Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Binnenlandse Zaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Binnenlandse Zaken

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II. Vervolg van de rede van Ir van Dis

In het vervolg van zijn rede besprak Ir. van Dis onder meer de in juni l.I. plaats gehad 'hebbende processie te Vught en de benoeming van staatkundig gereformeerden tot burgemeester. Over beide onderwe^)en waren door de Kamerleden der S.G.P. in het Voorlopig Verslag operkingen gemaakt en wagen gesteld, eDce in de Memorie van Antwoord beantwoord waren. at het houden der genoemde processie betreft, zij ter nadere toelichting verb a n o p meld, dat een rooms-katholiek dagblad, namehjk „het Huisgezin", in het nummer van 13 juni 1.1. aankondigde, dat bij goed weer op donderdagavond 20 juni de grote „H. Sacramentsprocessie" vanuit de St. Petruskerk om half acht naar park 'Reeburg zou trekken langs het postkantoor en door de Van der Schuerenlaan. De aanvang der processie zou worden aangekondigd door het luiden van de klokken van de St. Lambertustoren, welke eigendom is van de gemeente Vught. In genoemd blad werd voorts aan de bevolking van Vught verzocht zich langs de processieweg t© scharen en te wachten tot de gehele stoet voorbij zou zijn, om dan ordelijk aan te sluiten. Het altaar, zo vermeldde het blad verder, was in het Reeburg (park) hoog geplaatst, zodat de ruimte van het park goed benut kon worden. De stoet zou als volgt zijn samengesteld: 1. militairen; 2. processiekruis; 3. jeugdcentrale koor; 4. sportverenigingen; 5. jeugdverenigingen; 6. de gilden; 7. kerkkoor H. Paulus; 8. meisjescongregaties; 9. vrouwehjke religieuzen; 10. misdienaarsgroep; 11. kerkkoor (Euch. hart); 12. priesters; 13. vendelzwaaier; 14. 'wierookdragers; 15. Allerheiligste (dienstdoende geestelijkheid, baldakijnaragers, hooxdmaniien en koiiiiigen der gilden); 16. wereldlijke overheid; 17. kerkbesturen; 18. erewachten e.d.; 19. kerkkoor (St. Petrus); 20. mannelijke religieuzen; 21. kerkelijke jongenskoren; 22. H. familie; 23. bijzondere raad Vincentiusvereniging; 24. vereniging Stille Omgang; 25. kerkkoor (O. L. Vrouw); 26. St. Adelbertvereniging; 27. middenstandsvereniging; 28. werkende middenstand en St. Christoffel; 29. boerenbond; 30. Kath. Arbeiders Beweging; 31. A.R.- K.A. (ambtenaren); 32. r.'k. tuinbouwvereniging; 33. harmonie Kunst en Vriendschap.

De deelnemende verenigingen werd voorts verzocht haar vaandels en vlaggen en zo mogelijk ook bloemstukken mee te dragen, welke zouden dienen tot versiering van het rustaltaar. In „Het Huisgezin" van vrijdag 21 juni werd vervolgens een verslag gegeven van de plaats gehad hebbende processie, waarin werd vermeld, dat deze voor de eerste maal van de St. Petruskerk naar het Reeburgpark trok, waar de avondmis werd opgedragen.

Tot hier toe de feiten zoals ze zich hebben voorgedaan. Nu moet men weten, dat volgens de grondwet openbare godsdienstoefeningen buiten de gebouwen en besloten plaatsen aUeen gehouden mogen worden daar waar deze in 1848 toegelaten waren. In zulke gevallen kan het houden van processies niet verboden worden. Naar artikel 36 der Ned. Geref. Geloofsbelijdenis zou de overheid het houden van alle processies moeten verbieden, maar de overheid van ons land heeft, evenals alle staatkundige partijen, behalve de S.G.P., met dit beginsel uit artikel 36 finaal gebroken. Zij zou het niet in toepassing willen brengen. De overheid is echter wel gebonden aan de grondwet. Bij ede heeft zij zich verplicht zich aan deze wet te houden.

Wordt er dus ergens een processie in het land gehouden waar dit in 1848 niet plaats vond, dan hebben de overheid en haar organen niet slechts het recht, maar de plicht om proces-verbaal op t© maken en degenen, die voor het houden der processie verantvi'oordelijk zijn, te straffen. Dit is echter bij de processie in Vught niet gebeurd, niettegenstaande de processie, waarover het hier gaat, op 20 juni 1.1. voor het eerst gehouden werd. Vóór 1848 vond deze processie, van de Petruskerk naar het Reeburgpark, dus niet plaats. Er is dan ook alle reden voor om te betwijfelen of het gemeentebestuur van Vught er het recht toe had om de gevraagde toestemming te verlenen. Volgens mededelingen, verstrekt aan de S.G.P.-Kamerfractie, zouden zelfs hoge r.k. autoriteiten hieromtrent niet zeker geweest zijn. Na deze inleiding moge thans het tweede of laatst© gedeelte der rede volgen:

