tegen het vermelden van het leerstuk der verkiezing ook aan kinderen. Uit het vervolg blijkt echter, dat Groen te dezer zake al heel gauw iets afkeurde. Zo beriep hij zich üi zijn brief op een boekje voor kinderen van Ds. de Cock, waarin stond, dat Jezus in de wereld kwam om alleen Zijn volk zalig te maken van hun zonden. Dit nu ging Groen reeds te ver en hij verklaarde te verlangen boekjes zoals die van De Liefde, van Beets, van Looman en van Schaberg. De volgende maal zullen wij D.V. op één en ander nader ingaan. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1957

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1957

De Banier | 8 Pagina's