Mijnheer de Voorzitter! Het volgende onderwerp, dat ik wens te bespreken, heeft betrekking op datgene, wat in het Voorlopig Verslag onder de verspreide 'opmerkingen voorkomt. Ik bedoel de volgende passage: „Enkele leden waren van oordeel, dat door het college van burgemeester en wethouders der gemeente Vught in strijd is gehandeld met de grondwet, zowel door het toestaan van het houden van een sacramentsprocessie als door het daaraan deelnemen op 20 juni j.l. Dat hierbij in strijd is gehandeld met de grondwet was deze leden gebleken uit het feit, dat dez© processie voor de eerste maal te Vught plaats vond. Indien hun zienswijze juist ware, adhtten zij het de plicht der regering om het gemeentebestuur van Vught over deze grondwetsschending te onderhouden, en te bevorderen, dat geen hcrhahng plaats heeft".

Mijnheer de Voorzitter! Dat de hier aangeduide processie voor het eerst werd gehouden, werd door de

rooms-kathoUeke pers

zelf medegedeeld. Zo stond in d© pro- •vinciale Noord-Brabantse courant „Het Huisgezin" d.d. 21 juni 1957 te lezen: „Begunstigd door buitengewoon goed weer trok gisteravond voor de eerste maal om half acht van de St. Petruskerk de grote H. Sacramentsprocessie uit naar het Reeburgpark". Hieruit blijkt. Mijnheer de Voorzitter, toch wel zeer duidelijk, dat voorheen 'n dergelijke processie naar het Reeburg­

park nooit

heeft plaats gehad. Dit kon ook niet, want wat nu het Reeburgpark heet, was vóór 1945 particulier eigendom, o.a. van de families Van Tets, Swan© enz. Eerst na de oorlog werd de buitenplaats Reeburg aan de gemeente Vught verkocht, die het tot een openbaar park bestemde. De hier bedoelde processie, gevolgd door een openbare godsdienstoefening ia het openbare park Reeburg, had alzo op 20 juni 1957 voor de eerste maal plaats. Het hgt dus voor de hand hieruit de conclusie te trekken, dat deze

processie

plaats vond in strijd met de grondwet, daar volgens de grondwet processies alleen gehouden mogen worden waar zij vóór 1848 naar de wetten en reglementen waren toegelaten. Nu heeft de minister in de Memorie van Antwoord het volgende geantwoord: „Naar aanleiding van de opmerkingen van enkele leden met betrekking tot een in de gemeente Vught gehouden processie moge de ondergetekende er op wijzen, dat blijkens verkregen inlichtingen het houden van processies in deze gemeente reeds lang gebruikelijk is. Mede omdat het oordeel over de vraag of een processie in strijd is met de grondwet in eerst© instantie toekomt aan de officier van justitie, bestaat er voor de ondergetekende geen aanleiding zich te dezer zake tot het gemeentebestuur van Vught t© richten".

Dit antwoord. Mijnheer de Voorzitter, kan ons niet bevredigen. Het gaat hier toch om een processie, welke voor de

eerste maal

gehouden werd. Dit werd door een dagblad, niet van protestantse, maar van rooms-katholieke zijde, vermeld. Van een blad, dat reeds zijn 186ste jaargang beleeft, dus lang vóór 1848 bestond en dus weten kan wat er in Vught vóór en na 1848 ter zake van processies plaats vond. Bovendien, als deze processie naar het Reeburgpark reeds lang gebruikelijk was, waarom heeft het comité dan

vergunning

voor het houden van deze processie bij het gemeentebestuur aangevraagd, zoals Mr. Kruse, die aan de voorbereidingen voor dez© processie heeft deelgenomen, medegedeeld heeft aan een verslaggever van „Het Huisgezin" van 30 oktober 1.1.? Het komt ons dan ook, ondanks het antwoord van de minister, voor, dat het hier wel degelijk om een processie gaat, welke vóór 1848 niet gehouden werd en dus in

strijd was met de Grondwet,

zodat het gemeentebestuur van Vught, namelijk het college van burgemeester en • > wethouders, door voor deze processie vergunning te verlenen en door daaraan dee^ t© nemen, hiermede in strijd met de wet gehandeld heeft. Tenslotte, Mijnheer de Voorzitter, nog enkele opmerkingen over de

burgemeestersbenoemingen,

waarover in het Voorlopig Verslag enkele passages voorkomen. Het is niet tegen te spreken, dat er, gelet op het aantal stemmen, dat de Staatkundig Gereformeerde Partij bij verkiezingen behaalt, te weinig burgemeesters van staatkundig gereformeerde richting zijn. Door de benoeming van een burgemeester van Meliskerke, waarvoor vidj de minister

erkentelijk

zijn, zijn er in het hele land zegge twee. Nu geven wij direkt toe, dat alleen geschikte personen voor het burgemeestersambt in aanmerking kunnen komen. Die geschiktheid bestaat echter niet alleen in een grote mate van theoretische en praktische kennis, al versmaden wij dit niet, doch in tal van andere factoren. De persoonlijkheid, de godsdienstige ligging, de manier van optreden ook tegen de eenvoudige burger, zijn hierbij van groot belang. Bovendien komt een burgemeester soms voor zeer

moeilijke beslissingen

te staan, zoals in de bezettingstijd en tijdens de watersnoodramp van 1953. In dergelijke gevallen, waarin men soms plotsehng voor het nemen van beslissingen wordt gesteld, hangt zeer veel af van de persoon van de burgemeester. Wat de godsdienstige zijde betreft, is het voor een gemeente van groot gewicht, of zij een burgemeester krijgt, die met God en Zijn Woord te rade gaat of niet. Het heeft ons dan ook teleiu-gesteld, dat de minister in Rijssen,

waar de gemeenteraad voor bijna de helft uit leden der S.G.P. bestaat, niet een kandidaat van deze richting heeft benoemd, waar er toch wel één was, die in het godsdienstig klimaat van Rijssen zeer wel op zijn plaats zou zijn geweest en die bovendien in de gemeentelijke administratie theoretisch en praktisch de nodige bekwaamheid bezit. De benoeming heeft echter plaats gehad en is niet meer ongedaan te maken. Wij dringen er daarom ten sterkste bij de minister op aan, dat voor de benoeming van een burgemeester in de gemeenten Wijk en Aalburg en Veen, waar de staatkundig gereformeerde bevolkingsgroep ook sterk vertegenwoordigd is, ditmaal zijn keus op een kandidaat van staatkundig gereformeerde richting zal vallen.

In zijn beantwoording der onderscheidene sprekers richtte de minister zich ook tot Ir. van Dis. Ten aanzien van diens opmerkingen betreffende het beknotten van de gemeentelijke zelfstandigheid inzake het ontnemen van het recht van gemeentebesturen om het voetballen op zondag te verbieden, kon de minister niet anders doen dan dit toegeven. Het vloeide voort uit de Zondagswet, en dit, zo verklaarde hij, kon bezwaarlijk thans in algemene zin aan de orde komen. Daarmede blijft het feit echter bestaan, dat de gemeentebesturen ook op dit punt al sterk gekortwiekt zijn. Betreffende de te Vug'ht gehouden processie merkt© de minister op, dat de verschillende processies tot één samengevoegd waren. Het houden van processies > in verschillende parochies van de gemeents» was al sedert onheuglijke tijden gebruikelijk. Voorts greep hij aan wat het christelijk-historische Kamerlid de heer Beernink bij interruptie zeide, namelijk dat hier sprake is van een concentratie. Nu is het echter wel zeer opmerkelijk, dat één dergenen, die aan de voorbereiding dezer processie heeft deelgenomen, namelijk Mr. P. Kruse te Vught, hoofdambtenaar ter Griffie van het Provinciaal Bestuur van Noord-Brabant, in ©en interview tegenover een speciale verslaggever van „Het Huisgezin" een verklaring heeft afgelegd, welke hierop neerkomt, dat het helemaal niet zeker is of er vóór 1848 te Vught een processie gehouden werd. Hij achtte dit waarschijrir lijk, maar dit is wel zeer vaag.

Dat voorts het comité, waarvan Mr. Kruse deel uitmaakte, toestemming voor het houden dezer processie aan het Vughtse gemeentebestuur aanvroeg, bewijst wel, dat ook dit comité er niet zeker van was of de te houden processie krachtens de grondwet wel geoorloofd was. Indien dit toch zo vast stond als de minister het in zijn antwoord deed voorkomen', dan had men die toestemming niet behoeven te vragen. Het gemeentebestuur heeft de toestemming verleend, doch dit is nog helemaal geen bewijs, dat de onderhavige processie volgens de grondwet geoorloofd was. Bij deze kwestie is echter wel weer zonneklaar gebleken, dat als de Kamerleden der S.G.P. tegen de afgodische processies opkomen, zij in de Kamer geheel alleen staan. Niet één der A.R. of C.H. Kamerleden steunde hen, integendeel, door één hunner werd de zijde van de minister, in dit geval de rooms-katholieke minister van Binnenlandse Zaken, gekozen, in plaats van om een nader onderzoek te vragen, wat toch alleszins redelijk zou zijn geweest.

Bij de replieken ging Ir. van Dit op ^^ antwoord van de minister in. Hij deed dit in de navolgende

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1957

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Binnenlandse Zaken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1957

De Banier | 8 Pagina's